In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de korpschef van politie. Eiser was per 1 juli 2016 als functievolger geplaatst in de functie van Bedrijfsvoeringspecialist A, een beslissing die hij aanvecht. Eiser stelt dat zijn taakgebied Projectmanagement is en niet Generieke Beleidsondersteuning, zoals de verweerder meent. Hij betoogt dat hij in een andere functie geplaatst had moeten worden, namelijk in het team Politieprofessie. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat de keuze van verweerder voor Generieke Beleidsondersteuning als taakgebied niet onhoudbaar is. De rechtbank overweegt dat de werkzaamheden van eiser een hoofdzakelijk beleidsmatig en ondersteunend karakter hadden, wat de keuze van de korpschef rechtvaardigt.
Het proces begon met een besluit van 10 juni 2016, waarin eiser werd geplaatst in de functie Bedrijfsvoeringspecialist A. Dit besluit werd later door de korpschef bevestigd na een bezwaarprocedure. Eiser heeft zijn bezwaren tegen deze plaatsing ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de functievergelijking en het plaatsingsproces correct zijn uitgevoerd. De rechtbank wijst erop dat de intentieverklaring van de sectorhoofden niet van invloed is op de formele plaatsing van eiser, aangezien zijn functie formeel niet is gewijzigd.
De rechtbank concludeert dat de korpschef op goede gronden heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.