6.5.In de memorie van toelichting op de Wmo 2015 (Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 37 e.v.) is de mogelijkheid een pgb te verstrekken nader uitgewerkt. Zo moet de gemeente in de verordening opnemen op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden budget in de gemeente wordt vastgesteld. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Op grond van artikel 2.3.5 is het college wel gehouden een tarief voor een persoonsgebonden budget vast te stellen dat redelijkerwijs noodzakelijk is te achten om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid of participatie.
7. Uit het voorgaande volgt dat de Wmo 2015 aan gemeenten de ruimte biedt om een verschillend tarief te hanteren voor professionele hulpverleners en hulpverleners uit het sociale netwerk. Binnen de gemeente Rotterdam is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en zijn hierover regels vastgelegd in de Vmor 2015 en de Rmor 2015. Het gemaakte onderscheid tussen een formeel en informeel pgb vindt dan ook voldoende grondslag in de wet- en regelgeving. De grond van eiseres dat verweerder voor de hulp geboden door de dochter van eiseres het formele tarief had moeten toepassen, slaagt niet, omdat de dochter, gelet op haar familieband met eiseres, niet als een professionele hulpverlener kan worden aangemerkt. De grond van eiseres dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest alleen al vanwege het feit dat het toegekende pgb aanzienlijk lager is dan het op grond van de AWBZ toegekende pgb, slaagt evenmin, omdat de verlaging van het pgb zijn oorzaak vindt in het feit dat verweerder onderscheid maakt tussen een professionele zorgverlener en een niet-professionele zorgverlener, een mogelijkheid die de AWBZ niet kende. Er is geen verbetering van de medische situatie van eiseres aan de verlaging van het pgb ten grondslag gelegd.
8. Uit het ondersteuningsplan volgt dat op 8 februari 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij is besproken dat eiseres drie dagen gebruikt maakt van de dagbesteding bij Laurens en dit graag wil blijven doen. Verder is haar lichamelijke en geestelijke gezondheid besproken en is besproken dat haar dochters haar veel steunen. Uit de stukken blijkt dat het ondersteuningsarrangement van eiseres bestaat uit verschillende resultaatgebieden. Het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren (trede midden/intensief) heeft als subdoelstellingen dat eiseres een vangnet heeft, ze zich aan de gemaakte afspraken houdt, ze haar gevoelens bespreekt en een positief zelfbeeld krijgt. Het resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van huishouden (trede 5) heeft als subdoelen een schoon en leefbaar huis en het beschikken over schone en draagbare kleding. Het resultaatgebied dagbesteding (trede midden) bestaat uit een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden. Tot slot bestaat het resultaatgebied ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid (trede beperkt) eruit dat eiseres afspraken nakomt met zorgprofessionals en de medicatie op tijd inneemt. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het onderzoek naar de behoefte aan ondersteuning van eiseres onzorgvuldig is geweest. Eiseres heeft verder onvoldoende onderbouwd dat zij met het toegekende pgb niet in staat is de voor haar noodzakelijke zorg in te kopen of dat de inschalingen voor haar niet voldoende zijn.
9. Voor zover eiseres stelt dat zij door ziekte niet altijd gebruik kan maken van de dagbesteding en daardoor meer hulp nodig heeft van haar dochter en dat zij het restant van het deel van de dagbesteding wil besteden aan het resultaatgebied persoonlijk en sociaal functioneren, wijst de rechtbank erop dat eiseres verweerder om een herindicatie kan verzoeken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.