ECLI:NL:RBROT:2017:5857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
5891240 MB VERZ 17-1524
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van gemachtigden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam zich gebogen over de vraag of twee gemachtigden namens dezelfde betrokkene kunnen optreden in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens het ontbreken van een keuringsbewijs voor een motorvoertuig. De betrokkene heeft op 1 juni 2016 administratief beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie, maar dit beroep werd ongegrond verklaard door de officier van justitie. Vervolgens hebben beide gemachtigden afzonderlijk beroep aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 5 juli 2017 is de betrokkene niet verschenen, wat aanleiding gaf tot vragen over de bevoegdheid van de gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigden niet gezamenlijk, maar afzonderlijk van elkaar optreden, wat complicaties met zich meebrengt. Artikel 3:65 BW stelt dat indien een volmacht aan meerdere personen is verleend, zij zelfstandig kunnen handelen, tenzij anders is bepaald. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de overgelegde machtigingen niet duidelijk maken dat de betrokkene beide gemachtigden tezamen heeft gemachtigd. Dit roept de vraag op of een van de gemachtigden een reeds ingetrokken volmacht misbruikt, wat kan leiden tot onverenigbare rechtshandelingen.

De rechtbank heeft daarom besloten om de gemachtigden de gelegenheid te geven om binnen vier weken een expliciete verklaring van de betrokkene te overleggen, waarin hij aangeeft of hij een van hen of beiden gezamenlijk machtigt om namens hem op te treden. Deze beslissing is genomen om de belangen van de betrokkene te waarborgen en om te voorkomen dat hij in een nadelige positie komt door de onduidelijkheid over de vertegenwoordiging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5891240 \ MB VERZ 17-1524
cjib-nummer: [CJIB-nummer]
registratienummer: IY8435
uitspraak: 19 juli 2017
beslissing van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, ex artikel 13 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van:
betrokkene: [betrokkene]
adres: [straatnaam , huisnummer]
postcode en woonplaats: [postcode, plaatsnaam]

1.Het verloop van de procedure

Bij initiële beschikking van 31 mei 2016 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 130,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten, ter zake van “voor een kentekenplichtig motorvoertuig van 3500 kg of minder is geen keuringsbewijs afgegeven”, geconstateerd op vrijdag 25 maart 2016 om 16:00 uur te Rotterdam tijdens een registercontrole (feitcode K045A).
Tegen deze beschikking is namens betrokkene op 1 juni 2016 administratief beroep ingesteld bij de officier van justitie door gemachtigde [W.] . Op 3 juli 2016 is, inzake dezelfde sanctie, namens betrokkene administratief beroep ingesteld door gemachtigde [N.]
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 12 januari 2017 aan betrokkene verzonden.
Tegen deze beslissing van de officier van justitie is namens betrokkene door [W.] op 24 januari 2017 beroep aangetekend. Door gemachtigde [N.] is op 1 maart 2017 tegen deze beslissing beroep aangetekend.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 5 juli 2017, waar namens de officier van justitie de CVOM-vertegenwoordiger is verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1
In deze zaak is door twee gemachtigden namens betrokkene opgetreden. Gelet op hun handelingen, alsmede de inhoud en de uiterlijke kenmerken van de door hen ingediende processtukken doet het aan alsof deze gemachtigden niet gezamenlijk, maar afzonderlijk van elkaar namens betrokkene optreden.
2.2
Artikel 3:65 BW bepaalt dat indien een volmacht aan twee of meer personen tezamen is verleend, ieder van hen bevoegd zelfstandig te handelen, tenzij anders is bepaald.
2.3
In dit geval is door beide gemachtigden een machtiging overgelegd. Echter, uit deze machtigingen blijkt niet dat betrokkene ten doel heeft gehad om de gemachtigden tezamen te machtigen. Ook is onduidelijk of een van deze machtigingen is vervallen nadat betrokkene een machtiging verleende aan de andere gemachtigde.
2.4
Door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op 18 juli 2016 bepaald dat de kantonrechter, naar analogie van artikel 8:24, tweede lid, Awb, bevoegd is van een gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt ten einde vast te stellen of degene die zich als gemachtigde van een betrokkene aandient daartoe werkelijk bevoegd is (ECLI:NL:GHARL:2016:5803 r.o. 3).
2.5
Zeker nu het er de schijn van heeft dat de gemachtigden afzonderlijk van elkaar procederen, is het, gelet op de belangen van betrokkene, noodzakelijk dat kan worden vastgesteld dat zij tezamen of een van hen namens betrokkene optreedt. Immers, nu een expliciete verklaring van betrokkene hieromtrent ontbreekt, is het niet uit te sluiten dat een van de gemachtigden een reeds ingetrokken volmacht misbruikt. Daarbij zou betrokkene door twee afzonderlijk procederende gemachtigden, voor zover de wet dit toelaat, het risico lopen dat hij gebonden raakt aan onverenigbare rechtshandelingen.
2.6
In dit geval zal de kantonrechter, naar analogie van artikel 8:24, tweede lid, Awb, de gemachtigden gedurende vier weken na verzending van deze beslissing in de gelegenheid stellen een expliciete verklaring van betrokkene te overleggen waarin hij hetzij een van hen, hetzij hen tezamen een volmacht verleent om namens hem op te treden in deze procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt gemachtigden in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze beslissing een expliciete verklaring van betrokkene in te brengen zoals omschreven in 2.6.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare zitting.
30395
Datum toezending: