ECLI:NL:RBROT:2017:5857
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van gemachtigden in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam zich gebogen over de vraag of twee gemachtigden namens dezelfde betrokkene kunnen optreden in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens het ontbreken van een keuringsbewijs voor een motorvoertuig. De betrokkene heeft op 1 juni 2016 administratief beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie, maar dit beroep werd ongegrond verklaard door de officier van justitie. Vervolgens hebben beide gemachtigden afzonderlijk beroep aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 5 juli 2017 is de betrokkene niet verschenen, wat aanleiding gaf tot vragen over de bevoegdheid van de gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigden niet gezamenlijk, maar afzonderlijk van elkaar optreden, wat complicaties met zich meebrengt. Artikel 3:65 BW stelt dat indien een volmacht aan meerdere personen is verleend, zij zelfstandig kunnen handelen, tenzij anders is bepaald. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de overgelegde machtigingen niet duidelijk maken dat de betrokkene beide gemachtigden tezamen heeft gemachtigd. Dit roept de vraag op of een van de gemachtigden een reeds ingetrokken volmacht misbruikt, wat kan leiden tot onverenigbare rechtshandelingen.
De rechtbank heeft daarom besloten om de gemachtigden de gelegenheid te geven om binnen vier weken een expliciete verklaring van de betrokkene te overleggen, waarin hij aangeeft of hij een van hen of beiden gezamenlijk machtigt om namens hem op te treden. Deze beslissing is genomen om de belangen van de betrokkene te waarborgen en om te voorkomen dat hij in een nadelige positie komt door de onduidelijkheid over de vertegenwoordiging.