ECLI:NL:RBROT:2017:5731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
10/681065-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger voor vernieling en bedreiging met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Vught. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, diefstal en bedreiging. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vernieling en sprak de verdachte daarvan vrij. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstal van een telefoon en de bedreiging van twee personen met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een veelpleger was en dat er een hoog recidiverisico bestond. Gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, werd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van één jaar opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de ISD-maatregel niet alleen bedoeld was om de samenleving te beschermen, maar ook om de verdachte de kans te geven om aan zijn problematiek te werken. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de materiële schade die was ontstaan door de vernieling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681065-17
Datum uitspraak: 20 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught,
raadsvrouw N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.M. Reinders heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
oplegging van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat niet aannemelijk is dat de verdachte de ruit van de winkel enkel uit boosheid heeft ingetrapt. Uit de camerabeelden blijkt dat dit is gedaan met de bedoeling om goederen uit de winkel weg te nemen. De verdachte keek hierbij bewust de winkel in en keerde een aantal keren terug, hetgeen niet past bij een opwelling van een boosheid.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de stukken van het dossier kan geen wettig en overtuigend bewijs worden afgeleid dat de verdachte de ruit van de computerwinkel intrapte met het oogmerk zich goederen wederrechtelijk toe te eigenen. De door de officier van justitie aangevoerde veronderstelling is daartoe onvoldoende.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij voert daartoe aan dat de verdachte de tenlastegelegde bedreiging ontkent, dat de getuige [naam getuige 1] , anders dan aangever stelt, verklaard heeft dat hij niet bij de bedreiging aanwezig was en dat de beide broers [achternaam] hem een hak wilden zetten.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat de aangever aan zijn deur is geweest terwijl hij aan het koken was en hij daarom met een mes in zijn handen aan de deur verscheen.
De aangever [naam aangever 1] en zijn broer [naam aangever 2] hebben verklaard dat zij met [voornaam getuige] (de rechtbank begrijpt de getuige [naam getuige 1] ) naar de woning van de verdachte zijn gegaan om de telefoon van [naam slachtoffer 1] terug te krijgen. Blijkens de verklaring van aangevers broer wist [naam getuige 1] waar de verdachte woonde. De getuige [naam getuige 2] verklaarde dat hij zijn scooter had uitgeleend en zag de aangever, zijn broer en ene [voornaam getuige] hierop vertrekken. De aangever en zijn broer verklaarden dat de verdachte aan de deur kwam met een zilverkleurig mes in zijn handen, dat de verdachte de punt van dat mes tegen de aangever hield en dat de verdachte onder meer zei tegen de aangever en zijn broer: “ik steek je, ik steek jullie allemaal”.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangever en zijn broer zo overeenstemmend en gedetailleerd zijn met betrekking tot (i) het doel van hun bezoek aan verdachtes woning, (ii) het feit dat zij met z’n drieën waren, hetgeen overigens ook bevestiging vindt in de getuigenverklaring van [naam getuige 2] , en (iii) de wijze waarop de bedreiging is geuit. Gelet hierop heeft de rechtbank geen redenen om aan de verklaring van de aangever en zijn broer te twijfelen. De rechtbank komt op basis hiervan dan ook tot het oordeel dat de tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 02 maart 2017 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Gorinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een i-Phone 7 en/of een telefoonhoesje en/of een ov-kaart en/of een briefje van 50 euro en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Gorinchem [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] gezwaaid en/of gewezen en/of een mes tegen de borst van voornoemde [naam slachtoffer 1] gezet en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: 'Ik steek je, ik steek jullie allemaal'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.subsidiar
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toehoort, vernielen.
2.
diefstal;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een winkelruit. Dit is een ergerlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde winkelier.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon en bedreiging. Hij nam brutaal de telefoon van de aangever van de toonbank in zijn winkel weg en liep de winkel uit. Hij bedreigde kort hierna de aangever en zijn broer door te zeggen dat hij hen zou neersteken en door een mes tegen het lichaam van de aangever te houden. De verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast heeft verdachte met zijn bedreiging anderen angstig en onveilig laten voelen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.1.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2017 dat vijftien pagina’s beslaat. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.1.2.
Rapportages
De psychiater [naam psychiater] van het NIFP heeft in het kader van een ISD-trajectconsult op 10 mei 2017 een advies opgesteld. Dit advies houdt onder meer in.
De verdachte heeft aangegeven dat hij hulp wenst van de reclassering; hij wil een baan en een inkomen. Uit een Pro Justitia rapport van 30 april 2014 staat vermeld dat de verdachte zwakbegaafd is en dat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Er is geen sprake is van psychiatrische problematiek in engere zin. Er zijn vanuit psychiatrisch oogpunt geen contra-indicaties voor een ISD-traject. Het zou diagnostisch gezien wenselijk zijn nader onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van voornoemde persoonlijkheidsproblematiek. Dit onderzoek kan tijdens een ISD-traject plaatsvinden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2017. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De verdachte valt gezien zijn leeftijd en problematiek onder het adolescentenstrafrecht.
