ECLI:NL:RBROT:2017:7750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
6199459 VZ VERZ 17-19902
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Mendix Technology B.V. [verzoeker] was sinds 1 mei 2012 in dienst bij Mendix als Sales Director UK+I. Op 10 maart 2017 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst waarin werd overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2017 zou eindigen. Op 31 mei 2017 ontsloeg Mendix [verzoeker] op staande voet, omdat hij in dienst was getreden bij Outsystems, de grootste concurrent van Mendix, en geprobeerd had in te loggen op de SalesForce CRM van Mendix. [verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van het ontslag en om toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter stelde vast dat [verzoeker] redelijkerwijs mocht aannemen dat hij niet gebonden was aan het verbod van nevenwerkzaamheden, aangezien hij per 10 maart 2017 vrijgesteld was van werkzaamheden en het relatiebeding was komen te vervallen. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto toe, evenals een transitievergoeding van € 31.666,07 bruto en een gefixeerde schadevergoeding van € 37.999,28 bruto. Daarnaast werd Mendix veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6199459 VZ VERZ 17-19902
uitspraak: 10 oktober 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Hoogenboom,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mendix Technology B.V.
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.E.B.C. Daudt.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoeker]” en “Mendix”.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juli 2017;
- de door Mendix op 22 september 2017 ingediende productie;
- de mondelinge behandeling op 26 september 2017 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotities van de gemachtigde van Mendix.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1970, is sinds 1 mei 2012 bij Mendix in dienst, laatstelijk in de functie van Sales Director UK+I met een loon van laatstelijk €9.259,26 bruto per maand exclusief vakantiegeld en een vergoeding van gemiddeld € 8.333,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld onder de noemer van variabel salaris en overige emolumenten.
2.2
Op 10 maart 2017 hebben Mendix en [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 31 mei 2017 met wederzijds goedvinden zou worden beëindigd vanwege het ontbreken van een passende functie voor [verzoeker]. Aan [verzoeker] is in dat kader een beëindigingsvergoeding toegekend van
€ 23.000,- bruto. Partijen hebben onder meer afgesproken dat [verzoeker] tot aan de einddatum zou zijn vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden met behoud van loon. De laatste dag van de arbeidsovereenkomst zou zijn 31 mei 2017.
2.3
Daarnaast is in de vaststellingsovereenkomst het volgende bepaald:
“Artikel 5.D. Werknemer zal zich onverkort houden aan zijn geheimhoudingsplicht krachtens artikel 11 van zijn arbeidsovereenkomst. Daarnaast verklaart Werknemer zich onverkort te houden aan de artikelen 12, 15, 17 en 19 die ook van toepassing blijven na het einde van het dienstverband. Vanaf de datum van ondertekening van deze overeenkomst is Werknemer ontslagen uit zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 14 (Relatiebeding) van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 6. Overige bepalingen
A. Met inachtneming van het bovenstaande verlenen Werknemer en Werkgever elkaar over en weer algehele en finale kwijting, ter zake van al hetgeen zij uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en overige (arbeidsvoorwaardelijke) regelingen van elkaar te vorderen mochten hebben, tenzij expliciet anders bepaald in onderhavige vaststellingsovereenkomst. “
2.4
Mendix heeft [verzoeker] bij brief van 31 mei 2017 op staande voet ontslagen. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
“Wij zijn tot onze ontzetting tot de vaststelling gekomen dat jij reeds in mei in dienst bent getreden bij onze grootste concurrent, zijnde Outsystems en dat jij afgelopen maandag, rond 9.50 uur vanaf het kantoor van Outsystems hebt geprobeerd in te loggen op onze SalesForce CRM (althans dat dit is gebeurd met jouw inloggegevens). Dit handelen achten wij niet alleen volstrekt onacceptabel en onfatsoenlijk maar tevens in strijd met je arbeidsovereenkomst en vaststellingsovereenkomst. Jij overtreedt het geldende geheimhoudingsbeding, het verbod op nevenwerkzaamheden en handelt daarnaast onrechtmatig jegens Mendix.
Vorenstaande resulteert derhalve in een dringende reden voor ontslag. Hierbij zeggen wij de arbeidsovereenkomst met jou dan ook per vandaag met onmiddellijke ingang op wegens een dringende reden. Dit resulteert erin dat de jou reeds betaalde beëindigingsvergoeding aan jou onverschuldigd is betaald en bij deze wordt jij gesommeerd die direct aan ons te retourneren”.
2.5
Bij brief van 1 juni 2017 heeft de gemachtigde van [verzoeker] namens hem geprotesteerd tegen het ontslag.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] heeft aanvankelijk verzocht om vernietiging van het door Mendix gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft ter zitting gesteld de “switch” te maken in die zin dat hij zich neerlegt bij het gegeven ontslag op staande voet en zijn primaire verzoek tot vernietiging van de opzegging intrekt. [verzoeker] verzoekt thans nog slechts:
Primair:
  • te verklaren voor recht dat er geen sprake is van een dringende reden voor het op of omstreeks 31 mei 2017 door Mendix gegeven ontslag;
  • Mendix te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot de dag van algehele voldoening gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW;
  • Mendix te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 50.000,- bruto, althans een in goede justitie te bepalen vergoeding en te bepalen dat indien en voor zover genoemde vergoeding niet uiterlijk binnen 7 dagen na het betekenen van de uitspraak is voldaan, Mendix de wettelijke rente daarover verschuldigd is;
  • Mendix te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2017 tot de dag van algehele voldoening gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW;
  • voor recht te verklaren dat Mendix aan het tussen partijen overeengekomen relatiebeding geen rechten meer kan ontlenen daar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Mendix als bedoeld in 7:653 lid 4 BW;
Subsidiair:
  • voor zover het hiervoor verzochte niet toewijsbaar zou zijn, doch aan [verzoeker] geen ernstig verwijt zou kunnen worden gemaakt, voor recht te verklaren dat er geen sprake is van een dringende reden voor het op of omstreeks 31 mei 2017 door Mendix aan [verzoeker] gegeven ontslag;
  • Mendix te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 10.000,- bruto, althans een in goede justitie te bepalen vergoeding en te bepalen dat indien en voor zover genoemde vergoeding niet uiterlijk binnen 7 dagen na het betekenen van de uitspraak is voldaan, Mendix de wettelijke rente daarover verschuldigd is;
  • Mendix te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2-017 tot de dag van algehele voldoening gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW;
- voor recht te verklaren dat partijen onverminderd gebonden zijn aan de tussen partijen op 10 maart 2017 gesloten vaststellingsovereenkomst.
Primair en subsidiair:
  • Mendix te veroordelen tot het betalen van € 2.500,- terzake vergoeding van door [verzoeker] noodzakelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand voorafgaand aan de onderhavige procedure, en te bepalen dat indien en voor zover genoemde vergoeding niet uiterlijk binnen 7 dagen na het betekenen van de uitspraak is voldaan, Mendix de wettelijke rente daarover aan [verzoeker] verschuldigd is;
  • Mendix te veroordelen in de kosten van deze procedure, met de bepaling dat indien en voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen 7 dagen na het betekenen van de uitspraak zijn voldaan, Mendix de wettelijke rente daarover aan [verzoeker] verschuldigd is.
  • Mendix te veroordelen tot het betalen van de kosten vallende na de uitspraak te begroten op € 131,- zonder betekening en op € 199,- met betekening van de in dezen te wijzen uitspraak, met bepaling dat indien en voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen 7 dagen na het betekenen van de in dezen te wijzen beschikking zijn voldaan, Mendix de wettelijke rente daarover aan [verzoeker] verschuldigd is;
  • De te wijzen uitspraak, voor zoveel mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[verzoeker] voert ter onderbouwing van het verzoek, kort gezegd, aan dat sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7: 671 lid 1 BW. Volgens [verzoeker] is het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig aangezien er zowel objectief als subjectief geen sprake is van een dringende reden. Ook is er geen instemming van [verzoeker] met de opzegging, danwel de vereiste toestemming van UWV/cao ontslagcommissie zoals bedoeld in artikel 7:671a BW. Op grond van artikel 7:681 BW kan in plaats van vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst om toekenning van een billijke vergoeding worden verzocht, hetgeen [verzoeker] thans doet.

4.Het verweer

Het verweer strekt tot afwijzing van hetgeen door [verzoeker] is verzocht. Mendix heeft ter zitting het ontslag op staande voet ingetrokken en gesteld hiermee tegemoet te komen aan het oorspronkelijke primaire verzoek van [verzoeker]. Mendix heeft hiervoor als reden gegeven dat [verzoeker] in het verzoekschrift (onder punt 16) een plausibele verklaring heeft gegeven voor het inloggen op de SalesForce CRM, zodat deze gedraging hem niet kan worden verweten. Volgens Mendix is door de intrekking van het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2017 alsnog geëindigd middels de op 10 maart 2017 tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. De aan [verzoeker] betaalde beëindigingsvergoeding en vergoeding advocaatkosten zijn hierdoor op grond van de vaststellingsovereenkomst verschuldigd betaald en [verzoeker] is niet langer gebonden aan het relatiebeding. Volgens Mendix bestaat vanwege het voorgaande voor toewijzing van de verzoeken van [verzoeker] geen grondslag. Bovendien bestaat voor toekenning van een billijke vergoeding geen aanleiding omdat zij als werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, aldus Mendix.

