ECLI:NL:GHARL:2016:5803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
WAHV 200.158.223
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzuim in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot machtiging van gemachtigde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 11 augustus 2014 het beroep van de (pretense) gemachtigde niet-ontvankelijk heeft verklaard. De (pretense) gemachtigde had geen schriftelijke machtiging overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens Alphabet Nederland B.V. beroep in te stellen. De kantonrechter had de gemachtigde een termijn van twee weken gegeven om het verzuim te herstellen, maar het hof oordeelt dat deze termijn te kort was. De gemachtigde heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter in strijd met het procesreglement bestuursrecht handelde door een te korte hersteltermijn vast te stellen en dat het verzoek om een nadere termijn ten onrechte is afgewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de (pretense) gemachtigde niet voldoende tijd heeft gekregen om de benodigde machtiging te verkrijgen. De termijn van twee weken was niet redelijk, gezien de omstandigheden waaronder de gemachtigde moest handelen. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de rechtbank Oost-Brabant voor verdere behandeling. Tevens wordt het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.158.223
18 juli 2016
CJIB 171800720
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 11 augustus 2014
betreffende
[(pretense) gemachtigde] (hierna te noemen: betrokkene),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van [(pretense) gemachtigde] tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

[(pretense) gemachtigde] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[(pretense) gemachtigde] heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van [(pretense) gemachtigde] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [(pretense) gemachtigde] geen schriftelijke machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om namens Alphabet Nederland B.V. beroep in te stellen.
2. In hoger beroep voert [(pretense) gemachtigde] aan dat de kantonrechter in strijd met het procesreglement bestuursrecht een hersteltermijn van slechts twee weken heeft vastgesteld om het onder 1. genoemde verzuim te herstellen. Voorts voert [(pretense) gemachtigde] aan dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek om een nadere termijn heeft afgewezen en dat de rechtbank niet mocht e-mailen over zaken die betrekking hebben op fatale termijnen.
3. De kantonrechter is, naar analogie van artikel 8:24, tweede lid, Awb, bevoegd van een gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt ten einde vast te stellen of degene die zich als gemachtigde van een betrokkene aandient daartoe werkelijk bevoegd is.
4. Indien de kantonrechter vaststelt dat een schriftelijke machtiging als hiervoor bedoeld ontbreekt dan wel niet toereikend is, kan niet-ontvankelijkverklaring volgen indien de (pretense) gemachtigde schriftelijk in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen, het verzuim niet binnen de in de brief genoemde termijn is hersteld en in de brief is meegedeeld dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen als het verzuim niet binnen die termijn is hersteld.
5. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de (pretense) gemachtigde in de zaak met het onderhavige CJIB-nummer beroep tegen de aan Alphabet Nederland B.V. gerichte inleidende beschikking en de beslissing van de officier van justitie heeft ingesteld. Het dossier bevat geen schriftelijk bewijs van machtiging.
6. Bij schrijven d.d. 7 juli 2014 heeft de griffier van de rechtbank de (pretense) gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van dat schrijven schriftelijk de verlangde machtiging in te dienen.
Bij faxbericht van 21 juli 2014, verzonden op 21 juli 2014 om 19.04 uur, heeft [(pretense) gemachtigde] verzocht om een aanvullende termijn van vier weken. Deze fax is op 22 juli 2014 door de rechtbank ingeboekt. Op 22 juli 2014 heeft de griffie van de rechtbank per e-mailbericht aan [(pretense) gemachtigde] bericht dat het gevraagde uitstel niet verleend wordt en wordt [(pretense) gemachtigde] verzocht voor 28 juli 2014 schriftelijk een machtiging te overleggen. Bij uitspraak van 11 augustus 2014 wordt de gemachtigde niet-ontvankelijk verklaard in het beroep vanwege het ontbreken van een machtiging.
7. Het hof stelt vast dat de (pretense) gemachtigde, in overeenstemming met het hiervoor onder 4 overwogene, schriftelijk de gelegenheid is geboden het door de kantonrechter vastgestelde verzuim te herstellen. De gegeven termijn is naar het oordeel van het hof echter niet als redelijk te beschouwen. Teneinde het verzuim te herstellen diende de (pretense) gemachtigde zich tot de (vertegenwoordiger van de) betrokkene te wenden en deze een machtiging laten opstellen dan wel ondertekenen en vervolgens deze machtiging aan de kantonrechter te doen toekomen. De daarvoor gegeven termijn bedraagt slechts twee weken, waarbij nog in aanmerking dient te worden genomen dat de (pretense) gemachtigde, in verband met de met de verzending van deze brief gemoeide tijd, eerst later van de brief van de griffier van de rechtbank van 7 juli 2014 kennis heeft kunnen nemen.
8. Nu de termijn die gegeven is om het verzuim te herstellen naar het oordeel van het hof niet redelijk is, kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. De overige verweren van [(pretense) gemachtigde] behoeven derhalve geen bespreking meer. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, naar analogie van artikel 20d, tweede lid, WAHV, de zaak terugwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant, zoals door [(pretense) gemachtigde] is verzocht.
9. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Oost-Brabant ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.