De verdachte heeft de status van veelpleger en heeft een zogeheten pre-ISD-label. De sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte is onstabiel; hij beschikt niet over een vaste woon- en verblijfplaats, heeft geen opleiding afgerond, heeft weinig werkervaring en heeft geen inkomen. Uit het NIFP-consult van 10 mei 2017 blijkt dat de verdachte een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken heeft en dat hij ook zwakbegaafdheid is. De verdachte is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking. Bovendien blijkt dat nieuwe diagnostiek aangewezen kan zijn voor het aanbieden van de juiste zorg.
De psychiatrische problematiek van de verdachte is van groot belang voor het recidiverisico. De verdachte overziet de consequenties van zijn gedrag minder goed dan anderen, is gemakkelijker beïnvloedbaar voor zijn omgeving en komt gemakkelijk in conflictsituaties hetgeen thans de reden is dat hij is overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting Vught.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gelet op de problemen op de leefgebieden. Er is een hoge mate van onmacht bij de verdachte. Er zijn daarom interventies en begeleiding geïndiceerd. Er is eveneens een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. De verdachte toont regelmatig ongewenst gedrag en is lastig te begeleiden. Als gevolg van zijn verstandelijke beperking is het hem niet gelukt een begeleidingsproject op een positieve manier af te ronden. Er is een strak forensisch kader nodig omdat de verdachte niet in staat is om de vicieuze cirkel te doorbreken.
De ISD-maatregel biedt de mogelijkheid tot analyse van verdachtes delictpatroon, en de hieraan ten grondslag liggende gedragsproblematiek, en het aanbieden van een op maat toegesneden behandelingstraject dat in drie fases als omschreven in het reclasseringsrapport doorlopen wordt.
De reclassering adviseert op grond van het bovenstaande de oplegging de ISD-maatregel.
7.2.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de Richtlijn voor strafvordering bij meerjarige zeer actieve veelplegers van het Openbaar Ministerie.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering en de psychiater dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
De rechtbank is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat er een reëel en ernstig gevaar voor herhaling aanwezig is en dat de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enig overgebleven optie is om het plegen van delicten door de verdachte te doen stoppen.
Het belang van de samenleving dient thans voorop te staan gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade. De rechtbank heeft hierbij gelet op ernst van de begane feiten, de vele voorafgaande veroordelingen en in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. De veiligheid van personen en goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
De maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij sinds zijn volwassenheid geen kans heeft gekregen van de reclassering voor hulpverlening en is gemotiveerd om hieraan mee te werken. De verdachte wil een opleiding volgen, hij wil een baan en is bereid in een begeleide woonvorm te wonen.
Uit het bovengenoemd reclasseringsrapport blijkt dat de ISD-maatregel de mogelijkheid biedt nader onderzoek te doen naar verdachtes persoonlijkheidsproblematiek en het opstellen van een op maat toegesneden hulpverlenings- en begeleidingstraject, zodat de verdachte gericht kan werken aan gedragspatronen en zijn persoonlijkheidsproblematiek die er kennelijk telkens voor zorgen dat hij vervalt in crimineel gedrag. De verdachte dient daarvoor wel mee te werken aan psychiatrisch onderzoek en de aanwijzingen van zijn begeleiders c.q. behandelaars alsmede de reclassering op te volgen. Ook dient hij bereid te zijn tot het volgen van (gedrags)trainingen.
De rechtbank acht het enerzijds van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om het hiervoor omschreven doel te realiseren, maar schat anderzijds in dat de termijn van twee jaar, gelet op zijn leeftijd en problematiek te lang zal zijn voor de verdachte om zijn motivatie te kunnen vasthouden. Omdat de rechtbank van oordeel is dat een kortere periode ertoe zal leiden dat de slagingskans van de behandeling en daarop volgende inbedding in de maatschappij van de verdachte groter is, zal de ISD-maatregel voor de duur van één jaar worden opgelegd. De door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd wordt niet in mindering gebracht op de maatregel.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde]: ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 211,75 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de gevorderde schadevergoeding niet is betwist door de verdediging en de rechtbank deze overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 maart 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 211,75 (zegge: tweehonderdeuro en vijfenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 211,75(hoofdsom,
zegge: tweehonderdeuro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 211,75 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 maart 2017 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand,
gelegen aan de [adres delict] ,
weg te nemen
geld en/of goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/ [naam slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming te weten, door de onderste ruit van
de toegangsdeur te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 maart 2017 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een i-Phone 7 en/of
een telefoonhoesje en/of
een ov-kaart en/of
een briefje van 50 euro en/of
een bankpas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Gorinchem
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
een mes in de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] gezwaaid
en/of gewezen en/of een mes tegen de borst van voornoemde [naam slachtoffer 1] gezet
en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: 'Ik steek je, ik steek jullie
allemaal';
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht