ECLI:NL:RBROT:2017:8844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
ROT 17/456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsing van een ambtenaar in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012

In deze zaak gaat het om de herplaatsing van eiser, een ambtenaar bij de politie, in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012. Eiser was werkzaam als Wijkteamchef en werd per 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat in de functie van Operationeel Specialist B. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze herplaatsing, omdat hij van mening is dat hij als functievolger voor de functie Operationeel Specialist C had moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpsfunctie van eiser niet vergelijkbaar of uitwisselbaar is met de functie van Operationeel Specialist C, en dat de herplaatsing in de functie van Operationeel Specialist B terecht is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat de formele formatie leidend is bij de beoordeling van de beschikbaarheid van functies, en dat de feitelijke situatie niet kan afdoen aan de geldende regels. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 17/456

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2017 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. W.J. Dammingh,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigden: mr. R.M. Arts en mr. N.J. Mathura.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en per diezelfde datum herplaatst in de functie Operationeel Specialist B, eenheid [eenheid] met plaats van tewerkstelling [plaats] .
Bij besluit van 14 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak (ROT 17/4265) van 16 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening van eiser afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Aan de orde is de (her)plaatsing van eiser in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012 als bedoeld in artikel 55ia, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en artikel 1, aanhef en onder p van de Regeling landelijk sociaal statuut politie (LSS) (de reorganisatie).
1.2
Eisers korpsfunctie was Wijkteamchef (schaal 10) bij team [naam 2] met taakgebied Gebiedsgebonden Politiezorg. In het kader van de reorganisatie heeft verweerder bij besluit van 1 december 2015 de oorspronkelijke functie van eiser als bedoeld in artikel 1a van de LSS met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld als Operationeel Specialist B (schaal 10). Dit is (ook) de LFNP-functie van eiser.
1.3
Verweerder heeft bij brief van 1 december 2015 het voornemen kenbaar gemaakt eiser aan te wijzen als herplaatsingskandidaat en hem vervolgens te plaatsen in de functie van Operationeel Specialist B. Eiser heeft hiertegen zijn bedenkingen geuit. Deze zijn door verweerder voorgelegd aan de plaatsingsadviescommissie (PAC) als bedoeld in artikel 5 LSS. De PAC heeft geadviseerd de plaatsing te handhaven conform het voorgenomen besluit en verweerder heeft overeenkomstig dit advies besloten.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie van 2 december 2016, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser niet kan worden aangemerkt als functievolger. Daarnaast is eiser volgens verweerder terecht horizontaal herplaatst in de functie van Operationeel Specialist B in de formatie van de eenheid [eenheid] met als plaats van tewerkstelling [plaats] , omdat -kort gezegd- horizontale of +1 plaatsing binnen het eigen team Maas-Rotte niet mogelijk was. Indien een horizontale plaatsing in een ander team mogelijk is, is een +1 plaatsing in een ander team niet aan de orde, aldus verweerder.
2.1
Op grond van artikel 55lb, eerste lid, van het Barp wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
2.2
In het overleg tussen de minister van Justitie, de korpschef, de vakbonden en de Centrale ondernemingsraad over de thans aan de orde zijnde reorganisatie zijn rechtspositionele uitvoeringsafspraken gemaakt. Deze zijn opgesomd in het zogeheten ‘Moederdocument’ (www.reorganisatie-politie.nl). Tot deze afspraken behoren
de Functievergelijking reorganisatie Politiewet 2012 en de Werkwijze Werk naar Team (WNT). Hierin is beschreven de wijze waarop functievergelijking in de reorganisatie plaats zal vinden. Afgesproken is dat er een zogenaamde ‘van werk naar team tabel’ wordt vastgesteld en dat er een commissie is die de korpschef - desgevraagd - adviseert of een functie als vergelijkbaar of uitwisselbaar kan worden aangemerkt. Als wordt vastgesteld dat de functie van een medewerker vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie die terugkeert in de nieuwe organisatie, dan wordt die medewerker als functievolger op die functie geplaatst. De functievergelijking vindt als volgt plaats:
  • het vertrekpunt bij de functievergelijking is de uitgangspositie van de medewerker. Deze wordt bepaald door de hem per 1 januari 2012 toegekende LFNP-functie (art. 1a LSS). (De rechtbank begrijpt: de zogeheten ‘oorspronkelijke functie’ als bedoeld in dit artikel, meestal zijnde de LFNP-functie; hierna: LFNP-functie). Dit in samenhang met het samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie. Voor de meeste medewerkers is dit de oude korpsfunctie op 31 december 2011;
  • op basis van het samenstel van opgedragen werkzaamheden vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie wordt bepaald in welk taakgebied/werkveld de medewerker werkzaamheden zijn opgedragen;
  • aan de hand daarvan wordt bepaald in welk team in de nieuwe formatie dit taakgebied/werkveld terugkeert. Het resultaat daarvan wordt weergegeven in de zogenoemde ‘van werk naar team’-tabellen;
  • vervolgens wordt vastgesteld of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het desbetreffend team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst;
  • bij de beoordeling of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het betreffende team worden werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten buiten beschouwing gelaten.
