ECLI:NL:RBROT:2017:6150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
6090847 \ VZ VERZ 17-16883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Sint Franciscus Vlietland Groep (SFVG) en een zorgassistent, aangeduid als [verweerster]. SFVG verzocht primair om ontbinding op grond van disfunctioneren en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De procedure begon met een verzoekschrift van SFVG op 19 juni 2017, gevolgd door een verweerschrift van [verweerster] op 14 juli 2017. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 juli 2017, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De feiten van de zaak tonen aan dat [verweerster] sinds 1981 in dienst was bij SFVG en in 2012 de functie van zorgassistent had aangenomen. Gedurende haar dienstverband zijn er meerdere beoordelingsgesprekken en verbetertrajecten geweest, waarbij [verweerster] herhaaldelijk is aangesproken op haar functioneren. Ondanks begeleiding en ondersteuning heeft zij onvoldoende verbetering laten zien, wat leidde tot het verzoek van SFVG om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat SFVG voldoende had aangetoond dat [verweerster] ongeschikt was voor de bedongen arbeid en dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk was.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2017 en een transitievergoeding van € 46.489,- bruto toegekend aan [verweerster]. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van SFVG. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6090847 \ VZ VERZ 17-16883
uitspraak: 15 augustus 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Sint Franciscus Vlietland Groep,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.T. Oonincx-Vreeburg,
tegen
[verweerster],
wonende te [plaatsnaam],
verweerster,
gemachtigde: mr. E. Sonneveld.
Partijen worden hierna aangeduid als “SFVG” en “[verweerster]”.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • verzoekschrift van 19 juni 2017 met producties;
  • verweerschrift van 14 juli 2017 met producties;
  • aanvullende producties van SFVG ten behoeve van de mondelinge behandeling, ingekomen op 20 juli 2017.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juli 2017. Ter zitting zijn aan de zijde van SFVG verschenen [T.], afdelingsmanager, en [V.], P&O-adviseur, bijgestaan door mr. E.T. Oonincx-Vreeburg. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E. Sonneveld. Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn aantekeningen gehouden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster], geboren op [geboortedatum] 1960, is sinds 1 mei 1981 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) SFVG, aanvankelijk als voedingsassistent. Met ingang van 20 januari 2012 is [verweerster] de functie van zorgassistent gaan vervullen. Het loon van [verweerster] bedraagt thans € 2.170,69 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Op 17 juli 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden met [verweerster] waarin ze is aangesproken op haar functioneren. Tijdens dat gesprek heeft [verweerster] heeft te kennen gegeven dat ze het lastig vindt om vragen te stellen en hulp te vragen. Om [verweerster] hierin te ondersteunen is door SFVG een begeleider (Ger) aangewezen. Op 21 februari 2013 en 20 maart 2013 is [verweerster] opnieuw aangesproken op haar functioneren.
2.3.
Op 4 juli 2013 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden tussen afdelingsmanager [T.] (hierna: Troost) en [verweerster]. Op één onderdeel na is het functioneren van [verweerster] als slecht dan wel zeer slecht beoordeeld. Afgesproken is dat [verweerster] een verbetertraject ingaat. [verweerster] moet zich verbeteren op de volgende afgesproken punten: samenwerken, zelfstandigheid en initiatief, leervermogen, sociale omgang en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden.
2.4.
[verweerster] is een verbetertraject aangeboden van 9 maanden van 12 juli 2013 tot en met 11 april 2014. Tijdens de beoordelingsgesprekken van 25 september 2013 en 11 december 2013 werden alle te beoordelen gezichtspunten/aspecten als slecht beoordeeld.
Tijdens het beoordelingsgesprek van 10 april 2014 is [verweerster] meegedeeld dat zij op alle te verbeteren punten voldoende scoort. In het ook door [verweerster] ondertekende beoordelingsformulier van die datum is vermeld: “Bij terugval betekent dit een nieuw traject van drie maanden en bij onvoldoende afsluiting beëindiging van contract.”
2.5.
[verweerster] heeft in mei en juni 2014 zes weken stage gelopen als afdelingsassistent op de afdeling Dialyse. In een brief van 1 juli 2014 informeert SFVG [verweerster] dat aan het einde van het traject geconstateerd is dat [verweerster] onvoldoende functioneert als afdelingsassistent op de Dialyseafdeling. SFVG constateerde dat de punten die hieraan ten grondslag liggen herkenbare punten zijn als gekeken wordt naar het verbetertraject dat [verweerster] op de afdeling Orthopedie heeft doorlopen. [verweerster] krijgt over de maanden juli en augustus 2014 twee begeleiders aangewezen van de afdeling Orthopedie.
