ECLI:NL:RBROT:2017:5352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
5466585
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na derdenbeslag en herverdeling door deurwaarder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Nediver B.V. en de naamloze vennootschap GGN Mastering Credit N.V. Nediver vorderde betaling van een bedrag van € 12.415,54, dat zij meende te vorderen van GGN, na een herverdeling van beslagopbrengsten door de deurwaarder. De procedure volgde op een eerder gelegd derdenbeslag door de deurwaarder in opdracht van Nediver, waarbij GGN ook beslag had gelegd op dezelfde gelden. De deurwaarder had een bedrag van € 17.807,30 ontvangen van de gemeente Rotterdam, dat verdeeld moest worden over de schuldeisers. Nediver stelde dat de deurwaarder in gebreke was gebleven met de betaling van het aan haar toebedeelde bedrag, omdat de deurwaarder een herverdeling had gemaakt zonder dat dit rechtmatig was. GGN betwistte de vordering en stelde dat de deurwaarder handelde op basis van de op dat moment bekende feiten. De kantonrechter oordeelde dat de deurwaarder onverplicht en in strijd met de wet had gehandeld door een herverdeling te maken, nadat hij op de hoogte was gebracht van het beslag door GGN. De rechter oordeelde dat GGN aansprakelijk was voor het bedrag dat aan Nediver toekwam, en veroordeelde GGN tot betaling van € 8.938,27, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5466585 \ CV EXPL 16-44107
uitspraak: 7 juli 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nediver B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Bonarius,
tegen
de naamloze vennootschap
GGN Mastering Credit N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
mr. I. van Apeldoorn.
Partijen worden hierna aangeduid als “Nediver” en “GGN”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 18 oktober 2016 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 22 november 2016, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 9 januari 2017 gehouden comparitie van partijen;
  • de conclusie van repliek, en
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Op of omstreeks 14 oktober 2013 heeft Nediver middels deurwaarder [U. ]
(hierna: “de deurwaarder”) aan GGN opdracht gegeven tot invordering van gelden uitgeleend aan [O.].
2.2
Bij verstekvonnis van 21 februari 2014 is [O.] veroordeeld om aan Nediver te betalen € 10.666,74 met rente en kosten.
2.3
Bij exploot van 14 oktober 2014 heeft de deurwaarder namens Nediver, Hoist en de VVE ten laste van [O.] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente Rotterdam. De deurwaarder is eerste beslaglegger.
2.4
Op 17 oktober 2014 heeft gerechtsdeurwaarderskantoor [X.] op verzoek van de ING Bank N.V. ook ten laste van [O.] beslag gelegd onder de gemeente Rotterdam.
2.5
Op 7 november 2014 heeft GGN van de Gemeente Rotterdam € 17.807,30 ontvangen. Dat bedrag is verdeeld over de drie dossiers van GGN. Van het ontvangen bedrag is door GGN aan Nediver een bedrag van € 12.415,54 toebedeeld.
2.6
Op 11 november 2014 is een bedrag van € 9.192,00 door de deurwaarder overgemaakt ter attentie van Nediver naar rekeningnummer 104237449 (een opgeheven rekening op naam van Nediver). Bij schrijven van die datum heeft de deurwaarder melding gemaakt aan Nediver van de afdracht en het rekeningnummer waar het bedrag naartoe was overgemaakt.
2.7
Op 11 november 2014 om 19:17 ontving een medewerker van GGN een e-mail in haar persoonlijke e-mailbox van gerechtsdeurwaarderskantoor [X.], waarin melding werd gemaakt van het feit dat [X.] beslag had gelegd onder de gemeente Rotterdam ten laste van [O.]. De vordering van ING bedroeg op dat moment € 182.218,28. Op 14 november 2014 heeft de betreffende medewerker van GGN aantekening gemaakt in de dossiers van het eerste beslag, inhoudende dat er niet afgewikkeld moest worden vanwege een aanmelding van een collega deurwaarder en dat er herverdeeld moest worden.
2.8
Op 20 november 2014 heeft de deurwaarder een nieuwe verdeling gemaakt. Op basis daarvan is aan Nediver een bedrag van € 1.093,00 toebedeeld en op 24 januari 2016 is door de deurwaarder aan Nediver een bedrag van € 1.088,33 overgemaakt op rekeningnummer NL59ABNA0584146205.
2.9
Op 29 maart 2016 heeft de deurwaarder Nediver bericht over de stand van zaken over het derdenbeslag onder [O.], onder andere dat voornoemde betaling van
11 november 2014 is terug gekomen omdat het een onjuist rekeningnummer was.

3.De vordering

3.1
Nediver heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, GGN te veroordelen aan haar te betalen € 12.415,54 althans € 9.192,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsvertragingsrente over het toegewezen bedrag vanaf 1 juli 2016 tot de dag van algehele voldoening, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 888,27 en met veroordeling van GGN in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering legt Nediver - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de deurwaarder ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met volledige, tijdige betaling van de - ingevolge in opdracht van Nediver door de deurwaarder ten laste van [O.] onder de gemeente Rotterdam gelegd executoriaal derdenbeslag - aan haar verschuldigde bedragen. Daartoe stelt Nediver dat met de toedeling van het haar toekomend deel van de beslagopbrengst een opeisbare vordering op de deurwaarder is ontstaan. Dat betekent volgens Nediver dat de deurwaarder onverplicht een herverdeling heeft gemaakt, hetgeen volgens Nediver een toerekenbare tekortkoming van de deurwaarder oplevert in de verbintenis tot nakoming van het aan Nediver toebedeelde bedrag. Daarnaast is de deurwaarder volgens Nediver tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenis tot betaling aan Nediver door te betalen op een rekening die was opgeheven.

4.Het verweer

GGN betwist de vordering. Daartoe voert zij aan dat de bedoeling van het systeem is dat een ieder uiteindelijk krijgt waar hij recht op heeft. De deurwaarder is steeds uitgegaan van de hem op dat moment bekende feiten. Aan de boeking en mededeling aan Nediver van de eerste toedeling kan Nediver geen rechten ontlenen vanwege het nadien bekend geworden beslag. GGN wijst er op dat het moment van verdeling niet bepalend is voor het bedrag waarop een schuldeiser recht heeft maar het moment van beslag. GGN geeft te kennen dat de deurwaarder ten tijde van het overmaken van de tussentijdse afdracht niet op de hoogte was van het opheffen van het bij haar bekende rekeningnummer van Nediver.

5.De beoordeling

5.1
De taken en bevoegdheden van een deurwaarder staan beschreven in de Gerechtsdeurwaarderswet. De deurwaarder is als natuurlijk persoon een door de Kroon benoemde openbare ambtenaar met een onafhankelijke positie. Tussen Nediver en de deurwaarder bestaat een civielrechtelijke overeenkomst, ook ten aanzien van de ambtelijke diensten van de gerechtsdeurwaarder. Tussen partijen is niet in geschil dat indien sprake is van een beroepsfout van de deurwaarder, GGN daarvoor aansprakelijk is.
5.2
In deze zaak is kennelijk sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 480 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”). Immers, het eerste beslag is door de deurwaarder gelegd in opdracht van drie schuldeisers en na ontvangst door de deurwaarder van het bedrag van € 17.807,30 van de gemeente Rotterdam is de deurwaarder over gegaan tot verdeling en uitbetaling (op 11 november 2014) daarvan. Met uitbetaling door de deurwaarder conform de overeenkomst van verdeling van de netto-opbrengst neemt de executie een einde. Daaraan doet niet af dat de betaling door Nediver niet is ontvangen doordat de deurwaarder gebruik heeft gemaakt van een opgeheven rekeningnummer. Het antwoord op de vraag voor wiens risico dat komt is dan ook niet relevant. Gelet op het systeem van de wet is met de uitvoeringshandeling gericht op de betaling een einde gekomen aan de executie van het beslag. Op het moment van uitbetaling onder de bekende schuldeisers op basis van kennelijke overeenstemming zit de taak van de eerste/oudste deurwaarder om tot executie over te gaan er op. Dat betekent dat de deurwaarder onverplicht en in strijd met de juiste naleving van de bepalingen in artikel 480 lid 2 Rv is overgegaan tot een herverdeling nadat zij door [X.], na uitbetaling aan Nediver, op de hoogte is gebracht van het door [X.] onder de gemeente Rotterdam eveneens ten laste van [O.] gelegd beslag. Dat oordeel strookt met de lijn in de jurisprudentie, zoals onder andere in de uitspraak van 1 september 2010 van de rechtbank Zwolle-Lelystad (ECLI:NL:RBZLY:2010:BO1250) en in de uitspraak van 13 maart 2012 van het Hof Arnhem (ECLI:NL:2012:BV9679).
5.3
Ten overvloede wordt overwogen dat het gelet op het bepaalde in artikel 478 lid 3 Rv op de weg van [X.] had gelegen om de deurwaarder ‘zodra mogelijk’ op de hoogte te brengen van het door haar gelegde beslag. Het door [X.] gelegde beslag dateert eveneens van 17 oktober 2016. Door de deurwaarder als eerste beslaglegger daarover eerst op
11 november 2016 te informeren, kan in deze procedure niet worden geoordeeld dat [X.] heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van artikel 478 lid 3 Rv. Dat kan niet aan Nediver worden tegengeworpen door na de melding van [X.] aan de deurwaarder alsnog over te gaan tot een herverdeling van de opbrengst. Ook de omstandigheid dat het beslag van [X.] kennelijk door de gemeente Rotterdam niet is gemeld in haar verklaring ex artikel 476a Rv aan de deurwaarder kan niet aan Nediver worden tegen geworpen. De deurwaarder mocht uit het (kennelijk) uitblijven van een melding door de gemeente Rotterdam van cumulerende beslagen afleiden dat die er niet waren.
5.4
Aangezien de deurwaarder op het moment van de uitkering niet wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat er door [X.] ook beslag was gelegd onder de derde ten laste van [O.], heeft de deurwaarder door de uitbetaling van € 9.192,00 op 11 november 2016 aan Nediver voldaan aan zijn verplichtingen op grond van artikel 480 lid 2 Rv. Dat betekent dat die rechtstoestand hersteld moet worden. GGN heeft betwist dat de deurwaarder op dat moment het volledige aan Nediver toebedeelde bedrag van € 12.415,54 aan Nediver verschuldigd was. GGN heeft in dat verband aangevoerd dat de deurwaarder de incasso-, proces- en executiekosten op het aan Nediver toebedeelde bedrag in mindering heeft gebracht. Nediver heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de deurwaarder daartoe gerechtigd was. Bovendien is het moment van uitbetaling het moment van het ontstaan van de betalingsverplichting van de deurwaarder jegens Nediver en is ‘slechts’ het bedrag van
€ 9.192,00 uitbetaald. De deurwaarder heeft na de herverdeling een bedrag van € 1.088,33 aan Nediver betaald. Dat betekent dat GGN in deze procedure wordt veroordeeld tot betaling van het verschil met het bedrag dat aan Nediver op basis van de uitbetaling op
11 november 2016 toekomt, te weten € 8.103,67 (€ 9.192,00 - € 1.088,33).
5.5
GGN heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegens de gevorderde wettelijke handelsrente. Die wordt dan ook als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen zoals hierna bepaald.
5.6
Eveneens is onweersproken gebleven dat door Nediver en haar gemachtigde buitengerechtelijke incasso werkzaamheden zijn verricht, anders dan ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt dient te worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. Dat betekent dat op dit punt een bedrag van € 834,60 wordt toegewezen.
5.7
GGN wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt GGN tot betaling tegen kwijting aan Nediver van € 8.938,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 8.103,67 vanaf 1 juli 2016 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt GGN in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak vastgesteld op
€ 94,08 aan dagvaardingskosten, € 471,00 aan griffierecht en € 900,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703