In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [gedaagde 1] over de huurovereenkomst van een woning aan [straat- en plaatsnaam]. Eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat [gedaagde 1] de woning zonder toestemming had onderverhuurd en niet zelf zijn hoofdverblijf in de woning had. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] sinds 9 juni 2015 de woning huurt voor € 624,97 per maand, maar dat hij deze woning heeft onderverhuurd aan derden, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst. Havensteder heeft bewijs geleverd van deze onderverhuur, waaronder getuigenverklaringen en een rapport van Adviesburo Veerkracht. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde 1] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen en dat de vorderingen van Havensteder tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toewijsbaar zijn. Tevens werd [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een boete en winstafdracht aan Havensteder. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde 1] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat.