ECLI:NL:RBROT:2017:9138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
C/10/530765 / HA ZA 17-675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot tenuitvoerlegging vonnis na naamswijziging en omzetting van rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, [eiser, gedaagde in verzet], had zich verzet tegen een verstekvonnis van 24 mei 2017, waarin Nationaal Grondbezit B.V. was veroordeeld in de proceskosten. De eiser betwistte de bevoegdheid van Nationaal Grondbezit B.V. om het vonnis ten uitvoer te leggen, omdat de rechtspersoon in de loop der jaren van naam en rechtsvorm was veranderd. De rechtbank oordeelde dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis was blijven bestaan bij de rechtspersoon, ondanks de naamswijzigingen en omzettingen. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over rechtsverwerking, misbruik van bevoegdheid en verjaring van de rente. De rechtbank concludeerde dat Nationaal Grondbezit B.V. gerechtigd was om het vonnis ten uitvoer te leggen en dat de vorderingen van de eiser moesten worden afgewezen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de eiser, met uitzondering van de kosten die voortvloeiden uit het niet verschijnen van Nationaal Grondbezit B.V. bij de eerste zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/530765 / HA ZA 17-675
Vonnis in verzet van 15 november 2017
in de zaak van
[eiser, gedaagde in verzet],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.M. Engelen te Velp Nb,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATIONAAL GRONDBEZIT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. E. van der Hoeden te Amstelveen.
Partijen zullen hierna [eiser, gedaagde in verzet] en Nationaal Grondbezit B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2017
  • de betekening van het verstekvonnis op 2 juni 2017
  • de dagvaarding in verzet van 29 juni 2017 met producties
  • de oproepbrief van de griffier van 26 juli 2017 voor een mondelinge behandeling
  • de brief van de griffier van 29 augustus 2017 met zittingsagenda
  • de reactie op vraagpunten voor comparitie van Nationaal Grondbezit B.V.
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 september 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser, gedaagde in verzet] en zijn toenmalige echtgenote [echtgenote van eiser] huurden van Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit de woning aan de Karperdaal 169 te ’s-Gravenhage.
2.2.
Bij verstekvonnis van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 4 augustus 1999 zijn [eiser, gedaagde in verzet] en [echtgenote van eiser] veroordeeld - onder meer - tot betaling aan Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit van een bedrag van NLG 49.958,96 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 1999 tot aan de dag van de voldoening, alsmede een bedrag van NLG 1.995,28 voor iedere maand, gedurende welke zij het gehuurde na 31 juli 1999 in bezit zullen houden.
2.3.
Het vonnis is [eiser, gedaagde in verzet] en [echtgenote van eiser] in persoon betekend op 12 augustus 1999. De ontruiming heeft plaatsgevonden op 27 september 1999.
2.4.
In 2001 is [eiser, gedaagde in verzet] in staat van faillissement verklaard. Bij brief van 9 augustus 2001 heeft de curator in dit faillissement aan Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit bericht dat haar vordering ad NLG 51.397,58 op de lijst van voorlopig erkende concurrente crediteuren is geplaatst. Het faillissement van [eiser, gedaagde in verzet] is bij beschikking van de rechtbank van 31 juli 2002 opgeheven bij gebrek aan baten.
2.5.
Bij notariële akte van statutenwijziging van 27 september 2002 is de naam van Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit gewijzigd in Nationaal Grondbezit N.V.
2.6.
Bij notariële akte van statutenwijziging/omzetting van 29 augustus 2003 is Nationaal Grondbezit N.V. omgezet in Nationaal Grondbezit B.V.
2.7.
Op 24 juli 2009 heeft Nationaal Grondbezit B.V. Van der Hoeden Mulder gerechtsdeurwaarders (hierna: incassogemachtigde) per e-mail opdracht gegeven het door [eiser, gedaagde in verzet] verschuldigde te incasseren.
2.8.
Bij brief van 20 januari 2010 heeft de incassogemachtigde [eiser, gedaagde in verzet] geschreven:
“(…) Inzake Nationaal Grondbezit B.V. Karperdaal 169 ’s-Gravenhage
In bovengenoemde zaak resteert er conform het vonnis d.d. 04.08.1999 nog € 43.860,32. Wij sommeren u voornoemd bedrag binnen 10 (tien) dagen na heden aan ons kantoor te voldoen danwel ons binnen de gestelde termijn te berichten omtrent de betaling (…)”.
2.9.
Op 24 januari 2010 heeft [eiser, gedaagde in verzet] telefonisch contact opgenomen met de incassogemachtigde en een afbetalingsregeling van € 50,00 per maand voorgesteld.
2.10.
Op 27 april 2010 heeft [eiser, gedaagde in verzet] aan de incassogemachtigde geschreven dat hij voor hetzelfde openstaande bedrag tevens aan een deurwaarderskantoor in Enschede betaalt.
2.11.
Op 29 april 2010 heeft de incassogemachtigde aan [eiser, gedaagde in verzet] geschreven dat die betaling de woning aan de Twentsestraat 47 in Deventer betreft, die in 2007 is ontruimd en in het bezit is/was van Neerlands Grondbezit, niet Nationaal Grondbezit.
2.12.
Bij brief van 10 mei 2010 heeft [eiser, gedaagde in verzet] geschreven dat hij hierover contact zal opnemen met het andere deurwaarderskantoor.
2.13.
Bij brief van 17 mei 2010 heeft de incassogemachtigde aan [eiser, gedaagde in verzet] geschreven de toegezegde € 150,- niet te hebben ontvangen. Hij gaat akkoord met de betalingsregeling, indien deze redelijk blijkt op basis van door [eiser, gedaagde in verzet] te verstrekken inkomsten en uitgavenspecificaties.
2.14.
Bij brief van 27 november 2010 heeft de incassogemachtigde [eiser, gedaagde in verzet] er aan herinnerd hem loonstroken of andere inkomstenspecificaties toe te sturen.
2.15.
Bij brief van 31 oktober 2013 is door de incassogemachtigde aan [eiser, gedaagde in verzet] een formulier gezonden om zijn actuele vermogenspositie op te geven, met verzoek dit ingevuld terug te sturen. Dit verzoek is herhaald bij brief van 8 november 201, waar kopieën van het verstekvonnis en de betekening van het vonnis zijn bijgevoegd.
2.16.
Bij brief van 17 november 2013 heeft [eiser, gedaagde in verzet] aan de incassogemachtigde geschreven tot aan januari 2010 niet op de hoogte geweest te zijn van een huurachterstand. Hij heeft verzocht hem de daarop betrekking hebbende stukken toe te sturen.
Dit verzoek heeft [eiser, gedaagde in verzet] herhaald bij brieven van 28 november 2013 en 13 december 2013.
2.17.
Bij brief van 16 december 2013 heeft de incassogemachtigde aan [eiser, gedaagde in verzet] een specificatie van de vordering toegestuurd.
2.18.
[eiser, gedaagde in verzet] heeft in de periode van 26 mei 2010 tot en met 30 december 2013 € 2.300,00 betaald.
2.19.
Op 3 januari 2014 heeft mr. Engelen de incassogemachtigde verzocht hem het volledige dossier toe te sturen. Voorts heeft hij gesteld dat de incassogemachtigde niet bevoegd is om namens Nationaal Grondbezit B.V. de executie van het vonnis op te pakken.
2.20.
Bij brief van 31 oktober 2014 heeft de incassogemachtigde kopieën van uittreksels uit het Handelsregister betreffende de Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit, Nationaal Grondbezit N.V. en Nationaal Grondbezit B.V. aan mr. Engelen doen toekomen.
2.21.
Tussen 7 november 2014 en 24 februari 2017 zijn brieven en een e-mail uitgewisseld door mr. Engelen en de incassogemachtigde.

3.Het geschil

3.1.
