ECLI:NL:RBROT:2017:7039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
530099 / HA RK 17-575
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wegens ontbreken advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.E.I. Beudeker, die ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek rechter was in de rechtbank Rotterdam, team jeugd. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend zonder bijstand van een advocaat, terwijl in de procedure waarin hij het verzoek deed, procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een wrakingsverzoek, zoals vastgelegd in artikel 278, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoeker kreeg de gelegenheid om het verzuim te herstellen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat het verzoek tot wraking van de griffier geen wettelijke grondslag heeft. Tevens is opgemerkt dat mr. Beudeker sinds 1 juli 2017 niet meer werkzaam is bij de rechtbank Rotterdam, wat ook een reden is voor de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 530099 / HA RK 17-575
Beslissing van 18 juli 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.E.I. Beudeker, ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter),
alsmede de griffier van de rechter op de hierna te noemen zitting.

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 23 mei 2017 is door de rechter voortgezet de mondelinge behandeling van de verzoekschriftprocedure van verzoeker tegen mevrouw [naam], welke procedure als kenmerk heeft C/10/492102 / FA RK 15-10716, waarna de rechter in die procedure op 23 juni 2017 een tussenbeschikking heeft uitgesproken.
Bij ongedateerde brief, ingekomen ter griffie op 29 juni 2017, heeft verzoeker wraking van de rechter en haar griffier verzocht.
Bij brief van 3 juli 2017 heeft de algemeen secretaris van de wrakingskamer verzoeker gewezen op een verzuim in zijn wrakingsverzoek en heeft hij verzoeker daarbij gelegenheid gegeven dat verzuim uiterlijk 14 juli 2017 te herstellen.
Van die gelegenheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de telefoonnotitie van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 5 juli 2017.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de verzoekschriftprocedure, waarin het wrakingsverzoek door verzoeker wordt gedaan, is verzoeker de verzoekende partij. In die hoedanigheid is hij ingevolge artikel 278, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gehouden zijn verzoekschrift te doen ondertekenen door een advocaat. Indien het verzoekschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, biedt de rechter ingevolge artikel 281, lid 1 Rv de verzoeker de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn dit verzuim te herstellen. Maakt de verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan wordt hij in het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
2.2
Ingevolge vaste rechtspraak, alsmede hetgeen is bepaald in artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, geldt dat in procedures waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, de ondertekening van het schriftelijke wrakingsverzoek door een advocaat verplicht is. De verzoeker die zonder bijstand van een advocaat een verzoek indient, wordt hierop gewezen. Hij krijgt gedurende een aan hem mee te delen termijn de gelegenheid zijn verzuim te herstellen. Indien het verzuim niet of niet tijdig wordt hersteld, wordt verzoeker door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
2.3
Bij brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 3 juli 2017 is verzoeker gewezen op het hiervoor omschreven verzuim en is hem gelegenheid geboden tot en met 14 juli 2017 om dit verzuim te herstellen. Verzoeker heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het verzoek, voor zover strekkende tot wraking van de griffier, geen grondslag vindt in de wet. Voorts overweegt de rechtbank ten overvloede dat de rechter – zoals verzoeker bekend is – sinds 1 juli 2017 niet meer werkzaam is bij de rechtbank Rotterdam, zodat mr. Beudeker de zaak van verzoeker niet verder meer kan behandelen. Ook om deze redenen zou verzoeker in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk zijn verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. M.E.I. Beudeker en de griffier.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. G.A.F.M. Wouters en
mr. E. van Schouten, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M.E.I. Beudeker
- mr. V.K.S. Deetman