ECLI:NL:RBROT:2017:5517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
C/10/528646 / FA RK 17-4752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis naar Turkije met minderjarigen in het kader van vakantie en familiebezoek

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 juni 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen voor een reis met zijn minderjarige kinderen naar Turkije van 8 juli tot en met 30 juli 2017. De vrouw, de moeder van de kinderen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze reis, omdat zij vreest voor de veiligheid van de kinderen. Zij heeft in het verleden gewerkt voor een organisatie die gelinkt wordt aan de Gülen-beweging en vreest dat dit risico's met zich meebrengt voor de kinderen tijdens hun verblijf in Turkije. De rechtbank heeft de argumenten van de vrouw gehoord, maar oordeelt dat de door haar gestelde risico's onvoldoende onderbouwd zijn. De vrouw heeft geen concrete feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die haar vrees voor de veiligheid van de kinderen onderbouwen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de man en de kinderen familie in Turkije hebben die hen kan opvangen in geval van nood. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de man vervangende toestemming te verlenen voor de reis, mits er in de periode van de reis geen negatief reisadvies geldt voor het gebied dat zij willen bezoeken. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/528646 / FA RK 17-4752
Beschikking van 30 juni 2017 betreffende vervangende toestemming reis naar en verblijf in het buitenland
in de zaak van:
[naam verzoeker], de man,
wonende te Amsterdam,
advocaat mr. D.G. Nagel te Almere,
t e g e n
[naam verweerder], de vrouw,
wonende te Dordrecht,
advocaat mr. Th.A.H. van Blokland te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 12 juni 2017;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de correspondentie, waaronder:
 de brief met bijlage van Jeugdbescherming West (hierna te noemen: de GI), gedateerd 22 juni 2017.
1.2
De man legt ter zitting een afschrift van het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over, geldend op 27 juni 2017.
1.3.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 juni 2017.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.C. Scherpenhuijsen advocaat, namens mr. Nagel voornoemd;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
- de GI, ter zitting vertegenwoordigd door mw. [naam vertegenwoordiger GI] ;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna te noemen: de raad) vertegenwoordigd door mw. [naam vertegenwoordiger RvK] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 16 maart 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 25 januari 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[naam minderjarige 1] , geboren [geboortejaar 2006] te [geboorteplaats minderjarige 1] ;
[naam minderjarige 2] , geboren [geboortejaar 2007] te [geboorteplaats minderjarige 2] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Bij beschikking van 12 oktober 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad is een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld waarbij de minderjarigen onder meer de helft van de schoolvakanties bij de man zijn.
2.5.
Bij beschikking van 10 februari 2017 van de rechtbank Rotterdam is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen met ingang van 24 februari 2017 verlengd tot
24 februari 2018.

3.De beoordeling

3.1.1.
Het verzoek van de man strekt ertoe hem vervangende toestemming te verlenen voor reis en verblijf met de minderjarigen naar Turkije in de periode 8 juli tot en met 30 juli 2017. De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de vrouw haar toestemming heeft geweigerd. De man wil graag, net als voorgaande jaren, met de kinderen naar Turkije voor een vakantie waarin zij hun culturele achtergrond kunnen ervaren en er gelegenheid is voor familiebezoek.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
De vrouw voert ter zitting aan dat zij enige tijd betrokken is geweest bij een organisatie die banden heeft met de Gülen-beweging en dat om die reden een vakantie van de minderjarigen naar Turkije riskant is. De vrouw vreest dat zij en haar huidige partner op een zwarte lijst staan, maar weet dat niet zeker. In haar verweerschrift merkt de vrouw op dat aanhouding van de man en de kinderen in Turkije met het doel de vrouw naar Turkije te laten komen niet denkbeeldig is. De vrouw durft zelf het risico niet de nemen om naar Turkije te gaan, zodat de vrouw bij een calamiteit tijdens de vakantie niet voor de kinderen zal kunnen inspringen. Bovendien wil de man met de kinderen in Ankara verblijven, terwijl voor de grote steden gewaarschuwd wordt voor aanslagen. De vrouw vindt de politieke situatie nu te onrustig en de veiligheidssituatie in Turkije te onduidelijk om daarheen met de kinderen op vakantie te gaan.
3.1.4.
De man erkent dat er een link is van de door de vrouw bedoelde organisatie naar de Gülen-beweging, maar volgens hem is deze link zover van de kinderen en hemzelf verwijderd dat hier voor hen geen risico’s uit voortvloeien. Nu partijen al jaren gescheiden zijn en de kinderen de achternaam van de man hebben, acht de man een aanhouding in Turkije vergezocht. Vorig jaar maakte de man zich wel zorgen over de situatie in Turkije, omdat toen net een staatsgreep had plaatsgevonden. De man heeft toen van een bezoek aan Turkije afgezien. Van zijn familie ter plaatse weet de man dat de situatie nu veel rustiger is.
3.1.5.
Namens de raad en de GI is ter zitting een toelichting gegeven op de achtergronden van het verzoek. Daarbij is opgemerkt dat de indruk bestaat dat de onderhavige procedure niet los gezien kan worden van de complexe scheiding van partijen.
3.1.6.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man ter zitting heeft de vrouw haar stelling dat er vanwege haar betrokkenheid bij een bepaalde organisatie concrete risico’s zijn voor (de man en) de kinderen als zij naar Turkije gaan, onvoldoende onderbouwd. De vrouw is niet meer betrokken bij de betreffende organisatie en er zijn geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gekomen, waaruit blijkt dat de vrouw op een zwarte lijst zou staan. De vrouw verklaart ter zitting dat zij vreest dat iemand haar via de onlangs ingestelde ‘kliklijn’ als verdachte van terrorisme zou kunnen noemen. Ook hiervoor geldt dat concrete aanwijzingen dat iemand dat zou willen doen of daar belang bij zou hebben, niet zijn gesteld of gebleken. Daarbij is het de vraag of een melding over de vrouw zou leiden tot een reëel risico voor de man en de kinderen terwijl zij in Turkije zijn. De rechtbank ziet in hetgeen de vrouw naar voren gebracht heeft onvoldoende aanleiding deze vraag bevestigend te beantwoorden.
3.1.7.
Ook de vrees van de vrouw dat er iets met de man zou kunnen gebeuren en zij er dan niet voor de kinderen kan zijn, acht de rechtbank onvoldoende om het verzoek van de man af te wijzen. Daarbij weegt ook mee dat familie van de man en de vrouw in Turkije woont en dat zij de minderjarigen onverhoopt (tijdelijk) kan opvangen.
3.1.8.
Over de mogelijkheid van een aanslag als de kinderen met de man in Ankara verblijven overweegt de rechtbank als volgt. De dreiging van terreur is op dit moment op vele plaatsen ter wereld in meerdere of mindere mate aanwezig. Uit het door de man overgelegde overzicht van het (Nederlandse) Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat voor Ankara geldt dat er een veiligheidsrisico gezien wordt, maar er is geen negatief reisadvies. De rechtbank is van oordeel dat het veiligheidsrisico op zich van onvoldoende gewicht is om de man de door hem verlangde toestemming te onthouden.
3.1.9.
De toestemming om met de kinderen naar Turkije af te reizen zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden verleend, maar alleen voor zover in de periode 8 juli 2017 tot en met 30 juli 2017 geen negatief reisadvies zal gelden voor het door de man in die periode te bereizen gebied.
3.2.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent de man vervangende toestemming om van 8 juli tot en met 30 juli 2017 met de kinderen in Turkije te verblijven indien en zolang voor het door hem te bereizen gebied geen negatief reisadvies van het (Nederlandse) Ministerie van Buitenlandse Zaken zal gelden in die periode;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.P. Eekhout op 30 juni 2017.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.