ECLI:NL:RBROT:2017:882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
C/10/508159 / HA RK 16-683
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Turks vonnis tot herroeping van adoptie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoeker, de vader van de dochter, verzocht om erkenning van een Turks vonnis. Dit Turks vonnis herroept een eerder vonnis dat toestemming verleende voor de adoptie van de dochter door de stiefvader. De dochter, geboren op 6 april 1995, is het resultaat van het huwelijk tussen verzoeker en zijn ex-echtgenote. Na de scheiding in 1999 is de dochter opgevoed door haar moeder en haar stiefvader, die in Turkije een adoptieprocedure heeft gestart. Het eerste Turkse vonnis, dat adoptie toestond, werd op 28 april 2014 uitgesproken, maar werd op 9 december 2015 herroepen door een tweede Turks vonnis, dat door verzoeker werd aangevochten.

De rechtbank heeft de procedure en de relevante Turkse wetgeving bestudeerd. De dochter heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, stellende dat het eerste Turkse vonnis onherroepelijk is en dat verzoeker misbruik maakt van procesrecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Turkse rechter zijn rechtsmacht ontleende aan de Turkse nationaliteit van alle betrokkenen en dat de herroeping van het eerste vonnis onder de Turkse wet mogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot erkenning van het tweede Turkse vonnis toewijsbaar is, omdat het niet in strijd is met de Nederlandse rechtsorde en voldoet aan de voorwaarden van artikel 431 Rv.

De rechtbank heeft het verzoek tot erkenning van het tweede Turkse vonnis toegewezen, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/508159 / HA RK 16-683
Beschikking van 1 februari 2017
in de zaak van
[vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. H. Durdu,
tegen
[stiefvader],
wonende te [woonplaats] ,
gerekwesteerde,
niet verschenen,
en met als belanghebbende
[dochter],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. D. Küçükünal-Abotay,
ter zitting bijgestaan door mr. R. Küçükünal.
Partijen zullen hierna (mede) verzoeker, [stiefvader] en de dochter worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • de overgelegde producties
  • het verweerschrift van de dochter
  • de mondelinge behandeling op 12 januari 2017.

2.De feiten

2.1.
De dochter is geboren op 6 april 1995 uit een huwelijk tussen verzoeker en diens toenmalige echtgenote (hierna ook te noemen: de moeder). Verzoeker en diens echtgenote zijn in 1999 van echt gescheiden.
2.2.
[stiefvader] (geboren op 10 juni 1979) is de huidige echtgenoot van de moeder en daarmee de stiefvader van de dochter. De dochter is grotendeels opgevoed in het gezin van haar moeder en [stiefvader] .
2.3.
[stiefvader] heeft (blijkens een overgelegde Nederlandse vertaling) in Turkije een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt voor verkrijging van toestemming tot (meerderjarigen) adoptie van de dochter. In die kwestie heeft de burgerlijke rechtbank in eerste aanleg te Sarayköy (familiekamer) bij vonnis van 28 april 2014 (met zaak-vonnisnummer “
2013/272” en zaaknummer “
2014/172,”hierna ook te noemen: het eerste Turkse vonnis) aan [stiefvader] toestemming verleend voor de adoptie van de dochter.
2.4.
Het eerste Turkse vonnis gaat vergezeld van (in vertaling) een “
Verklaring van onherroepelijkwording” waarbij vermeld staat:

Dit door onze rechtbank d.d. 28-04-2014 gewezen vonnis is op 09-09-2014 betekend. Hierbij bevestig ik dat dit vonnis d.d. 23-09-2014 in kracht van gewijsde is gegaan door ‘Onherroepelijkwording nadat door partijen geen beroep is aangetekend.’ 12-02-2015
2.5.
De burgerlijke rechtbank in eerste aanleg te Sarayköy (familiekamer) heeft (eveneens blijkens een overgelegde vertaling) bij besluit van 9 december 2015 (met rekestnummer “
2015/52” en besluitnummer “
2015/473,”hierna ook te noemen: het tweede Turkse vonnis) het eerste Turkse vonnis herroepen. In het tweede Turkse vonnis, met [vader] als eiser en [dochter] en [stiefvader] als gedaagden, en met daarin ook een (na te melden) rol van de Turkse hoofdofficier van justitie, staat onder meer (in vertaling):

OVERWEGENDE:
Gemachtigde van eiser heeft in zijn/haar verzoekschrift het volgende samengevat; dat de gedaagde [stiefvader] bij de genomen beschikking door de Burgerlijke Rechtbank in eerste Aanleg te Sarayköy, onder rekest nr. 2013/272 en besluit nr. 2014/172, de dochter van zijn cliënt de andere gedaagde [dochter] heeft geadopteerd, dat deze beschikking op formele vlakken veel onjuistheden bevat, dat het leeftijdsverschil tussen de geadopteerde en de adoptie ouder minder dan achttien levensjaren bevat, dat volgens art. 308/1 van het Turks Burgerlijk Wetboek het minimum leeftijdsverschil tussen de geadopteerde en adoptieouder achttien levensjaren moet zijn, dat de geboortedatum van [stiefvader] 10/06/1979 is, en de geadopteerde [dochter] geboren is op 06/04/1995, dat de gedaagde Ali 15 jaar en 10 maanden ouder is dan de gedaagde Ayşe en ondanks dit gegeven een formele fout is gemaakt en tot adoptie is besloten,[…]

De hoofdofficier van Justitie van het Gerechtshof te Sarayköy heeft in zijn dagvaarding op d.d. 20.08.2015 en rekest nr. 2015/ 406 en rol nr. 2015/2 gesteld;[…]
Dat de geadopteerde [dochter] is geboren op 06/04/1995 en de adoptie ouder [stiefvader] geboren is op 10/06/1979. Dat in art. 308 van het Turks Burgerlijk Wet de Wet onder nr. 4721 de voorwaarde wordt gesteld dat, “tussen de adoptie ouder en de geadopteerde moet minstens 18 levensjaren zitten”. En gezien dat de geadopteerde enkel 15 jaar jonger is dan de adoptie ouder en dat men in de ons rechtbank genomen beschikking aan de voorwaarde die gesteld is in art. 308 van Het Turks Burgerlijk Wetboek aan voorbij is gegaan. Dat deze onjuistheid door de Directoraat van de Afdeling Burgerlijke Zaken te district Sarayköy op d.d.
17/02/2015 met een brief onder kenmerknummer 89373111.85 aan de Hoofdofficier van Justitie is verzonden en vanaf die datum de juridische onjuistheid aan het licht is gekomen. Dat er in art. 308 van het Turks Burgerlijk Wetboek ook wordt gesteld dat indien er naast de gebreken die aanwezig
zijn ten aanzien van een adoptie ook sprake is van een beperking dat er dan door de Hoofdofficier van Justitie zelf of door andere belanghebbenden het verzoek kan worden ingediend om een adoptie te herroepen. Volgens art. 319 van diezelfde wet kan in samenhang met dit gegeven een jaar nadat men over de gronden van het herroepen van een adoptie te weten is gekomen en deze gronden na een termijn van vijf jaar nadat het vermeende adoptie is gerealiseerd komt te vervallen, het geen
wordt ook door onze rechtbank in overweging genomen en waarbij van ons rechtbank door middel van de bovengenoemde dagvaarding wordt verzocht om voor de goede maatschappelijke orde het adoptie ouder- kind relatie te verbreken en de adoptie te herroepen.”
[…]

REDENEN;
Na de gehouden zitting, de vergaarde bewijzen, het dossier in zijn geheel is bestudeerd is geconcludeerd dat de procedure volgens het Turkse Burgerlijk Wetboek een verzoekschriftprocedure betreft om het juridisch besloten adoptie te herroepen.
Na het bestuderen van het dossier is gebleken; dat de eiser een verzoekschrift op d.d. 12/02/2015 aan de rechter bij onze rechtbank heeft verzonden en daarin heeft verzocht; dat er in de zaak met rekest - 2013/272 en beschikkingsnummer 2014/172 welk door onze rechtbank is genomen de gedaagde [dochter] door de andere gedaagde [stiefvader] is geadopteerd, dat deze beschikking door onze rechtbank is genomen, dat het genomen besluit tegenstrijdig is met de artikelen die in het Turks Burgerlijk Wetboek zijn opgenomen, dat aan de hand van deze gronden het
genomen rechterlijk besluit aangaande de adoptie herroept moet worden en dit de gronden waren om deze procedure op te starten.
Tijdens de zitting die door ons rechtbank is gehouden is de in het verzoekschrift door eiser genoemde informatie en documentatie van de betreffende instanties opgevraagd. Wederom is het dossier die door de Hoofdofficier van Justitie van de Burgerlijke Rechtbank In Eerste Aanleg te Sarayköy is ingebracht die ook identiek is aan de eis van de eiser samengevoegd aan ons dossier gevoegd. Na het bestuderen van al de genoemde documentatie is geconcludeerd; dat aan de
voorwaarden die zijn gesteld in de wetten van het Turks Burgerlijk Wetboek aangaande de adoptie niet in zijn geheel zijn voldaan. Dat indien niet voldoende aan de gestelde eisen zijn voldaan bij een adoptie dat dan sprake is tegenstrijdigheden met de wet en dat dit niet bevorderlijk is voor een goede maatschappelijke orde. Wederom is in overweging genomen om de door ons rechtbank afgegeven besluit tot adoptie te herroepen. Er is in deze procedure die door eiser en de door de Hoofdofficier van Justitie van de Burgerlijke Rechtbank In Eerste Aanleg te Sarayköy aanhangig is gemaakt met de rol onder Rekest 2015/406 en met de dagvaarding 2015/2 het besloten tot toekenning van het verzoek en is het besluit als hieronder gevormd.
BESLUIT;
In de door eiser ingediend verzoek die is samengevoegd met ons rekest - 2015/324
en besluitnummer 2015/300 vergezeld met de door de Hoofdofficier van Justitie bij de Rechtbank Burgerlijke Zaken In Eerste Aanleg te Sarayköy onder Rekest - 2015/406 en dagvaardingsnummer.2015/2 tot
TOEKENNING VAN HET VERZOEK;
Het besluit van ons Rechtbank welk is genomen met rekestnummer 2013/272 en
besluitnummer 2014/172 aangaande de adoptie van [dochter] door [stiefvader] te herroepen.”
[…]
Het tweede Turkse vonnis gaat vergezeld van (in vertaling) een “akte kracht van gewijsde waarbij vermeld staat:
“D
eze beschikking die is genomen door onze rechtbank op d.d. 09/12/2015, welk is betekend op 25/02/2016 en met de stelling ‘Doordat partijen niet in appèl gaan wordt het besluit bekrachtigd’ wordt hierbij bekrachtigd dat deze beschikking op 11/03/2016 in kracht van gewijsde is gegaan.04.04.2016.

3.Het verzoek, het verweer en de beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot erkenning van het tweede Turkse vonnis, waarbij het eerste Turkse vonnis, strekkende tot verlening van toestemming voor adoptie van de dochter door [stiefvader] , is herroepen (de rechtbank tekent in dit verband aan dat in de vertaalde versie van de Turkse uitspraken ook wel wordt gerept van een “besluit” in plaats van een “vonnis.” Tussen partijen is echter niet in geding dat beide Turkse uitspraken als het equivalent mogen worden beschouwd van een Nederlands vonnis).
3.2.
Bevoegd tot kennisneming van dit verzoek is de Nederlandse rechter die bevoegd is tot kennisneming van procedures ter zake van adoptie. Dat is de rechtbank.
3.3.
Het verweer van de dochter strekt tot afwijzing van het verzoek. Volgens de dochter is het eerste Turkse vonnis onherroepelijk en maakt verzoeker misbruik van procesrecht door het onderhavige verzoek in te dienen. De dochter wijst er op dat zij thans bij de Nederlandse burgerlijke stand geregistreerd staat met als achternaam [naam stiefvader] en niet meer met de achternaam [naam vader] . De dochter acht het zeer bezwaarlijk indien dit teruggedraaid zou moeten worden. De dochter wijst er op dat [stiefvader] , als haar stiefvader, altijd voor haar heeft klaar gestaan en haar steeds heeft bijgestaan bij problemen, terwijl verzoeker zich volgens de dochter een slecht vader heeft betoond. Volgens de dochter heeft verzoeker geen belang bij zijn verzoek.
3.4.
De moeder van de dochter (ex-echtgenote van verzoeker) was ook ter zitting aanwezig. De moeder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij het standpunt van haar dochter deelt.
3.5.
Artikel 431 Rv. bepaalt:

1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 985–994, kunnen noch beslissingen, door vreemde rechters gegeven, noch buiten Nederland verleden authentieke akten binnen Nederland ten uitvoer worden gelegd.
2. De gedingen kunnen opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan.
3.6.
Voor de toepassing van artikel 431 lid 2 Rv. geldt het volgende toetsingskader (vgl. HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838):
- de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is,
- de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging,
- de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
- de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot erkenning van het tweede vonnis voor toewijzing in aanmerking komt. In dit oordeel wordt volgende betrokken.
3.8.
De Turkse rechter heeft zijn rechtsmacht kennelijk ontleend aan de Turkse nationaliteit van alle betrokkenen. Dit wordt, gelet op de aard van de zaak, als een aanvaardbare maatstaf beschouwd, zeker nu het gaat om een zaak waarin een eerder vonnis van de Turkse rechter, die zich ook bevoegd achtte, is herroepen.
3.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om ambtshalve tot het oordeel te komen dat de procedure bij de Turkse rechter niet voldoet aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging.
Evenmin valt in het partijdebat daarvoor aanleiding te vinden. Het beroep van de dochter op de onherroepelijkheid van het eerste Turkse vonnis faalt. Kennelijk voorziet het Turkse recht onder omstandigheden in de mogelijkheid van herroeping van het eerste Turkse vonnis. Het is niet aan de (Nederlandse) rechtbank om te beoordelen of deze herroeping naar Turks recht mogelijk was. Dit was aan de rechter die het tweede Turkse vonnis heeft gewezen. Daarbij komt dat geen rechtsmiddel is aangewend tegen het tweede Turkse vonnis, terwijl dit blijkens de geciteerde “akte kracht van gewijsde” wel mogelijk was.
3.10.
Zou dit anders zijn dan kan dit de dochter overigens nog niet baten. In het tweede Turkse vonnis wordt artikel 319 van het Turkse Burgerlijk Wetboek aangehaald. Dit artikel valt onder het hoofdstuk E: “
Beëindiging van de adoptieverhouding.” De artikelen 318 en 319 van het Turkse Burgerlijk Wetboek luiden:
“2. Andere tekortkomingen
Artikel 318- Indien de adoptie gebrekkig is wegens een andere wezenlijke tekortkoming, kan het Openbaar Ministerie of ieder andere belanghebbende om de beëindiging van de adoptieverhouding verzoeken.
Indien de tekortkoming niet meer aanwezig is of slechts betrekking heeft op de vorm, kan beëindiging van de adoptieverhouding niet worden gezocht wanneer dit het belang van de minderjarige ernstig zal schaden.
II. Vervaltermijn
Artikel 319.- Het vorderingsrecht vervalt één jaar na bekendheid met de reden tot beëindiging van de adoptie, en in ieder geval vijf jaar na de totstandkoming van de adoptie.
(bron: Nederlandse vertaling Turks Burgerlijk Wetboek, Kluwer 2010).
Uit deze artikelen valt af te leiden dat beëindiging van de adoptieverhouding naar Turks recht wel mogelijk was. Kennelijk geschiedt dat door middel van herroeping van een eerder vonnis.
3.11.
Het Turkse vonnis waarvan de erkenning wordt verzocht, is niet in strijd met de Nederlandse rechtsorde. Integendeel, ook naar Nederlands recht dient een leeftijdsverschil van ten minste 18 jaar te bestaan tussen de adoptiefouder en het adoptiekind (art. 1:228 lid 1 sub c BW).
3.12.
Het Turkse vonnis waarvan de erkenning wordt verzocht (het tweede Turkse vonnis), is niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter. Een dergelijke beslissing bestaat niet, althans is zulks niet gesteld of gebleken. Evenmin is dit vonnis onverenigbaar met het eerste Turkse vonnis. Door de herroeping daarvan bestaat het eerste Turkse vonnis niet meer.
3.13.
Verzoeker heeft in familierechtelijke betrekkingen gestaan tot de dochter. De dochter is geboren staande huwelijk tussen verzoeker en diens toenmalige echtgenote. De dochter heeft de eerste jaren van haar leven doorgebracht in gezinsverband met haar moeder en verzoeker. Daarop stuit af het verweer van de dochter dat verzoeker geen belang heeft bij zijn verzoek. De stelling dat verzoeker zich een slecht vader heeft betoond komt binnen de grenzen van het hier te hanteren toetsingskader geen zelfstandige betekenis toe. Niet valt in te zien waarom verzoeker misbruik zou maken van procesrecht.
3.14.
De beslissing zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Artikel 431 lid 2 Rv. biedt over de mogelijkheid om de onderhavige beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, geen uitsluitsel. De rechtbank zoekt aansluiting bij hetgeen wel in de wet is geregeld. Naar Nederlands recht (artikel 1:230 lid 1 BW) treden de gevolgen van adoptie (pas) in als de desbetreffende beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Dit heeft hier, waar het gaat om erkenning van een buitenlands vonnis waarin is geoordeeld, kort gezegd, dat adoptie niet is toegestaan, eveneens te gelden.
3.15.
De proceskosten tussen de verschenen partijen (vader en dochter) zullen worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot erkenning van het Turkse vonnis (zijnde het vonnis van de burgerlijke rechtbank in eerste aanleg te Sarayköy, familiekamer, van 9 december 2015 met rekestnummer “
2015/52” en besluitnummer “
2015/473) toe,
4.2.
bepaalt ieder der verschenen partijen de eigen proceskosten moet dragen,
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.
2517/676