2.6.
SFVG heeft [verweerster] eind december 2014 als herplaatsingskandidaat op de herplaatsingslijst gezet, waarmee ze voorrang krijgt op vacatures die vrijkomen binnen SFVG. SVFG heeft dit in samenspraak met [verweerster] gedaan, omdat SFVG zich zorgen maakte of [verweerster] haar functie fysiek kan volhouden tot aan haar 67e levensjaar.
2.7.
Op 1 mei 2015 is [verweerster] voor 10% ziekgemeld. Ze is blijven doorwerken in haar functie, maar verrichtte in het kader van haar verminderde inzetbaarheid niet alle taken en verantwoordelijkheden. Ook haar werktempo was lager.
2.8.
[verweerster] heeft in de periode van 19 september 2016 tot 19 december 2016 de gelegenheid gekregen als voedingsassistent op verschillende afdelingen stage te lopen. Op 8 december 2016 vindt er een evaluatiegesprek plaats over deze stage. Troost heeft daarin laten weten teleurgesteld te zijn omdat [verweerster] fouten maakt die al tijdens het eerdere verbetertraject aan de orde zijn geweest. Er is toen besloten de stage te beëindigen. SFVG heeft [verweerster] aangemeld voor een begeleidingstraject bij CNW, om [verweerster] te helpen bij haar herplaatsing.
2.9.
SFVG heeft besloten een tweede verbetertraject te starten voor [verweerster], omdat zij terugviel in haar functioneren. Dit wordt op 30 december 2016 aan [verweerster] kenbaar gemaakt. [verweerster] kreeg vier maanden de tijd om zich te verbeteren op de volgende punten: gastvrijheid/klantgerichtheid, mondeling communiceren, plannen en organiseren, initiatief en betrouwbaarheid.
2.10.
Na een gesprek met de bedrijfsarts op 17 februari 2017 wordt [verweerster] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 beter gemeld.
2.11.
Tijdens het jaargesprek op 3 maart 2017 is kenbaar gemaakt dat [verweerster] op alle verbeterpunten onvoldoende scoort.
2.12.
Op 12 mei 2017 vindt de officiële eindbeoordeling van het verbetertraject plaats. [verweerster] heeft op alle te verbeteren punten onvoldoende verbetering laten zien, aldus SFVG. SFVG heeft dit als volgt toegelicht:
“(..)
1. Gastvrijheid/klantgerichtheid
Je maakt te weinig contact met patiënten, bijvoorbeeld: het niet maken van oogcontact met patiënten. Je vergeet patiënten (bijvoorbeeld met het uitdelen van eten of tijdens de koffieronde) en je hebt onvoldoende inzicht in welke zorg een patiënt nodig heeft. Als een patiënt/bezoeker op de gang zoekende is spreek je deze niet aan of je de patiënt/bezoeker kan helpen.
2. Mondelinge communicatie
Collega’s geven feedback (aan de leidinggevende) en jij wordt boos over het feit dat je collega’s niet direct aan jou de terugkoppeling geven. Je bent niet open in de communicatie. Kijkt hierin niet naar jezelf en uit zichtbaar je frustratie bij je mede collega zorgassistenten.
3. Plannen en organiseren
Het lukt je niet om overzicht te krijgen en te houden. Als er teveel tegelijk gebeurd dan raak je het overzicht kwijt. Het werktempo blijft hierdoor laag. Het bestellen van het eten blijft niet goed gaan. Het delen van het eten gaat niet binnen de tijdsbestek die ervoor staat. Hierdoor moet je veel ondersteuning krijgen van je mede zorgassistenten.
4. Initiatief
Je toont weinig zelfreflectie. De schuld ligt vaak bij een ander, je ziet niet in dat je dingen niet goed doet of je lacht het weg. Er moet je regelmatig gevraagd worden naar zaken, je komt er niet zelf mee. Je vraagt zelden om feedback bij collega’s, en als je feedback krijgt wordt die niet goed door je ontvangen. Je hebt weinig gebruik gemaakt van de 2 personen die jou begeleiden. Daarnaast ben je geen een keer vanuit jezelf naar je leidinggevende toegekomen om te bespreken hoe het verbetertraject loopt.
