ECLI:NL:RBROT:2017:5317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
KTN-5354885_19052017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de koop van een tweedehands zeiljacht en de gevolgen van verborgen gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de koop van een tweedehands zeiljacht. De eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. P.A.M. van Hoef, vorderde een schadevergoeding van € 8.206,74 van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Smit, wegens non-conformiteit van de motor van de zeilboot die hij had aangeschaft. De eiser stelde dat de motor verborgen gebreken vertoonde die niet aan hem waren medegedeeld, terwijl de gedaagde betwistte dat er sprake was van een gebrek en voerde aan dat de eiser de boot in de staat had aanvaard waarin deze zich bevond.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 september 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser de zeilboot op 4 juli 2015 had gekocht voor een verlaagde prijs van € 56.000,00, na aanvankelijke overeenstemming over € 60.000,00. De eiser had de motor van de boot geïnspecteerd en een proefvaart gemaakt, waarbij geen directe gebreken werden geconstateerd. Echter, na enkele maanden gebruik vertoonde de motor problemen, wat leidde tot de vordering van de eiser.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de motor al bij de koop niet naar behoren functioneerde. De rechter wees erop dat de eiser, als iemand met enige kennis van motoren, had moeten beseffen dat er risico's verbonden waren aan de aankoop van een tweedehands zeilboot. De rechter concludeerde dat de eiser de risico's had aanvaard en dat de gedaagde niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de kosten van de reparatie. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, vastgesteld op € 500,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5354885 CV EXPL 16-37284
uitspraak: 19 mei 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam en land],
eiser,
gemachtigde: mr. drs. P.A.M. van Hoef,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Smit.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 2 september 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 18 oktober 2016;
  • het vonnis van 7 november 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de aktes van [eiser] met producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van de op 9 januari 2017 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiser] heeft op 4 juli 2015 een Multihull zeilboot van het merk Prout, type Event 34, bouwjaar 1992, van [gedaagde] gekocht. Aanvankelijk is de koopprijs bepaald op
€ 60.000,00 maar omdat [eiser] moeite had om de financiering van dat bedrag rond te krijgen, is [gedaagde] akkoord gegaan met de betaling van € 56.000,00. [eiser] heeft dit bedrag betaald.
Voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat de ingebouwde motor van de boot in 2002 is vervangen. [eiser] heeft in aanwezigheid van zijn vrouw en [gedaagde] en diens vrouw de boot geïnspecteerd. De motor is bekeken, waarbij aan de buitenzijde geen gebreken zijn geconstateerd. Er is ook een proefvaart gemaakt, waarbij de motor is gestart. De motor sprong meteen aan, er kwam koelwater uit en er werd geen blauwe rook waargenomen. Wel sloeg de motor op een gegeven moment bijna af, waarna [gedaagde] desgevraagd aan [eiser] heeft medegedeeld dat aangroei aan de schroef mogelijk de oorzaak daarvan was. [eiser] heeft met die uitleg genoegen genomen en op dat moment geen nader onderzoek daarnaar en naar de goede werking van de motor verricht.
In artikel 8 van de koopovereenkomst wordt vermeld:
“De boot wordt verkocht in de staat waarin deze zich bij het sluiten van de mondelinge overeenkomst op (datum 4-7-2015) bevond.”
2.2
In de maanden daarna heeft [eiser] de boot nauwelijks gebruikt in verband met werkzaamheden aan de boot.
2.3
In oktober 2015 heeft [eiser] de boot winterklaar gemaakt. De olie in de motor is ververst, nieuwe filters zijn geplaatst en in het koelsysteem is antivriesmiddel gedaan. Daarna heeft de motor proefgedraaid, dat gepaard ging met de ontwikkeling van blauwe rook, maar niet constant.
2.4
Na de winterperiode heeft [eiser] de boot in mei 2016 weer in gebruik genomen en ermee gevaren. Bij het stationair laten draaien van de motor is in toenemende mate sterke rookontwikkeling geconstateerd. Ook is vastgesteld dat bij het draaien van de motor een oliefilm op het water kwam.
2.5
Vanaf de aankoop heeft de motor van de boot in totaal 14 uur gelopen.
2.6
Van Dijke Watersport B.V. te Brouwershaven heeft de motor onderzocht en op
17 juni 2016 een offerte uitgebracht aan [eiser] voor de reparatie van de motor voor
€ 8.206,74 inclusief btw. Op de offerte is vermeld:
“Na onderzoek is gebleken dat de waterschade in uw motor is veroorzaakt door een deels verstopte waterinjectiebocht (dichtgeroest) . Doordat er water is teruggelopen in het uitlaatspruitstuk is deze weggerot op de plaats waar de injectiebocht is gemonteerd. Ook is de zuiger van de eerste cilinder beschadigd evenals de kleppen en de klepzittingen van de cilinderkop. De drijfstangen zijn nagemeten, deze zijn niet krom. Om deze schade goed te repareren moeten de cilinderwanden worden gehoond, 1 zuiger vervangen, cilinderkop repareren. Vervangen van uitlaatspruitstuk/koeler en waterinjectiebocht.”
