In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen twee opgelegde verkeerssancties aan de betrokkene. De sancties waren opgelegd voor snelheidsovertredingen die plaatsvonden op 30 januari 2017 op de Groene Kruisweg (N492) te Rotterdam. De betrokkene had een snelheidsovertreding begaan van 8 km/h en 5 km/h boven de maximumsnelheid, waarvoor respectievelijk € 49,00 en € 31,00 aan boetes waren opgelegd, vermeerderd met administratiekosten. De betrokkene ging in beroep tegen deze sancties, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft de betrokkene opnieuw beroep aangetekend bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 13 september 2017 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft de procedure en de termijnen als correct beoordeeld. De betrokkene voerde aan dat de officier van justitie zijn beslissing onvoldoende had gemotiveerd en dat er sprake was van een voortgezette handeling, waarvoor niet tweemaal een sanctie kon worden opgelegd. De kantonrechter oordeelde echter dat de officier van justitie voldoende had gemotiveerd waarom de beroepsgronden van de betrokkene niet konden slagen.
De kantonrechter concludeerde dat de snelheidsovertredingen als afzonderlijke gedragingen moesten worden beschouwd, ondanks dat ze kort na elkaar waren begaan. De kantonrechter matigde de opgelegde sancties tot nihil, omdat de betrokkene eerder al sancties had ontvangen voor vergelijkbare overtredingen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de betrokkene kreeg een bedrag van € 98,00 gerestitueerd. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.