5.De beoordeling

Berusting c.q. intrekking ontslag op staande voet
5.1
Doordat [verzoeker] ter zitting heeft aangegeven te berusten in het ontslag, staat vast dat de arbeidsovereenkomst ingaande 31 mei 2017 als gevolg van het door Mendix gegeven ontslag op staande voet, is geëindigd. Dat Mendix vervolgens ter zitting heeft gesteld dat zij het ontslag op staande voet wenst in te trekken resulteert daarom geen effect meer. Overigens geldt dat de opzegging van een arbeidsovereenkomst een eenzijdige rechtshandeling is, gericht jegens de werknemer, die alleen kan worden herroepen met instemming van die werknemer. Van instemming is hier geen sprake. Het voorgaande betekent ook dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de arbeidsovereenkomst ingaande een dag later met wederzijds goedvinden eindigt, geen rechtskracht meer toekomt.
5.2
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] de onderliggende verzoeken tijdig heeft ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Mendix is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
Het ontslag op staande voet
5.3
Het gaat in deze zaak primair om de vraag of het door Mendix aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4
Ingevolge artikel 7:677, lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.5.
Mendix heeft in haar ontslagbrief van 31 mei 2017 als dringende reden voor het ontslag aangevoerd dat [verzoeker] al in mei in dienst is getreden bij haar grootste concurrent, Outsystems en dat hij op 29 mei 2017 vanaf het kantoor van Outsystems heeft geprobeerd in te loggen op de SalesForce CRM (althans dat dit is gepoogd met de inloggevens van [verzoeker]). Volgens Mendix heeft [verzoeker] hiermee in strijd met de arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst gehandeld. [verzoeker] heeft het geheimhoudingsbeding en het verbod op nevenwerkzaamheden overtreden en handelt daarnaast onrechtmatig jegens haar, aldus Mendix.
5.6
Door zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Mendix werkzaam te zijn voor Outsystems heeft [verzoeker] volgens Mendix het verbod van nevenwerkzaamheden zoals neergelegd in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst alsmede de verplichting om zich als goed werknemer te gedragen (artikel 7: 611 BW) overtreden. Partijen hebben bij de vaststellingsovereenkomst niet afgesproken dat het verbod van nevenwerkzaamheden is komen te vervallen, aldus Mendix. [verzoeker] stelt daarentegen dat het hem vrij stond om bij Outsystems in dienst te treden. Volgens [verzoeker] was hij niet gebonden aan een concurrentiebeding. Bovendien was hij per 10 maart 2017 vrijgesteld van werkzaamheden en gold het verbod op nevenwerkzaamheden per die datum ook niet langer om reden dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend ten aanzien van de verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, aldus [verzoeker]. Ook het relatiebeding was per die datum komen te vervallen.
5.7
De kantonrechter stelt vast dat partijen in de vaststellingsovereenkomst geen expliciete afspraak hebben gemaakt over het verbod van nevenwerkzaamheden. Voor de beantwoording van de vraag of [verzoeker] ten tijde van zijn indiensttreding bij Outsystems was gehouden aan het verbod van nevenwerkzaamheden zoals dat wel in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd, komt het daarom naar het oordeel van de kantonrechter aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd dat [verzoeker] per direct was vrijgesteld van werkzaamheden met het oog op het verwerven van een functie elders. Ook is afgesproken dat het relatiebeding per direct was komen te vervallen. Verder is afgesproken dat hij onverkort wordt gehouden aan de (post-)contractuele verplichtingen zoals neergelegd in de artikelen 11 (geheimhoudingsplicht), 12 (documenten en bedrijfsmiddelen), 15 (verbod om medewerkers mee te nemen), 17 (boetebeding) en 19 (intellectuele eigendom), ook na het einde van het dienstverband, terwijl artikel 13 hierbij niet is genoemd. Had Mendix hem aan het verbod van nevenwerkzaamheden (artikel 13 van de arbeidsovereenkomst) willen houden, dan had het voor de hand gelegen dit ook met zoveel woorden te bepalen. Te meer daar partijen finale kwijting overeengekomen zijn ten aanzien van ‘al hetgeen’ zij uit hoofde van de arbeidsovereenkomst van elkaar te vorderen mochten hebben ‘tenzij expliciet anders bepaald in onderhavige vaststellingsovereenkomst.’ Uit voornoemde omstandigheden mocht [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter redelijkerwijs aannemen dat het verbod van nevenwerkzaamheden niet langer van kracht was.