2.7
Bij e-mailbericht van 17 juni 2016 heeft [eiser] [gedaagde] op de hoogte gesteld van de problemen met de motor van de boot en [gedaagde] verzocht om in de kosten van de reparatie bij te dragen. Ook nadien hebben partijen hierover per e-mail gecorrespondeerd. [gedaagde] is niet bereid geweest om bij te dragen in de kosten.

3.De stellingen van partijen

3.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 8.206,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede de proceskosten.
3.2
Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat er sprake is van non-conformiteit vanwege verborgen gebreken in de motor van de boot die hij van [gedaagde] gekocht heeft en dat de kosten voor herstel daarvan € 8.206,74 bedragen.
3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4
[gedaagde] betwist - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - (mede bij gebreke van gelegenheid tot het verrichten van contra-expertise) dat er ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst sprake is geweest van een gebrek in de motor van de boot, althans voert aan dat roestvorming een doorlopend proces is bij metalen onderdelen op een boot, hetgeen regulier onderhoud vereist, en niet kan worden aangemerkt als een gebrek. Het probleem met de motor heeft zich pas voorgedaan in 2016. De deskundigheid en onafhankelijkheid van degene die [eiser] heeft ingeschakeld om de motor te repareren, wordt in twijfel getrokken.
3.5
Tevens voert [gedaagde] aan dat [eiser] bij de koop de boot heeft aanvaard in de staat waarin deze zich bevond en zodoende het risico op zich heeft genomen van een probleem dat beide partijen niet kenden.
3.6
Voorts, voor het geval voormelde verweren niet slagen, voert [gedaagde] aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om het probleem met de motor op te lossen.
3.7
Ten slotte voert [gedaagde] aan dat niet duidelijk is welk bedrag [eiser] heeft betaald voor reparatie van het gebrek, omdat slechts een offerte en geen betaalbewijs is overgelegd, en dat de reparatie had kunnen worden verricht voor € 3.000,00.
3.8
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vorderingen nader besproken.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
Partijen hebben de onder 2.1 vermelde koopovereenkomst gesloten. Dit betreft geen consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), want de verkoper [gedaagde] heeft niet gehandeld in het kader van een handelsbedrijf, ambachts- of beroepsactiviteit. Hij heeft als privépersoon de boot verkocht. Dat neemt niet weg dat het bepaalde in artikel 7:17 BW, dat gaat over conformiteit bij koop, hierop van toepassing is. Op grond van het eerste lid van dit artikel dient de afgeleverde zaak aan de overeenkomst te beantwoorden. Op grond van het tweede lid van dit artikel - voor zover van belang - beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.2
Bij het sluiten van de koopovereenkomst is [eiser] ervan op de hoogte geweest dat de boot dateert uit 1992 en dat de motor vervangen is in 2002. Hij heeft dus geweten dat de levensduur van de eerste motor 10 jaar is geweest, terwijl de motor die daarvoor in de plaats is gekomen ten tijde van de koop inmiddels 13 jaar oud was. De motor was dus niet nieuw en gelet op het feit dat de leeftijd van de motor die van de vervangen motor inmiddels ruimschoots had overschreden, diende [eiser] erop bedacht te zijn dat (op korte termijn) problemen met de motor zich konden voordoen. Op grond van de stelling ter zitting dat de motor 532 draaiuren had, kan zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet de conclusie worden getrokken dat dergelijke bedachtzaamheid niet geboden was.
4.3
Als vermeld onder 2.1 heeft [eiser] voorafgaand aan de koop een proefvaart gemaakt met de boot, waarbij tevens op de motor is gevaren. De motor sloeg op een gegeven moment bijna af. De uitleg van [gedaagde] over de mogelijke oorzaak hiervan, te weten aangroei aan de schroef, heeft [eiser] niet bewogen om na te gaan of daar daadwerkelijk sprake van was. Dat had eenvoudig gekund. Door genoegen te nemen met de uitleg van [gedaagde] in plaats van te kijken en/of te voelen of er aangroei (van zeepok) was, heeft [eiser] het risico genomen van een mogelijk andere oorzaak voor het bijna uitvallen van de motor, terwijl hij bedacht had moeten zijn op problemen.
4.4
Ter zitting heeft [eiser] gesteld dat hij niet gehouden was om een keuring te verrichten. Dat is juist, maar door geen technisch onderzoek te (laten) verrichten, is hij onder de gegeven omstandigheden te lichtvaardig uitgegaan van de goede werking van de motor. Aldus heeft [eiser] aanvaard dat er sprake kon zijn van een gebrek in de motor. In dit verband is tevens relevant dat [eiser], die bij de waterpolitie werkzaam is, ter zitting heeft verklaard dat hij weliswaar geen techneut is, maar wel enig verstand van motoren heeft en aan de motor zelf onderhoud verricht.
4.4.1
Technisch onderzoek aan de motor is ook niet verricht kort na het sluiten van de koopovereenkomst, bijvoorbeeld toen de boot uit het water was gehaald door [gedaagde] om een anti-fouling laag aan te brengen, waarbij tevens zicht zal zijn geweest op eventuele aangroei aan de schroef.
4.5
Niet weersproken is het verweer van [gedaagde] dat aanvankelijk mondeling een koopprijs van € 60.000,00 was afgesproken, maar dat hij later in verband met financieringsproblemen bij [eiser] akkoord is gegaan met een koopprijs van € 56.000,00 onder de voorwaarde dat hij verder niets meer hoefde te doen. Het bedrag van € 56.000,00 wordt vermeld in de op schrift gestelde koopovereenkomst, waarin ook is vermeld dat de boot werd verkocht in de staat waarin deze zich bij het sluiten van de mondelinge overeenkomst bevond. Dat laatste wil zeggen: inclusief alle zichtbare en onzichtbare gebreken. Dat [eiser] de aanwezigheid van (eventuele) gebreken aan de boot heeft aanvaard, volgt dus niet alleen uit voormelde omstandigheden, maar valt ook af te leiden uit de tekst van de koopovereenkomst. Daaruit blijkt niet dat [gedaagde] de afwezigheid van gebreken heeft gegarandeerd, hetgeen ook ongebruikelijk zou zijn geweest, omdat het een koopovereenkomst tussen twee particulieren betreft, waarin doorgaans dergelijke garanties niet worden gegeven, zeker niet bij de verkoop van een gebruikte zaak.
4.6
Verder is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst bekend is geweest met (eventuele) problemen met de motor en tekortgeschoten is in zijn mededelingsplicht dienaangaande.
4.7
Gezien het vorenstaande kan in het midden blijven of de problemen met de motor die zich in mei 2016 hebben gemanifesteerd, ook al aan de orde waren ten tijde van het tot stand komen van koopovereenkomst op 4 juli 2015, want ook als dat laatste het geval is - hetgeen niet vaststaat - leidt dat niet tot het oordeel dat de boot niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, nu de problemen onder de gegeven omstandigheden worden geacht te zijn aanvaard door [eiser]. Ook met die problemen beantwoordt de boot dus aan de overeenkomst. Daarom wordt er geen reden gezien om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 8.206,74 voor herstel van de motor. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.8
Overigens is - als vermeld - niet komen vast te staan dat ten tijde van de aankoop van de boot sprake was van dezelfde problemen met de motor als die zich in mei 2016 hebben geopenbaard. Daarvoor heeft [eiser] namelijk nauwelijks enige onderbouwing gegeven, terwijl [gedaagde] dit gemotiveerd heeft betwist. Zijn verweer dat de problemen met de motor na 4 juli 2015 zijn ontstaan, vindt steun in de omstandigheid dat de motor bij de proefvaart en bij het winterklaar maken van de boot nog heeft gelopen zonder problemen die tot nadere aandacht voor het functioneren van de motor hebben geleid. Dergelijke problemen hebben zich pas in mei 2016 voorgedaan. Voor zover de problemen met de motor zijn te herleiden tot roestvorming binnenin de motor is het verweer van [gedaagde] steekhoudend dat roestvorming een doorlopend proces is bij metalen onderdelen op een boot. Immers, algemeen bekend is dat metaal aan roestvorming onderhevig is, in het bijzonder in de aanwezigheid van water. Vaststaat dat de boot in het water heeft gelegen, waardoor water in de motor kan zijn gelopen, volgens [eiser] zeewater, hetgeen door het daarin aanwezige zout de roestvorming kan hebben versneld. Daaraan kan wellicht ook hebben bijgedragen dat, zo heeft [eiser] gesteld, de motor weinig uren heeft gelopen in het jaar na de aankoop. Kortom, niet staat vast dat de motor al ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet naar behoren functioneerde en dat er toen sprake was van een gebrek. Dat komt in deze procedure ook niet vast te staan, omdat bewijslevering op dit punt, gelet op het vorenoverwogene, achterwege blijft.
4.9
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465