[eiser, gedaagde in verzet] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primairNationaal Grondbezit B.V. onbevoegd zal verklaren om tot (verdere) incassomaatregelen uit hoofde van het onder r.o. 2.1 bedoelde vonnis over te gaan,
subsidiairNationaal Grondbezit B.V. zal gebieden om jegens [eiser, gedaagde in verzet] met onmiddellijke ingang te stoppen met het uitvoeren van (verdere) incassomaatregelen uit hoofde van het onder r.o. 2.1 bedoelde vonnis,
meer subsidiairenige beslissing zal nemen die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van Nationaal Grondbezit B.V. in de proceskosten.
3.2.
Aan de vorderingen wordt ten grondslag gelegd:
( i) Nationaal Grondbezit B.V. is niet bevoegd om het vonnis ten uitvoer te leggen, nu niet is gebleken dat het vonnis rechtsgeldig is overgenomen door Nationaal Grondbezit B.V.;
(ii) [eiser, gedaagde in verzet] beroept zich op rechtsverwerking; het vonnis heeft meer dan 10 jaar op de plank gelegen; ook de gerechtsdeurwaarder heeft de zaak keer op keer op de lange baan geschoven; er is sprake van een buitensporig lang tijdsverloop; bij [eiser, gedaagde in verzet] is het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken, dan wel dat de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken; van de schuldeiser had voortvarendheid mogen worden verwacht bij het invorderen van de schulden; aan het nalaten van de schuldenaar is te wijten dat de rente tot astronomische proporties is opgelopen;
(iii) [eiser, gedaagde in verzet] beroept zich op misbruik van bevoegdheid tot tenuitvoerlegging; [eiser, gedaagde in verzet] betrekt hierbij het buitensporig tijdsverloop; [eiser, gedaagde in verzet] wist niets van de in 1999 gevoerde procedure; de incassogemachtigde had het dossier totaal niet op orde;
(iv) [eiser, gedaagde in verzet] beroept zich op verjaring van de rente;
( v) [eiser, gedaagde in verzet] beroept zich op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid.
3.3.
Bij het verstekvonnis van 24 mei 2017 is de primaire vordering van [eiser, gedaagde in verzet] integraal toegewezen en is Nationaal Grondbezit B.V. veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser, gedaagde in verzet] tot de dag van de uitspraak begroot op € 390,10 aan verschotten en € 452,00 aan salaris advocaat.
3.4.
Nationaal Grondbezit B.V. vordert in het verzet - nadat de naamswijziging van Nationaal Grondbezit B.V. aan [eiser, gedaagde in verzet] zal zijn betekend - dat [eiser, gedaagde in verzet] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen wordt verklaard, althans dat die vorderingen hem worden ontzegd, met veroordeling van [eiser, gedaagde in verzet] in de proceskosten.
3.5.
Nationaal Grondbezit B.V. voert gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Nationaal Grondbezit B.V. in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
(i) bevoegdheid Nationaal Grondbezit B.V. tot tenuitvoerlegging
4.2.
Het vonnis van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 4 augustus 1999 is gewezen tussen Koninklijke N.V Nationaal Grondbezit enerzijds, [eiser, gedaagde in verzet] en [echtgenote van eiser] anderzijds.
Koninklijke N.V. Nationaal Grondbezit is op 27 september 2002 van naam veranderd. De nieuwe naam luidde: Nationaal Grondbezit N.V. Vervolgens is Nationaal Grondbezit N.V. op 29 augustus 2003 omgezet van een NV in een BV.
Art. 2:18 lid 8 BW bepaalt dat omzetting het bestaan van de rechtspersoon niet beëindigt.
De rechtspersoon die zich omzet behoudt zijn identiteit, bestaat voort in een andere rechtsvorm. De rechtspersoonlijkheid zelf wordt gecontinueerd. Van een overgang van het vermogen onder algemene titel is geen sprake.
