ECLI:NL:RBROT:2017:7087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
531292 / HA RK 17-637
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een civiele procedure betreffende vervangende toestemming voor reisdocumenten voor minderjarige kinderen

In deze zaak hebben verzoekers, die betrokken zijn bij een procedure over vervangende toestemming voor reisdocumenten voor hun minderjarige kinderen, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. L.A. Pit, de rechter die de zaak behandelde. Het wrakingsverzoek werd gedaan na de einduitspraak van de rechter op 12 juli 2017, waarin de rechter toestemming verleende voor het aanvragen van reisdocumenten. De verzoekers voerden aan dat de rechter partijdig was en niet op hun argumenten inging tijdens de zitting. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien het verzoek pas na de einduitspraak werd gedaan. Volgens de vaste jurisprudentie is het niet mogelijk om een wrakingsverzoek in te dienen nadat de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat het doel van wraking is om te voorkomen dat de gewraakte rechter de zaak behandelt. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoek, omdat zij dit pas na de uitspraak hebben gedaan. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2017.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 531292 / HA RK 17-637
Beslissing van 6 september 2017
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats]
en
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. L.A. Pit, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 12 juli 2017 is door de rechter behandeld de verzoekschriften van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) met betrekking tot het verlenen van vervangende toestemming ten behoeve van verkrijging van een reisdocument voor de twee minderjarige kinderen van de verzoekers. Deze procedure draagt als kenmerk C/10/528138/ JE RK 17-1781.
Bij gelegenheid van die zitting hebben verzoekers wraking van de rechter verzocht.
Op 12 juli 2017, bij de rechtbank op 17 juli 2017 binnengekomen, hebben de verzoekers schriftelijk een toelichting op het wrakingsverzoek ingediend.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het procesdossier;
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoekers alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 augustus 2017.
Ter zitting van 30 augustus 2017 waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de verzoekers, de rechter en de heer [naam] en mevrouw [naam] namens de GI. De verzoekers hebben aan de hand van een pleitnota hun standpunt nader toegelicht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Allereerst is de vraag aan de orde of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Vaste jurisprudentie is dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een verzoek tot wraking strekt er immers toe te beletten dat de gewraakte rechter van de zaak kennis neemt en daarop beslist. Dit doel kan niet meer worden bereikt ten aanzien van de rechter die inmiddels de uitspraak heeft gedaan. Nadat uitspraak is gedaan, is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling.
2.3
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 juli 2017 blijkt het volgende.
Nadat partijen hun standpunten hadden toegelicht, heeft de rechter gezegd dat de standpunten helder zijn en dat zij een beslissing gaat nemen. Blijkens voornoemd proces-verbaal hebben verzoekers – nadat hen bleek dat het bij de uitspraak “de verkeerde kant opging” – de rechter mondeling gewraakt tijdens haar einduitspraak waarin het verzoek om vervangende toestemming voor het aanvragen van reisdocumenten voor de minderjarige kinderen is toegewezen.
Op de zitting van de wrakingskamer hebben de verzoekers in dit verband aangevoerd dat zij met stijgende verbazing de rechter hebben aangehoord, dat de rechter aan hun argumenten voorbij leek te gaan en dat de overgang naar het sluiten van de behandeling hen niet was opgevallen. De wrakingskamer stelt vast dat hoewel de rechter wellicht niet letterlijk heeft gezegd de behandeling van het onderzoek te sluiten, dit aan verzoekers wel duidelijk moet zijn geweest nu de rechter - ook volgens verzoekers - meedeelde “nu uitspraak te gaan doen”. Dat verzoekers dit begrepen en zich realiseerden dat de rechter een (voor hen negatieve ) mondelinge uitspraak had gedaan wordt bevestigd door de toelichting van verzoeker [naam] ter zitting van de wrakingskamer waarin hij zegt dat hij de rechter wraakt, omdat zij partijdig is door voor het belang van de pleegouders te kiezen. Gelet op het voorgaande kan op grond van het proces-verbaal en de toelichting ter zitting van de wrakingskamer worden vastgesteld dat het verzoek tot wraking eerst is gedaan ná de einduitspraak van de rechter op zitting.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verzoekers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. L.A. Pit.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. C.M.E. van der Hoeven en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2017 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-