5.8
Dat neemt niet weg dat ook zonder verbod van nevenwerkzaamheden de werknemer niet zonder meer gerechtigd is nevenwerkzaamheden te verrichten. Indien de nevenwerkzaamheden zodanig zijn dat zij het verrichten van de bedongen werkzaamheden nadelig beïnvloeden, of concurrerend zijn met de activiteiten van de werkgever, kan de werknemer hiermee handelen in strijd met zijn verplichtingen als goed werknemer. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval geen sprake. [verzoeker] was al sinds 10 maart 2017 volledig vrijgesteld van zijn werkzaamheden bij Mendix met het oog op het verwerven van een functie elders. Ook was hij vanaf die datum ontslagen uit het relatiebeding. Bovendien is hij pas per 29 mei 2017 bij Outsystems in dienst getreden, dus slechts twee dagen eerder dan de datum waarop het hem zonder meer was toegestaan om daar in dienst te treden. Zoals gezegd gold er geen concurrentiebeding.
5.9
Nu geoordeeld is dat [verzoeker] mocht aannemen dat hij niet gehouden was aan het verbod van nevenwerkzaamheden zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst, is er ook geen grond te oordelen dat [verzoeker] gehandeld heeft in strijd met zijn verplichting om zich als goed werknemer te gedragen. Ten slotte is onvoldoende onderbouwd gesteld dat [verzoeker] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Mendix. De conclusie is dan ook dat het enkele feit dat [verzoeker] op 29 mei 2017 bij Outsystems in dienst is getreden geen dringende reden op levert.
5.1
Volgens Mendix heeft [verzoeker] op 31 mei 2017 vanaf het kantoor van Outsystems geprobeerd in te loggen op de SalesForce CRM (althans dat dit is gepoogd met de inloggevens van [verzoeker]). Ter zitting heeft Mendix aangegeven dat zij inmiddels heeft vastgesteld dat de hiervoor door [verzoeker] gegeven verklaring plausibel is en dat [verzoeker] dus niet verwijtbaar heeft gehandeld. Deze gedraging levert dus ook geen dringende reden op voor ontslag op staande voet.
5.11
Mendix heeft geen overige feiten of omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat [verzoeker] zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden of vanwege die schending onrechtmatig jegens Mendix heeft gehandeld, zodat dit niet is komen vast te staan.
5.12
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, neemt de kantonrechter naast het voorgaande, de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] en de voor hem verstrekkende gevolgen van het ontslag op staande voet in aanmerking. [verzoeker] heeft gedurende 5 jaar naar tevredenheid van Mendix gefunctioneerd. Voorts staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen één dag later toch al zou eindigen middels de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Door het ontslag op staande voet zou deze vaststellingsovereenkomst geen rechtskracht meer hebben en zou de overeengekomen en aan [verzoeker] reeds betaalde beëindigingsvergoeding onverschuldigd zijn betaald. Gelet op deze omstandigheden en gezien hetgeen in de voorgaande alinea’s is overwogen, valt niet in te zien dat sprake is van een dringende reden op grond waarvan van Mendix niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst tot die overeengekomen einddatum te laten voortduren. Dat Mendix onaangenaam verrast was door de indiensttreding van [verzoeker] bij haar grootste concurrent valt te begrijpen, maar vormt dus onvoldoende grond voor een ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt daarom dat de door Mendix opgelegde maatregel van ontslag op staande voet een te verregaande sanctie is welke in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is.
5.13.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet, zodat is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW in combinatie met artikel 7:677 BW.
5.14.
[verzoeker] heeft ter zitting aangegeven in de opzegging te berusten. [verzoeker] stelt schade te hebben geleden door de handelwijze van Mendix en maakt naast de transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging, aanspraak op een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW.
Billijke vergoeding
5.15
[verzoeker] heeft verzocht hem een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto toe te kennen op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a BW. Hij stelt dat dit bedrag mede gelet op het onterechte ontslag redelijk is. Mendix heeft zich op het standpunt gesteld dat voor toekenning van een billijke vergoeding geen plaats is. Volgens Mendix zou, indien de dringende reden ontbreekt, de opzegging in beginsel moeten worden vernietigd en zou in dat geval de vaststellingsovereenkomst onverkort gelden op grond waarvan aan [verzoeker] al een beëindigingsvergoeding is voldaan. Voorts stelt Mendix dat geen aanleiding bestaat voor toekenning van een billijke vergoeding omdat geen sprake zou zijn van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Mendix.
