Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
27 maart 2017 gedurende 10 dagen ter griffie van deze rechtbank ter inzage gelegen.
21 april 2017 die ter zitting door mr. Landman is overgelegd.
2.De standpunten
21 april 2017 onder meer op het standpunt gesteld dat van een veel hoger boedelactief sprake zou moeten zijn. Een aantal vorderingen zou door de curator niet zijn geïncasseerd. Verder hebben [naam 4] en [naam 5] onder ‘Overige’ in het bericht van [naam 4] van 5 mei 2017 een aantal posten genoemd waarvan het hen niet duidelijk is of daarbij baten zijn gerealiseerd. De opbrengsten zijn in elk geval niet verantwoord in de uitdelingslijst. Het gaat hierbij om het saldo van de directiekas, de opbrengst van de verkoop van laptops en telefoons, de teruggave vennootschapsbelasting 2012 en 2013 en een verzekeringsuitkering. Voorts hebben [naam 4] en [naam 5] onder meer vraagtekens geplaatst bij de reeds betaalde boedelvordering van [naam 9] en de boedelvordering van de verhuurder.
3.De beoordeling
21 april 2017 door partijen zijn ingediend geen aanleiding hebben gevormd een nieuwe zitting te gelasten.
4.De beslissing
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst af het verzoek van de curator om [naam 1], [naam 2] en [naam 3] in de kosten te veroordelen.