5. Betrouwbaarheid
Je komt afspraken niet na (bijvoorbeeld: je beloofd gespreksverslagen te ondertekenen of je zal contact opnemen met de mobiliteitsadviseur, maar komt deze afspraak (in eerste instantie) niet na). Jezelf niet afmelden bij een team coördinator of bij je leidinggevende als je eerder van werk weg gaat. Op de dagindeling deel je ook niet mede dat je eerder weg gaat.
(..)”
2.13.
SFVG heeft [verweerster] na de officiële eindbeoordeling een vaststellingsovereenkomst aangeboden en haar vrijgesteld van werk. [verweerster] heeft niet ingestemd met de vaststellingsovereenkomst.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
SFVG verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst primair te ontbinden op grond van disfunctioneren en subsidiair te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Tevens verzoekt SFVG bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking en [verweerster] een transitievergoeding toe te kennen ter hoogte van € 45.909,99 bruto.
3.2.
Aan haar primaire verzoek legt SFVG ten grondslag dat [verweerster] ongeschikt is voor de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW, dat dit disfunctioneren niet voortvloeit uit ziekte of gebrek van [verweerster], dat zij [verweerster] tijdig in kennis heeft gesteld van het disfunctioneren in de verschillende gesprekken die met [verweerster] zijn gevoerd, dat zij [verweerster] in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld haar functioneren te verbeteren, dat het disfunctioneren niet het gevolg is van onvoldoende zorg van SFVG voor scholing of voor de arbeidsomstandigheden van [verweerster], dat het in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en dat herplaatsing van [verweerster] binnen SFVG niet aan de orde is.
Aan haar subsidiaire verzoek legt SFVG ten grondslag dat door het handelen van [verweerster] de arbeidsverhouding tussen partijen dusdanig is verstoord dat van SFVG niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Door haar houding in het verbetertraject kan SFVG [verweerster] niet langer vertrouwen. Daarnaast heeft SFVG haar vertrouwen verloren doordat [verweerster] na het laatste gesprek in het kader van het verbetertraject niets meer van haar heeft laten horen.

4.Het verweer

4.1.
Het verweer strekt tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van SFVG. [verweerster] voert daartoe, samengevat, het volgende aan. Ze is een alleenstaande vrouw en niet erg assertief. Dit kan door anderen worden geïnterpreteerd als desinteresse of het anderen naar de mond praten. Daarnaast heeft [verweerster] al 15 jaar last van artrose in haar handen en vermoeidheidsziekte. Tot 2012 heeft zij goed gefunctioneerd. Zij is in 2012 een nieuwe functie gaan bekleden. Ze is niet ongeschikt om de arbeid te verrichten. Mocht daarvan wel sprake zijn dan is [verweerster] van mening dat SFVG haar onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om haar functioneren te verbeteren en haar daarbij onvoldoende heeft begeleid en ondersteund. Haar is geen scholing of coaching aangeboden. In het tweede verbetertraject is niet aangegeven op welke punten zij zich moest verbeteren en er zijn geen constructieve gesprekken gevoerd. [verweerster] betwist dat zij zichzelf voor 10% ziek heeft gemeld, dit heeft SFVG gedaan. Ze heeft altijd al haar uren gewerkt.
[verweerster] voert voorts aan dat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Ze wil graag bij SFVG blijven werken, in haar eigen werk of in een passende functie, in Rotterdam of in Schiedam.
4.2.
Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden verzoekt [verweerster] een transitievergoeding toe te kennen ter hoogte van € 46.489,- bruto alsmede een billijke vergoeding ter hoogte van € 14.066,04 bruto, omdat SFVG verwijtbaar heeft gehandeld door [verweerster] een verbetertraject te laten uitvoeren zonder concrete doelen, plannen, begeleiding en ondersteuning.

5.De beoordeling

5.1.
SFVG heeft gesteld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod. [verweerster] voert aan dat het erop lijkt dat SFVG haar beter heeft gemeld om het opzegverbod te omzeilen. De redenen die SFVG ten grondslag legt aan haar ontbindingsverzoek houden echter geen verband met de artrose of de vermoeidheidsklachten van [verweerster], zodat de kantonrechter van oordeel is dat er geen sprake is van een opzegverbod dat aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst in de wegstaat. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat uit de terugkoppeling van de bedrijfsarts blijkt dat [verweerster] zelf van mening was dat de ziekmelding van 10% niet terecht was.
5.2.
Voorop wordt gesteld dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Redelijke grond
5.3.
SFVG baseert haar verzoek tot ontbinding primair op de ongeschiktheid van [verweerster] tot het verrichten van de bedongen arbeid. In artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW is bepaald, dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem voldoende in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
5.4.
[verweerster] voert aan dat zij niet op de hoogte was van de te verbeteren punten in het tweede verbetertraject. De kantonrechter volgt [verweerster] hierin niet. Van de Bosch betwist dat zij het planningsoverzicht heeft ontvangen, maar de verbeterpunten zijn ook opgenomen in het formulier ‘ontwikkelgesprek’. Uit de door SFVG overgelegde uitdraai van het digitale personeelsdossier blijkt dat [verweerster] dit formulier heeft gelezen op 12 januari 2017. Daarnaast zijn de verbeterpunten blijkens het gespreksverslag van 30 december 2016 ook in dat gesprek toegelicht. [verweerster] heeft het gespreksverslag voor akkoord getekend. [verweerster] heeft gelet daarop onvoldoende onderbouwd betwist van de verbeterpunten op de hoogte te zijn. Daarnaast zijn de verbeterpunten in het tweede verbetertraject nagenoeg dezelfde als in het eerste verbetertraject. [verweerster] heeft niet betwist dat ze toen niet wist op welke punten ze moest verbeteren. [verweerster] is derhalve tijdig in kennis gesteld van de visie van SFVG omtrent haar disfunctioneren.
5.5.
SFVG heeft naar het oordeel van de kantonrechter in haar eindbeoordeling van 12 mei 2017 (zie rechtsoverweging 2.12) voldoende onderbouwd dat [verweerster] ongeschikt is voor de bedongen arbeid. Wat [verweerster] hiertegen heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het lukte [verweerster] volgens SFVG niet om gastvrij/klantgericht te zijn naar de patiënten toe. [verweerster] heeft dit met haar stelling dat zij wel voldoende contact maakt en inzicht heeft in de zorg die nodig is niet voldoende betwist. Wat de mondelinge communicatie betreft, betwist [verweerster] niet dat ze boos wordt als collega’s niet direct aan haar een terugkoppeling geven. Dat ze liever direct feedback krijgt is evenwel geen rechtvaardiging voor deze boosheid. [verweerster] licht daarnaast onvoldoende toe waaruit, wat de planning en organisatie betreft, blijkt dat zij wel overzicht heeft terwijl uit de overgelegde stukken en de toelichting van SFVG anders blijkt. Ook erkent [verweerster] dat haar werktempo laag is en dat ze zelf niet veel initiatief neemt. [verweerster] betwist voorts niet dat ze af en toe afspraken niet nakomt. De kantonrechter is gelet op de toelichting van SFVG en de overgelegde stukken van oordeel dat SFVG voldoende heeft onderbouwd dat [verweerster] ongeschikt is voor de bedongen arbeid.
5.6.
[verweerster] betwist dat zij voldoende in de gelegenheid is gesteld en begeleid om haar functioneren te verbeteren. De kantonrechter volgt [verweerster] hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
is niet pas een half jaar nadat zij was begonnen als zorgassistent begeleiding aangeboden. SFVG heeft onbetwist gesteld dat [verweerster] met ingang van 30 augustus 2010 als leerling zorgassistent is begonnen op de afdeling Orthopedie en toen begeleiding heeft ontvangen. In diezelfde periode is zij gestart met de opleiding van zorgassistent. Het is gelet daarop niet zo dat zij zonder ervaring is begonnen als zorgassistent op 20 januari 2012. De aangeboden begeleiding zag bovendien op het feit dat [verweerster] niet goed functioneerde, welke signalen pas na een half jaar zichtbaar werden. [verweerster] kreeg toen Ger als begeleider toegewezen en er zijn meerdere gesprekken gevoerd met [verweerster]. De kantonrechter is van oordeel dat de aangeboden hulp voldoende is geweest, want na een verbetertraject van negen maanden is het functioneren van [verweerster] als voldoende beoordeeld.
In de periode tussen het eerste en tweede verbetertraject heeft [verweerster] stage gelopen als voedingsassistent en als afdelingsassistent en heeft zij voor de maanden juli en augustus 2014 twee begeleiders toegewezen gekregen. Uit de door SFVG overgelegde stukken blijkt dat [verweerster] ook in de stages begeleiding heeft ontvangen, hetgeen [verweerster] ook niet heeft betwist. De kantonrechter volgt [verweerster] niet in haar stelling dat de begeleiding die zij in haar stage als voedingsassistent heeft ontvangen onvoldoende is. Ze heeft een inwerkperiode gehad van 10 dagdiensten en 5 avonddiensten en er zijn evaluatiegesprekken met haar gehouden. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet onvoldoende, mede gelet op het feit dat de functie van voedingsassistent ook werkzaamheden bevat die zij als zorgassistent al verrichtte.
Wat het tweede verbetertraject betreft heeft [verweerster] in het startgesprek van 30 december 2016 desgevraagd verklaard dat zij geen hulp nodig heeft bij het verbetertraject. Het is gelet daarop vreemd dat zij stelt onvoldoende begeleid te zijn. Daarnaast heeft mevrouw [R.], een medewerker van FNV, [verweerster] bijgestaan bij het tweede verbetertraject. De begeleiding van SFVG bestond er voorts uit dat er evaluatiegesprekken zijn gehouden met [verweerster], dat er een vragenlijst als hulpmiddel is opgesteld voor [verweerster], dat er twee aanspreekpunten binnen de afdeling zijn aangewezen ([A. en B.]) en dat bij het uitvoeren van onderdelen van het werk [verweerster] hulp heeft gekregen en is aangespoord gebruik te maken van haar aanspreekpunten. Gezien in het licht van de verbeterpunten van [verweerster] acht de kantonrechter de geboden begeleiding in het tweede verbetertraject voldoende. Het was immers de bedoeling dat [verweerster] zelf meer initiatief nam, afspraken beter nakwam, overzicht kreeg en hield, meer open was in de communicatie en gastvrijer was naar de patiënten. Dit zijn punten die zij vooral zelf moet verbeteren. Het is daarom naar het oordeel van de kantonrechter niet onzorgvuldig van SFVG dat zij aanspreekpunten heeft aangesteld waar [verweerster] zelf naar toe moest gaan met vragen.
5.7.
Wat de scholing betreft volgt de kantonrechter [verweerster] niet in haar stelling dat onvoldoende scholing is aangeboden. Uit het verslag van het evaluatiegesprek van 3 februari 2017 blijkt dat Troost twee scholingsopties heeft gegeven om haar gastvrijheid te verbeteren en het op de weg van [verweerster] zelf lag om er een uit te kiezen. Niet gebleken is dat het aan SFVG te wijten is dat deze scholing door omstandigheden niet door ging.
5.8.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW. Aan het bespreken van de subsidiaire grond: verstoorde arbeidsverhouding komt de kantonrechter daarom niet meer toe.
Herplaatsing
5.9.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW is voor toewijzing van de ontbinding tevens vereist dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. SFVG heeft ter zitting – onbestreden – toegelicht dat steeds meer lagere functies in het ziekenhuis ge-outsourced zijn en dat naast zorgassistent alleen nog afdelingsassistent en voedingsassistent functies zijn die [verweerster] kan uitoefenen. In beide functies heeft [verweerster] stage gelopen, maar na beide stages is geconcludeerd dat [verweerster] in deze functies onvoldoende functioneerde. Onder verwijzing naar hetgeen ook is overwogen onder rechtsoverweging 5.6. volgt de kantonrechter [verweerster] niet in haar stelling dat ze onvoldoende begeleid is bij haar stage als voedingsassistent.
Nu uit de stages blijkt dat [verweerster] ook in de functies van voedingsassistent en afdelingsassistent niet goed functioneerde en niet bestreden is dat er geen andere functies zijn die [verweerster] kan vervullen in het ziekenhuis, is de kantonrechter van oordeel dat SFVG voldoende heeft onderbouwd dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is.
Ontbinding
5.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van ongeschiktheid met ingang van 1 november 2017, zijnde de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van de onderhavige procedure, waarbij een termijn van ten minste een maand resteert.
Transitievergoeding
5.11.
Nu de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en (de rechtsvoorgangster van) SFVG ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden en er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, heeft [verweerster] recht op een transitievergoeding. SFVG heeft ter zitting verklaard akkoord te gaan met de door [verweerster] gevraagde transitievergoeding van € 46.489,- bruto. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Billijke vergoeding
5.12.
Voor het toekennen van een billijke vergoeding zoals door [verweerster] verzocht is geen plaats. Dat zou alleen anders zijn indien SFVG ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld of nagelaten. Daarvan is in het onderhavige geval echter niet gebleken. Gelet op het voorgaande heeft SFVG [verweerster] voldoende kansen geboden om zichzelf te verbeteren.
Proceskosten
5.13.
Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2017;
kent aan [verweerster] ten laste van SFVG een vergoeding toe van €46.489,- bruto en veroordeelt SFVG deze vergoeding te betalen binnen een maand na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
wijst het verzoek om toekennen van een billijke vergoeding af;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688