5.16
De kantonrechter stelt voorop dat de opzegging op grond van artikel 7:681 lid 1 BW op verzoek van de werknemer kan worden vernietigd, maar dat de kantonrechter hiertoe niet verplicht is. De werknemer kan ook kiezen voor toekenning van een billijke vergoeding, zoals [verzoeker] thans heeft gedaan. Voorts overweegt de kantonrechter dat voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever is vereist, maar dat daaraan reeds invulling is gegeven wanneer de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd, zoals in het onderhavige geval. Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu in het voorgaande is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen.
5.17
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding dient rekening te worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval. Naast hetgeen overwogen is onder 5.12 kan ook de wijze waarop [verzoeker] is ontslagen Mendix worden aangerekend. Van Mendix had verwacht mogen worden dat zij [verzoeker] in de gelegenheid zou hebben gesteld te reageren op de hem verweten gedragingen. Mendix heeft gesteld dat zij [verzoeker] heeft geprobeerd te bellen, maar [verzoeker] betwist dit. Bovendien heeft de handelwijze van Mendix een diffamerende werking gehad. Het ontslag op staande voet op de laatste dag van zijn dienstverband is bij [verzoeker] hard aangekomen. Maar ook zijn nieuwe werkgever is hiermee geconfronteerd. Immers, Mendix heeft Outsystems een brief gestuurd waarin [verzoeker] is afgeschilderd als onbetrouwbare werknemer. [verzoeker] heeft zich hiervoor tegenover Outsystems moeten verantwoorden. Bovendien zag [verzoeker] zich genoodzaakt een advocaat in te schakelen om zich tegen het ontslag en de sommatie tot terugbetaling van de aan hem betaalde beëndigingsvergoeding en boete te verweren. In de ontslagbrief heeft Mendix [verzoeker] namelijk direct gesommeerd tot terugbetaling van de aan hem betaalde beëindigingsvergoeding van € 23.000,00 en heeft zij daarnaast een boete gevorderd van
€ 5.000,00 wegens overtreding van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst.
Door deze handelwijze heeft Mendix naar het oordeel van de kantonrechter ernstig verwijtbaar gehandeld. Aan de andere kant dient rekening te worden gehouden met het feit dat de arbeidsovereenkomst op grond van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst toch ingaande 1 juni 2017 zou zijn geëindigd. Van loonverlies aan de zijde van [verzoeker] is dus geen sprake. De kantonrechter zal alles overwegende de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,00 bruto.
De gefixeerde schadevergoeding
5.18
[verzoeker] verzoekt op grond van artikel 7:672 lid 9 BW toekenning van de gefixeerde schadevergoeding, bestaande uit het loon dat [verzoeker] in de periode 31 mei 2017 tot 1 augustus 2017 zou hebben genoten, hetgeen blijkens de door [verzoeker] in het verzoekschrift genoemde loon neerkomt op een bedrag van in totaal € 37.999,28 bruto. Mendix heeft het door [verzoeker] genoemde loon niet betwist. De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging is naar het oordeel van de kantonrechter daarom toewijsbaar. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 31 mei 2017.
Transitievergoeding
5.19
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. De kantonrechter kent aan [verzoeker] een transitievergoeding toe ter hoogte van
€ 31.666,07 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 juli 2017.
Verval relatiebeding
5.20.
Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Mendix kan zij geen rechten ontlenen aan het tussen partijen geldende relatiebeding (artikel 7:653 lid 4 BW). De kantonrechter zal dit verzoek dan ook toewijzen.
Proceskosten
5.21
De proceskosten komen voor rekening van Mendix, als de in het ongelijk gestelde partij. [verzoeker] heeft verzocht om veroordeling van Mendix in de werkelijke proceskosten. Behalve hier niet aan de orde zijnde wettelijke uitzonderingen is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals misbruik van procesrecht, plaats voor vergoeding van werkelijke proceskosten. Gesteld noch gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is, zodat er geen reden is om af te zien van toepassing van het forfaitaire liquidatietarief.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat Mendix de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet rechtsgeldig en zonder dringende reden heeft opgezegd;
- veroordeelt Mendix om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 10.000,00 bruto;
- veroordeelt Mendix om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 31.666,07 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
- veroordeelt Mendix om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 37.999,28 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
- verklaart voor recht dat [verzoeker] niet is gebonden aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding;
- veroordeelt Mendix tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op €1.478,00 te weten:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 1.400,00;
beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6: 119 BW ingaande 7 dagen na het betekenen van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
en, indien en voor zover Mendix niet binnen 7 dagen na de datum van deze beschikking vrijwillig hieraan heeft voldaan, begroot op:
€ 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6: 119 BW ingaande 7 dagen na de datum van betekening van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650