  • als de LFNP-functie van de medewerker niet voorkomt in de formatie van het betreffende team, wordt gekeken of het samenstel van opgedragen werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie in de formatie van het team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst. Voor deze laatste vergelijking bestaat een commissie (Commissie Functievergelijking) die de korpschef hierover adviseert.
  • Medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie worden alle geplaatst als functievolger, ongeacht de formatieruimte voor die functie.
Indien een functievolger bij de in 2015/2016 gehouden belangstellingsregistratie een voorkeur voor een andere functie heeft opgegeven, is plaatsing daarop mogelijk indien aan vier cumulatieve voorwaarden is voldaan. De functie moet passend zijn in de zin van artikel 55lb, derde lid, van het Barp en het moet gaan om een functie met dezelfde schaal (horizontale plaatsing). Voorts mag er door het vertrek van de functievolger geen onderbezetting ontstaan op de functie in het team waar deze als gevolg van de functievergelijking is terecht is gekomen. Tenslotte dient er op de gewenste functie nog formatieruimte te zijn.
2.3
In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat als herplaatsingskandidaat wordt aangewezen:
 Een medewerker met een samenstel van opgedragen werkzaamheden in een taakgebied/
werkveld dat niet terugkeert in het nieuwe korps;
(…)
Een medewerker met een LFNP-functie, waarvan de functie niet terugkeert in de formatie voor het team in de nieuwe formatie waarin het taakgebied/werkveld terugkeert;
(…)
2.4
In artikel 8, derde lid, van het LSS is bepaald dat indien uit het concept-personeelsplaatsingsplan blijkt dat er in de nieuwe organisatie onvervulde functies zijn, vervolgens wordt bezien of de herplaatsingskandidaten daarop kunnen worden geplaatst. De volgorde van plaatsing voor herplaatsingskandidaten geschiedt dan met inachtneming van het volgende:
de functie is passend voor betrokkene;
een horizontale plaatsing gaat vóór een verticale plaatsing;
een verticaal positieve plaatsing gaat voor een verticaal negatieve plaatsing;
bij een horizontale of een verticale positieve plaatsing is, indien de functie voor meerdere ambtenaren passend is, de geschiktheid van de ambtenaar bepalend, bij gelijke geschiktheid gaat de ambtenaar met het hoogste aantal jaren in politiedienst voor de ambtenaar met een lager aantal jaren in politiedienst.
2.5
Op grond van het Hoofdlijnenakkoord geldt voor de te overwegen herplaatsingsmogelijkheden onverkort de eis dat de functie passend moet zijn als bedoeld in het BARP. De concretisering is als volgt:
• Als het team horizontale herplaatsingsmogelijkheden heeft, dan hebben deze de voorkeur boven horizontale mogelijkheden in andere teams;
• Zijn in het team geen horizontale herplaatsingsmogelijkheden beschikbaar, maar wel herplaatsingsmogelijkheden één schaalniveau hoger of lager, dan hebben deze de voorkeur boven horizontale herplaatsingsmogelijkheden in andere teams. Dit geldt met dien verstande dat wanneer voor een herplaatsingskandidaat in andere teams horizontale herplaatsingsmogelijkheden beschikbaar zijn, een herplaatsingsmogelijkheid één schaalniveau lager in het team waarin het taakgebied terugkeert alleen kan worden geadviseerd als de herplaatsingskandidaat daarmee instemt. Voorts is bij een herplaatsingsmogelijkheid één schaalniveau hoger artikel 7a van de (gewijzigde) Regeling LSS onveranderd van toepassing (herplaatsingskandidaat motiveert schriftelijk diens belangstelling en stelt gegevens ter beschikking);
• Is dan nog geen herplaatsingsmogelijkheid gevonden, dan verloopt de verdere herplaatsingsprocedure volgens de regels van de (gewijzigde) Regeling LSS (huidig lid 2).
• Voor deze aanvulling geldt dat horizontale herplaatsingen mogen leiden tot (grotere) overbezetting in (functies in) een team. Dit is mogelijk tot een mate die om redenen van financiën en/of bedrijfsvoering in redelijkheid kan worden aanvaard, mede gezien een realistische verwachting over uitstroom uit (betreffende functies in) het team.
2.6
Op grond van artikel 55v van het Barp kan, indien de toepassing van hoofdstuk VII.b (Voorzieningen bij reorganisaties) of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat, het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, afwijken van dit hoofdstuk of van de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk.
functievolger
3. Eiser betoogt primair dat hij ten onrechte niet is aangemerkt als functievolger voor de LFNP-functie Operationeel Specialist C (schaal 11) binnen het team [naam 2] . Hij stelt dat sprake is van een onjuiste functievergelijking nu niet zijn korpsfunctie Wijkteamchef is vergeleken met de functies van Operationeel Specialist B en C, maar de functies onderling.
3.1
Wat betreft het primaire betoog is met name in geschil de vraag of bij de functievergelijking de juiste functies met elkaar zijn vergeleken. Verweerder heeft zich, mede op grond van het advies van 20 oktober 2014 van de commissie functievergelijking (CFV), op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden vastgelegd in de uitgangspositie voor overgang naar het LFNP voor wat betreft het domein en de kern van het vakgebied en de kern van de functie niet vergelijkbaar of uitwisselbaar zijn met de functie van Operationeel Specialist C. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. De korpsfunctie is wel door verweerder vergeleken met de functies Operationeel Specialist B en C. Zoals ter zitting is toegelicht was dit aanvankelijk wat ongelukkig geformuleerd, maar nader toegelicht in het verweerschrift in bezwaar. Verweerder heeft zich op grond van de gemaakte vergelijking op het standpunt kunnen stellen dat de korpsfunctie van de Wijkteamchef in de kern substantieel beheersmatig leidinggeven aan medewerkers van een wijkteam inhoudt, terwijl daar bij de Operationeel Specialist C geen sprake van is en het accent bij die functie ligt op de beleidsontwikkeling en concretisering.
3.2
Nu eiser niet als functievolger kon worden geplaatst heeft verweerder eiser terecht als herplaatsingskandidaat aangewezen.
herplaatsing
4. Eiser betoogt subsidiair dat hij als herplaatsingskandidaat verticaal binnen het team [naam 2] op de functie van Operationeel Specialist C dient te worden geplaatst. Volgens hem is ten onrechte alleen gekeken naar de formele situatie en niet naar de feitelijke situatie. Eiser stelt dat vanaf het begin duidelijk was dat de functievolger die geplaatst was in de functie Operationeel Specialist C op een andere plek in de organisatie nodig was en ook naar die plek is overgegaan en de functie feitelijk nooit is vervuld. Dit betoog faalt.
4.1
De rechtbank acht aannemelijk, op basis van het door verweerder overgelegde bezettingsoverzicht en een selectie van het formatieplan, dat op het moment van de nulmeting op 30 juni 2016 geen formatieve ruimte beschikbaar was voor de door eiser gewenste functie. Dat de feitelijke situatie in team [naam 2] anders was omdat de betreffende medewerker in de praktijk elders werkzaam was, kan hieraan niet af doen. Leidend bij het vaststellen van de formatieve ruimte is immers de op het moment van de nulmeting geldende formele formatie. Die nulmeting biedt de zekerheid dat functievolgers definitief kunnen worden geplaatst, waarna in fase 2 het team opnieuw kan worden opgebouwd. Verweerder heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat eiser enkel in aanmerking zou kunnen komen voor de functie Operationeel Specialist C door in fase 2 van de reorganisatie te solliciteren op een vacature voor deze functie.
5. Het beroep op de hardheidsclausule laat de rechtbank buiten beschouwing bij de beoordeling van het beroep, omdat deze grond in strijd met de goede procesorde voor het eerst ter zitting naar voren is gebracht.
6. Geconcludeerd kan worden dat verweerder eiser terecht als herplaatsingskandidaat heeft aangewezen en op goede gronden per 1 juli 2016 heeft geplaatst in de functie van functie Operationeel Specialist B, eenheid [eenheid] met plaats van tewerkstelling [plaats] .
7. Dat eiser voornoemde plaatsing heeft geweigerd en hij inmiddels beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar waarin een tweede aanbod tot plaatsing als Operationeel Specialist B Intelligence, [eenheid II] met als plaats van tewerkstelling [plaats] is gehandhaafd, staat in deze procedure niet ter beoordeling.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, en mr. M. Munsterman en mr. Y.E. Schuurmans, leden, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017, en is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. M. Munsterman.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.