ECLI:NL:RBROT:2017:6925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
10/681091-17 / vordering TUL VV: 10/681026-14 en 10/681035-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en belediging van ambtenaren in Dordrecht

Op 31 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 april 2017 in Dordrecht een wapen in zijn bezit had en ambtenaren beledigde. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M. van den Oudenaller. De officier van justitie, mr. M. Goudzwaard, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname bij FPA De Kijvelanden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van een vuurwapen en het bedreigen en beledigen van twee ambtenaren, die werkzaam waren bij de Politie Eenheid Rotterdam. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, namelijk het bezit van munitie, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank vond de bewezen feiten ernstig, vooral gezien het risico dat vuurwapens met zich meebrengen voor de maatschappij.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een klinische behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 300,- en € 160,- aan de benadeelden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681091-17
Parketnummers vordering TUL VV: 10/681026-14 en 10/681035-16
Datum uitspraak: 31 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder een klinische opname bij FPA De Kijvelanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/681026-14;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/681035-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak feit 1 .
Voor zover onder feit 1 aan de verdachte is verweten dat hij munitie voorhanden heeft gehad, overweegt de rechtbank dat zich in het dossier geen processen-verbaal bevinden waaruit het aantal en de aard van de kogelpatronen, zoals tenlastegelegd, kunnen worden opgemaakt. Nu verder de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard niet te weten hoeveel en wat voor type patronen hij in bezit had, is dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 4 primair
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 4 betoogd dat het spugen met speeksel vermengd met bloed in het gezicht van de verbalisant dermate ernstig, vernederend en beledigend was dat het incident voor hem een zeer onaangename fysieke ervaring, ofwel een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan zijn lichaam, was en dat dit daarom moet worden aangemerkt als een mishandeling zoals ten laste gelegd onder 4 primair.
De rechtbank overweegt dat onder mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn alsmede – onder omstandigheden – het bij een ander teweeg brengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
In het onderhavige geval werd de verdachte, omdat hij agressief was, met transportboeien aan het ziekenhuisbed vastgemaakt. Vervolgens heeft hij in de richting van de verbalisant gespuugd, waarbij deze onder andere op zijn voorhoofd en in zijn rechteroog is geraakt. In zijn aangifte heeft de verbalisant verklaard dat hij zich door het spugen beledigd voelde, dat hij het ontzettend smerig en onhygiënisch vond om door het speeksel en bloed geraakt te worden en dat hij bang was dat hierdoor ziektes waren overgedragen. Hoe begrijpelijk dit een en ander ook is, is het de vraag of daarmee is voldaan aan de kwalificatie voor een mishandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Niet kan namelijk op objectieve wijze worden vastgesteld dat de verbalisant als gevolg van het spugen een zodanige psychisch “pijn” heeft geleden dat kan worden gezegd dat sprake was van een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan zijn lichaam. In de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:1740) waarnaar de officier van justitie heeft verwezen wordt geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. Die beslissing van de politierechter is gebaseerd op een andere casus waarover bovendien anders kan worden gedacht. Het voorgaande brengt mee dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 primair ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
Het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend.
Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 7 april 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk: Fabrique Nationale de Herstal (FN)(Browning), type: Hi Power -35, kaliber: 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 7 april 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een gipsbuik, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft beschadigd;
3.
hij op 7 april 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer 2] (aspirant van Politie-Eenheid Rotterdam) en [naam slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik weet wie jullie zijn, ik ken jullie hoofden. Ik zoek jullie op en maak je af. Ik zoek je vrouw en je kinderen op", ;
4. subsidiair
hij op 7 april 2017 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 3] (hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd, door in het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te spugen;
5.
hij op 7 april 2017 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 2] (aspirant van Politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd, door in de richting van het gezicht van die [naam slachtoffer 2] te spugen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

4 subsidiair eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

5. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte verbleef ten tijde van de tenlastegelegde feiten veelvuldig in de woning van zijn vriendin met wie hij samen een (nog heel jong) zoontje heeft. Tijdens dit verblijf deden zich regelmatig strubbelingen en spanningen voor tussen hem, zijn vriendin en haar moeder (de hoofdbewoonster van de woning).
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte had in deze woning een vuurwapen voorhanden.
Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden. Daarom zijn vuurwapens bij uitstek geschikt om overvallen, berovingen en zware levensdelicten te plegen en worden zij in het criminele circuit ook regelmatig gebruikt voor het plegen van dat soort feiten. Het bezit van dergelijke wapens is dan ook onaanvaardbaar en wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Tevens heeft de verdachte na zijn aanhouding twee verbalisanten met de dood bedreigd en heeft hij hen beledigd door in hun richting te spugen, waarbij één van de twee in het gezicht is geraakt. Aan deze aanhouding ging een uitgebreid politieoptreden vooraf, dit naar aanleiding van een mededeling van zijn (reclasserings)toezichthoudster over een vermeende gijzeling van zijn vriendin onder bedreiging met een vuurwapen. Het betreft beide nare feiten gericht tegen verbalisanten die met hun werk bezig zijn. Het spugen, zeker met speeksel vermengd met bloed, is daarnaast ook een weerzinwekkend feit. Dat de verdachte heeft aangegeven zich er niets meer van te kunnen herinneren, maakt dat uiteraard niet anders
Tenslotte heeft de verdachte uit woede een gipsafdruk van de zwangere buik van zijn vriendin beschadigd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater G.H.E. van Hoeckeheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een ziekelijke stoornis, met name een stoornis in het gebruik van kalmeermiddelen (matig) en cannabis (licht). Mogelijk is er sprake van een aangeboren neurocognitieve stoornis. Daarnaast heeft hij een gebrekkige ontwikkeling, met name een borderline en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Recent werd er ook epilepsie bij hem gediagnosticeerd.
Ten tijde van het plegen van de feiten gebruikte de verdachte op ongecontroleerde manier kalmeermiddelen, THC druppels en anti-epileptica voor de behandeling van zijn stoornissen en ziektes.
Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het onder 2 t/m 5 ten laste gelegde beïnvloed. Voor die feiten wordt de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Ten aanzien van de kans op recidive wordt het volgende overwogen.
De verdachte was in het bezit van een wapen; hij liep reeds eerdere veroordelingen voor wapenbezit op. Hij is zich bewust van de ongeoorloofdheid van deze handelswijze. De kans op vermindering van de externalisering van zijn agressie, waarvoor hij een wapen zou kunnen gebruiken, zou af kunnen nemen bij verdere uitrijping van zijn persoonlijkheid. Dit zou kunnen plaats vinden in een langdurige beveiligde omgeving, waarin hij niet
beroepshalve, financieel of relationeel overvraagd wordt.
Hij heeft reeds verschillende keren huiselijk geweld gebruikt naar zijn moeder en zijn partners toe. Ondanks zijn duidelijke behoefte aan geborgenheid in relaties, is hij zelf niet in staat om deze voldoende aan zijn partners te kunnen bieden om voor een langere tijd in die wederzijdse nood te voorzien. Indien hij zijn nood aan hechting direct bij mensen blijft zoeken, wordt de kans op herhaling van agressie in intermenselijke relaties bij
teleurstelling als hoog ingeschat.
Met betrekking tot het recidiverisico op het onder 3 t/m 5 ten laste gelegde, is er ondertussen al een wijziging in zijn anti-epilepticum beleid doorgevoerd, maar toch is dit nog maar een partiële oplossing. Het is van belang dat een neuropsychologisch onderzoek preciezer de beperkingen in zijn redeneervermogen in beeld brengt en er in nauwe samenwerking met een neuroloog gezocht wordt naar psycho/neurofarmaca die niet alleen zijn epilepsie, maar ook zijn stemmingswisselingen en zijn gedragsstoornissen behandelen.
Om het recidivegevaar te beperken dient de verdachte initieel klinisch geplaatst te worden, om een neuropsychologisch onderzoek uit te kunnen voeren in omstandigheden waarin zijn medicatie en middelengebruik gemonitord kan worden.
Daarnaast dient er een geïntegreerde werkwijze tussen neuroloog en psychiater te ontstaan
om zowel zijn epilepsie als zijn gedragsstoornissen te behandelen.
Verder dient er ondersteuning op elk leefgebied georganiseerd te worden voor hij een ambulant traject in kan gaan. Dit kan in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 juni 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering is het eens met het advies van de psychiater en adviseert een klinische behandeling bij een forensische verslavingskliniek.
De reclassering heeft hiervoor een indicatie forensische zorg aangevraagd. Binnen deze behandeling zal verdachte inzicht moeten krijgen in zijn persoonlijkheidsstructuur en vooral moeten inzien waar zijn beperkingen zitten. Wanneer hij hier meer grip op heeft zal de kans op recidive afnemen. Na het klinische traject zal bekeken moeten worden of een begeleid dan wel beschermd wonen traject noodzakelijk is. Binnen de klinische behandeling zal strak moeten worden bekeken hoe de relatie met zijn ex-partner zich verder ontwikkeld. Om toe te zien op het traject is een meldplicht geïndiceerd.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De verdachte is in het verleden al meerdere malen veroordeeld voor agressief gedrag en heeft hiervoor behandeling ontvangen. Ondanks
deze behandeling blijft hij in aanraking komen met justitie. Dit komt voornamelijk omdat hij zichzelf lijkt te overschatten waardoor hij steeds in situaties terecht komt waar hij geen raad mee weet. Behandeling moet zich dan ook voornamelijk richten op het verkrijgen van het nodige zelfinzicht.
De kans op het onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte is erg ambivalent betreffende het ontvangen van hulpverlening. Hij wisselde gedurende het onderzoek al van motivatie waardoor het twijfelachtig is of de verdachte de behandeling gaat aanvangen.
De relatie met zijn partner is tijdens de detentie beëindigd. Gedurende de gesprekken gaf hij aan dat zijn partner erg belangrijk voor hem is. Mogelijk gaat hij na zijn detentie trachten de relatie te herstellen en krijgt hij niet het gewenste antwoord. Daar ex-partner al vaker slachtoffer is geweest van de verdachte valt niet uit te sluiten dat zij in de toekomst wederom te maken krijgt met agressie vanuit de verdachte.
Mededelingen ter terechtzitting
De verdachte heeft gezegd dat hij graag wil meewerken aan het traject als voorgesteld door de psychiater en de reclassering.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat de verdachte kan worden geplaatst in FPA De Kijvelanden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor de feiten 2 t/m 5.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de psychiater en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gezien de aard en de te verwachten duur van het voorgestelde traject ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd te bepalen op een periode van 3 jaar.
Het verzoek van de officier van justitie om het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren wordt afgewezen. Niet valt namelijk in te zien dat is voldaan aan de daarvoor in artikel 14e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde eis dat er - gelet op de bewezen verklaarde strafbare feiten - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen goudkleurige vuurwapen en de in beslag genomen munitie (een aantal kogelpatronen) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van het in beslag genomen zwarte masker, het witte masker en de paarse handschoen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte zijnde degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 300,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met wettelijke rente, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen toewijzing van deze vordering.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de vordering, 27 juni 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 160,- aan immateriële schade.
9.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met wettelijke rente, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen toewijzing van deze vordering.
9.6.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 3 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de vordering, 13 juni 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.7.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 300,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 160,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 juni 2014 van de politierechter in deze rechtbank, parketnummer 10/681026-14, is de verdachte ter zake van meermalen mishandeling en bedreiging (huiselijk geweld) en vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan een gedeelte groot 134 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 juni 2014.
Bij beslissing van de politierechter van 19 juli 2016 is de proeftijd verlengd met een jaar.
Bij vonnis van 19 juli 2016 van de politierechter in deze rechtbank, parketnummer 10/681035-16, is de verdachte ter zake van - kort gezegd, mishandeling en bedreiging (huiselijk geweld) veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 3 augustus 2016.
10.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing,
10.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan die vonnissen verbonden algemene voorwaarden, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde straffen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 267, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich melden bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal worden verplicht mee te werken aan een klinische behandeling bij een door het IFZ geïndiceerde kliniek voor de duur van 6 tot 12 maanden;
4. de veroordeelde zal worden verplicht om zich indien geïndiceerd na zijn klinische behandeling te laten behandelen bij een nader te bepalen forensisch psychiatrische, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde/verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Het zorgaanbod is beschikbaar op het moment dat de proeftijd zal starten.
5. de veroordeelde zal worden verplicht om indien geïndiceerd na zijn klinische opname mee te werken aan een begeleid wonen traject in een nader te bepalen setting, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: een goudkleurig vuurwapen en een aantal patronen;
- gelast de teruggave aan verdachte van: een zwart masker, een wit masker en een paarse handschoen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 300,= (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 300,= (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 300,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 160,= (zegge: honderdzestig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 160,=(zegge: honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 160,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
3 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 134 dagen, van de bij vonnis van 13 juni 2014 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 uur, van de bij vonnis van 19 juli 2016 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 april 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk: Fabrique Nationale de Herstal (FN)(Browning), type: Hi Power -35, kaliber: 9x19 mm,
en/of
- munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III onder 1º, te weten
- 7, althans een of meerdere, kogelpatronen, kaliber 9x19 mm van het merk FN (FN-B) en/of
- 2, althans een of meerdere, kogelpatronen, kaliber 9x19 mm van het merk Pretoria Metal Pressings (PMP) en/of
- 9, althans een of meerdere, kogelpatronen, kaliber 9x19 mm van het merk Fiocchi (GFL) en/of
- 4, althans een of meerdere, kogelpatronen, kaliber 9x19 mm van het merk Sellier & Belot (S&B) en/of
-1 kogelpatroon, kaliber 9x19 mm van het merk Dynamit-Actien-Gesellschaft (DAG),
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
hij op of omstreeks 07 april 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een gipsbuik, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 07 april 2017 te
Dordrecht
[naam slachtoffer 2] (aspirant van Politie-Eenheid Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 3]
(hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik weet wie jullie zijn, ik ken jullie hoofden. Ik zoek jullie op en maak je af. Ik zoek je vrouw en je kinderen op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 07 april 2017 te
Dordrecht,
een ambtenaar, [naam slachtoffer 3] (hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door een of meermalen in zijn gezicht, althans op het lichaam te spugen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van die [naam slachtoffer 3] teweeg heeft gebracht;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2017 te
Dordrecht
opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 3] (hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een of meerdere malen in het
gezicht, althans op het lichaam van die [naam slachtoffer 3] te spugen;
(art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 07 april 2017 te
Dordrecht
opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 2] (aspirant van Politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in de richting van het gezicht,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] te spugen.
(art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)