ECLI:NL:RBROT:2017:5217
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van een politieambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim door onterecht gebruik van politiesystemen voor privédoeleinden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar en de korpschef van politie. De politieambtenaar, eiser, was met onmiddellijke ingang disciplinair ontslagen vanwege ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het veelvuldig raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden, wat in strijd is met de regels voor politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich gedurende een periode van ten minste 3,5 jaar schuldig heeft gemaakt aan deze gedragingen, die niet alleen inbreuk maakten op de integriteit van de politie, maar ook op de vertrouwelijkheid van politie-informatie.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder, de korpschef, op basis van een intern onderzoek en een strafrechtelijk onderzoek naar eiser, tot de conclusie kwam dat er voldoende bewijs was voor het plichtsverzuim. Eiser had zich niet alleen schuldig gemaakt aan het onterecht raadplegen van informatie, maar had ook onjuiste informatie verstrekt aan een verzekeringsmaatschappij en had zich bemoeid met een aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van de gedragingen en de impact daarvan op het functioneren binnen de politie.
Eiser voerde aan dat de straf onevenredig was en dat er een cultuur bestond binnen de politie waarbij het raadplegen van systemen voor privédoeleinden normaal was. De rechtbank verwierp dit argument, aangezien er geen bewijs was voor een dergelijke cultuur en eiser zelf verantwoordelijk was voor zijn gedragingen. De rechtbank concludeerde dat de korpschef bevoegd was om eiser disciplinair te straffen en dat het beroep ongegrond werd verklaard.