In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen Media Markt Alexandrium B.V. [verzoeker] was in dienst als magazijnmedewerker en is op 1 november 2016 op staande voet ontslagen wegens ongeoorloofd verzuim. Hij verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen, omdat hij arbeidsongeschikt was en niet in staat was om adequaat te reageren op het ontslag. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 augustus 2017 was ingediend, wat na de vervaltermijn van twee maanden viel, zoals bepaald in artikel 7:686a lid 4 sub a BW.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep op de vervaltermijn in beginsel fataal is, maar dat er ruimte is voor een beroep op de redelijkheid en billijkheid. [verzoeker] voerde aan dat zijn psychische klachten hem verhinderden om tijdig te reageren op het ontslag. De kantonrechter oordeelde echter dat de medische stukken die [verzoeker] had overgelegd niet aan de wederpartij waren verstrekt, waardoor Media Markt niet in staat was om hierop te reageren. Dit leidde tot de conclusie dat de kantonrechter de stukken buiten beschouwing moest laten.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat [verzoeker] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek, omdat hij de vervaltermijn had overschreden. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten zou dragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoeken in arbeidszaken en de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de mogelijkheid om een ontslag aan te vechten.