4.3.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 16 juli 2008 tot en met 15 juli 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam, en/of te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [naam slachtoffer] ( [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 16 juli 2000 tot en met 15 juli 2011 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam, en/of Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn minderjarig kind/stiefkind/pleegkind, te weten [naam slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] , ontucht heeft gepleegd, namelijk het (meermalen):
- betasten van en/of wrijven over en/of likken aan de borsten en/of de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer] en/of
- zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.