De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis is gebleven bij één rechtspersoon (die vanaf 2002 is geheten Nationaal Grondbezit N.V. en vanaf 2003 is omgezet in een BV). In het onderhavige geval is geen sprake van een verkrijgende rechtspersoon (vgl. de Prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 30 oktober 2010; ECLI:NL:HR:2015:3197).
Nationaal Grondbezit B.V. is derhalve bevoegd het vonnis ten uitvoer te leggen.
(ii) rechtsverwerking
4.3.
Uitgangspunt is dat van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (HR 7 juni 1991, NJ 1991, 708). Voor het aannemen van rechtsverwerking is volgens vaste jurisprudentie enkel stilzitten, ook gedurende geruime tijd, niet voldoende. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (zie o.a. HR 24 april 1998, NJ 1998, 621).
De eerste incassohandeling betreft de betekening van het vonnis van 4 augustus 1999 door de deurwaarder op 12 augustus 1999. In 2001 is [eiser, gedaagde in verzet] in staat van faillissement verklaard. Door de curator is de vordering op de lijst van voorlopig erkende concurrente crediteuren geplaatst. In de periode na het faillissement, dat in 2002 is opgeheven bij gebrek aan baten, was er tijdelijk geen verhaal mogelijk. Vanaf januari 2010 zijn er weer pogingen in het werk gesteld het verschuldigde te incasseren.
Dat het 7 tot 8 jaar heeft geduurd voor [eiser, gedaagde in verzet] wederom werd aangesproken, is in dat licht onvoldoende om van rechtsverwerking te kunnen spreken. Dit beroep wordt verworpen.
(iii) misbruik van bevoegdheid
4.4.
Uit het door [eiser, gedaagde in verzet] gestelde is niet komen vast te staan dat Nationaal Grondbezit B.V. misbruik zou hebben gemaakt van haar bevoegdheid om het vonnis te doen tenuitvoerleggen. Dit beroep wordt eveneens verworpen.
(iv) verjaring rente
4.5.
De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging verjaart volgens de regel van artikel 3:324 lid 1 BW door verloop van 20 jaar. Lid 4 van dat artikel bepaalt dat, voor wat betreft renten, de verjaring, behoudens stuiting of verlenging, niet later intreedt dan de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling.
De verjaring is (telkens) gestuit door betekening van het vonnis op 12 augustus 1999, door de schriftelijke aanmaning van 20 januari 2010 en de betalingen die [eiser, gedaagde in verzet] in de periode van 26 mei 2010 tot en met 30 december 2013 heeft gedaan ter aflossing van zijn schuld aan Nationaal Grondbezit B.V. Een beroep op verjaring is vergeefs voorgesteld.
(v) derogerende werking van redelijkheid en billijkheid
4.6.
Uit de vaststaande feiten blijkt dat Nationaal Grondbezit B.V. steeds pogingen in het werk heeft gesteld om de vordering te incasseren. Zij is daarin bemoeilijkt doordat [eiser, gedaagde in verzet] in 2001 in staat van faillissement werd verklaard. Gelet hierop is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat Nationaal Grondbezit B.V. thans nog voldoening van [eiser, gedaagde in verzet] verlangt.
4.7.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eiser, gedaagde in verzet] zullen alsnog worden afgewezen.
4.8.
[eiser, gedaagde in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van Nationaal Grondbezit B.V. komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat Nationaal Grondbezit B.V. in eerste instantie niet is verschenen. De door [eiser, gedaagde in verzet] te vergoeden kosten aan de zijde van Nationaal Grondbezit B.V. worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat €
452,00(1 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.070,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 24 mei 2017 onder zaaknummer / rolnummer C/10/525609 / HA ZA 17-406 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt Nationaal Grondbezit B.V. in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [eiser, gedaagde in verzet] begroot op € 99,44 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
5.4.
veroordeelt [eiser, gedaagde in verzet] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van Nationaal Grondbezit B.V. tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Nationaal Grondbezit B.V. tot op heden begroot op € 1.070,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.L. Tan en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 128