Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het originele exploot van dagvaarding in kort geding, met producties;
- de pleitnotitie van de kant van [gedaagde].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde huurder. De vordering van Waterweg Wonen betreft de ontruiming van een sociale huurwoning die door de burgemeester van Vlaardingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor zes maanden is gesloten. De sluiting volgde op de ontdekking van verdovende middelen in de woning, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Waterweg Wonen. De gedaagde heeft de ontruiming betwist en stelt dat de situatie niet in aanmerking komt voor een ontruiming, gezien zijn persoonlijke omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Waterweg Wonen een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de huurovereenkomst is beëindigd door de burgemeester's sluitingsbesluit. De rechter heeft overwogen dat de gedaagde welbewust heeft deelgenomen aan criminele activiteiten door een handelshoeveelheid hennep in de woning te bewaren, wat zijn woonbelang in gevaar heeft gebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de kans dat het sluitingsbesluit van de burgemeester wordt vernietigd, niet aannemelijk is, en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na opheffing van de sluiting door de burgemeester.
De gedaagde is in de proceskosten veroordeeld, omdat hij de partij is die ongelijk krijgt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.