ECLI:NL:RBROT:2017:8849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
ROT 17/582
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de plaatsing als functievolger in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Wijkteamchef, en de korpschef van politie. De eiser was per 1 juli 2016 als functievolger geplaatst in de functie van Operationeel Expert GGP, een beslissing die hij aanvecht. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van de korpschef, dat zijn bezwaar tegen de plaatsing ongegrond verklaarde. De rechtbank stelt vast dat de plaatsing van eiser in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012 heeft plaatsgevonden volgens de geldende regels en afspraken. Eiser betoogt dat hij nog steeds leidinggevende taken vervult en dat hij in aanmerking zou moeten komen voor de functie van Teamchef B, maar de rechtbank oordeelt dat de functievergelijking correct is uitgevoerd en dat de korpschef op goede gronden heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 17/582

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2017 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,

en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigden: mr. R.M. Arts en mr. N.J. Mathura.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per 1 juli 2016 als functievolger geplaatst in de functie Operationeel Expert GGP.
Bij besluit van 11 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Eiser is verschenen, vergezeld door B.P. Buis. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Aan de orde is de plaatsing van eiser in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012 als bedoeld in artikel 55ia, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en artikel 1, aanhef en onder p van de Regeling landelijk sociaal statuut (LSS) (de reorganisatie).
1.2.
Eisers korpsfunctie was Wijkteamchef. In het kader van de reorganisatie heeft verweerder bij besluit van 1 december 2015 de oorspronkelijke functie van eiser als bedoeld in artikel 1a van de Regeling met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld als Operationeel Expert GGP.
1.3
Verweerder heeft bij brief van 1 december 2015 het voornemen kenbaar gemaakt eiser aan te wijzen als functievolger en hem te plaatsen in de functie van Operationeel Expert GGP (schaal 9), [eenheid] met plaats van tewerkstelling [plaats 1]. Eiser heeft tegen het voornemen geen bedenkingen geuit. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden als weergegeven onder het procesverloop.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie van 1 januari 2017, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat sprake was van een uitwisselbare of vergelijkbare functie zodat eiser via de plaatsingsregels als functievolger is geplaatst.
2.1
Op grond van artikel 55lb, eerste lid, van het Barp wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
2.2
In het overleg tussen de minister van Justitie, de korpschef, de vakbonden en de Centrale ondernemingsraad over de thans aan de orde zijnde reorganisatie zijn rechtspositionele uitvoeringsafspraken gemaakt. Deze zijn opgesomd in het zogeheten ‘Moederdocument’ (www.reorganisatie-politie.nl). Tot deze afspraken behoren
de Functievergelijking reorganisatie Politiewet 2012 en de Werkwijze Werk naar Team (WNT). Hierin is beschreven de wijze waarop functievergelijking in de reorganisatie plaats zal vinden. Afgesproken is dat er een zogenaamde ‘van werk naar team tabel’ wordt vastgesteld en dat er een commissie is die de korpschef - desgevraagd - adviseert of een functie als vergelijkbaar of uitwisselbaar kan worden aangemerkt. Als wordt vastgesteld dat de functie van een medewerker vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie die terugkeert in de nieuwe organisatie, dan wordt die medewerker als functievolger op die functie geplaatst. De functievergelijking vindt als volgt plaats:
  • het vertrekpunt bij de functievergelijking is de uitgangspositie van de medewerker. Deze wordt bepaald door de hem per 1 januari 2012 toegekende LFNP-functie (art. 1a LSS). (De rechtbank begrijpt: de zogeheten ‘oorspronkelijke functie’ als bedoeld in dit artikel, meestal zijnde de LFNP-functie; hierna: LFNP-functie). Dit in samenhang met het samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie. Voor de meeste medewerkers is dit de oude korpsfunctie op 31 december 2011;
  • op basis van het samenstel van opgedragen werkzaamheden vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie wordt bepaald in welk taakgebied/werkveld de medewerker werkzaamheden zijn opgedragen;
  • aan de hand daarvan wordt bepaald in welk team in de nieuwe formatie dit taakgebied/werkveld terugkeert. Het resultaat daarvan wordt weergegeven in de zogenoemde ‘van werk naar team’-tabellen;
  • vervolgens wordt vastgesteld of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het desbetreffend team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst;
  • bij de beoordeling of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het betreffende team worden werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten buiten beschouwing gelaten.
  • als de LFNP-functie van de medewerker niet voorkomt in de formatie van het betreffende team, wordt gekeken of het samenstel van opgedragen werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie in de formatie van het team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst. Voor deze laatste vergelijking bestaat een commissie (Commissie Functievergelijking) die de korpschef hierover adviseert.
  • Medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie worden alle geplaatst als functievolger, ongeacht de formatieruimte voor die functie.
3. Eiser heeft zijn algemeen geformuleerde beroepsgronden – hij verwijt verweerder onder meer een gebrek aan ‘fair play’ - ter zitting toegelicht. De rechtbank begrijpt deze gronden aldus dat eiser zich niet kan verenigen met de destijds gemaakte LFNP-match, dat eiser stelt nog steeds feitelijk leidinggevende te zijn en dat de functie Teamchef B - in welke functie volgens hem ten onrechte niet is voorzien in [plaats 2] – dan wel de functie Operationeel Specialist B, beide gewaardeerd op schaal 10, voor hem passend zijn. Dit betoog faalt.
3.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de door verweerder gemaakte functievergelijking heeft plaatsgevonden langs de lijnen van de hiervoor in rechtsoverweging 2.2 weergegeven uitvoeringsafspraken en dat de uitkomst daarvan in dat licht op zich juist is. Eiser kan zich echter om de hierboven weergegeven redenen desondanks niet vinden in het eindresultaat.
3.2
Voor een beoordeling van hetgeen eiser heeft aangevoerd over de onjuiste LFNP-match van zijn functie van Wijkteamchef en dat hij in het domein Leiding thuis hoort, is in deze procedure geen plaats. De LFNP-matching betreft immers een afzonderlijke procedure. In die procedure is bij uitspraak met zaaknummer ROT 14/5726 van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015 onherroepelijk beslist. Daarin is geoordeeld dat in het domein Leiding die functies vallen die (in de volle omvang) eindverantwoordelijkheid dragen en is vastgesteld dat die volle eindverantwoordelijkheid niet bij de functie van eiser ligt. Overigens blijkt uit de functiebeschrijving van Operationeel Expert GGP dat daarin taken met leidinggevende aspecten zijn verdisconteerd in de vorm van operationele sturing en organisatorische coördinatie. Gelet hierop kan de rechtbank de stelling van eiser dat hij nog steeds leidinggevende taken vervult dan ook goed plaatsen.
3.3
Ook de stelling van eiser dat in de eenheid [plaats 1] (alsnog) in de functie van Teamchef B dient te worden voorzien valt buiten het kader van deze procedure. Leidend in deze procedure is immers de thans geldende formatie. Verweerder heeft in dat verband ter zitting toegelicht dat de functie van Teamchef B in [plaats 1] enkel via een nieuwe, kleinere, reorganisatie gerealiseerd kan worden. Indien daar binnen de eenheid [plaats 1] behoefte aan bestaat kan dat in fase 2 van de reorganisatie aan de orde komen.
3.4
Tot slot sluit eiser niet uit dat de bevindingen van de Onderzoekscommissie COR Politie (de commissie Ruys) van belang zouden kunnen zijn voor deze zaak. Hij heeft dan ook de rechtbank verzocht om de publicatie daarvan af te wachten. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, nu er geen concrete aanwijzingen zijn dat het functioneren van de COR in het algemeen van invloed is geweest op het plaatsingsbesluit van eiser.
4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiser op goede gronden per 1 juli 2016 als functievolger geplaatst in de functie Operationeel Expert GGP.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, en mr. M. Munsterman en mr. Y.E. Schuurmans, leden, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017, en is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. M. Munsterman.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.