ECLI:NL:RBROT:2017:482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
10/711104-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van RET-medewerkers en politieagenten met een mes, en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging van RET-medewerkers en politieagenten, alsook van poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 9 augustus 2016 in Spijkenisse, waar de verdachte met een mes dreigde naar verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De verdachte was ten tijde van de feiten in een verwarde toestand en werd als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en plaatsing van de verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek voor een jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, gezien zijn geestelijke toestand, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Wel werd de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd, ter bescherming van de verdachte en de samenleving. Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/711104-16
Datum uitspraak:
19 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Haaglanden, locatie Scheveningen (PPC),
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
5 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing van de verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek voor de termijn van één jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen, namelijk dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] , de RET-medewerkers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de politieagenten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Ook feit 2, een poging doodslag van [slachtoffer 5] , kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verdachte deels moet worden vrijgesproken omdat er geen gegronde vrees bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] was. Verder is betoogd dat de verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken. De verdachte verkeerde, aldus de verdediging, in een zodanig psychische toestand dat van opzet geen sprake was, terwijl er bovendien geen aanmerkelijke kans was dat de dood of zwaar letsel zou intreden.
4.3.
Bewijswaardering
Feit 1 (bedreigingen)
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] (die voldoende steun vindt in de verklaring van [getuige] ) blijkt dat zij een mannenstem hoorde schreeuwen “wie mij tegen houdt, maak ik dood”. Toen [slachtoffer 1] opkeek, keek zij recht in het punt van het mes, op zeer korte afstand. Hierdoor was sprake van gegronde vrees bij [slachtoffer 1] voor haar leven of zware mishandeling en daarmee van bedreiging. Dit geldt te meer nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat het om een groot mes ging en dat de verdachte in verwarde toestand rondliep met een afgezakte broek, waardoor zijn billen zichtbaar waren. Dit maakt dat ook de gehele situatie als zeer bedreigend kan worden gekenmerkt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte vervolgens met het mes in zijn hand keek naar de RET-medewerkers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , terwijl hij schreeuwde dat ze afstand moesten houden omdat hij hen anders neer zou steken. De verdachte zei op datzelfde moment ook: “Achteruit anders steek ik je dood”.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat aan de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geen, althans beperkte waarde zou moeten worden toegekend, omdat die dateren van de dag na het voorval. Hetzelfde feitenrelaas blijkt immers ook uit de verklaring van [slachtoffer 2] van 9 augustus 2016 (de dag van het voorval).
De rechtbank gaat ook voorbij aan het verweer dat geen sprake was van redelijke vrees vanwege de afstand van dertig meter. De situatie alleen al was, zoals hiervoor omschreven, zeer bedreigend. Daar komt bij dat de afstand van de verdachte tot de RET-medewerkers door de versnelde pas van de verdachte in korte tijd was verminderd van zestig naar dertig meter. Gelet op al deze omstandigheden kon bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de gegronde vrees bestaan voor hun leven of zware mishandeling. Er is ook hier sprake van bedreiging.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte al schreeuwend met het mes omhoog en naar voren in de richting van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] is gerend en dat hij toen het mes heeft geworpen in de richting van [slachtoffer 5] . Hij naderde [slachtoffer 5] tot minder dan acht meter afstand en [slachtoffer 4] tot circa vier meter afstand. De verdachte riep op dat moment: “wegwezen allemaal of ik steek jullie allemaal neer” en “ik steek je dood”. Dit is een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven.
Feit 2 (poging doodslag danwel zware mishandeling)
Het is niet in geschil dat de verdachte een mes heeft gegooid in de richting van agent [slachtoffer 5] , welk mes terecht is gekomen op de plek waar [slachtoffer 5] kort daarvoor had gestaan. Dit bleek ook heel duidelijk uit de tijdens de zitting getoonde camerabeelden, die onderdeel van het dossier uitmaken.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet. Bij de beoordeling van een geval als het onderhavige waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, moet worden vooropgesteld dat zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat, indien de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (ECLI:NL:HR:2010:BK8507). Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn (ECLI:NL:HR:2008:BD2775).
De rechtbank acht niet aannemelijk dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich min of minder bewust is geweest van de betekenis van wat hij deed. De rechtbank leidt dit af uit de gedragingen van de verdachte en hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard. Hij is eerst naar huis gegaan om een mes te halen en daarna teruggelopen. De verdachte was boos omdat hij gedwongen werd medicijnen te nemen en op weg naar die rotzakken- aldus de bewoordingen van verdachte- van de psychiatrie om hen af te maken. Ook uit de rapporten (psychologisch, psychiatrisch en reclassering) komt naar voren dat de verdachte zo kwaad was dat hij een bloedbad wilde aanrichten. Dat de verdachte zijn woede uiteindelijk niet op zijn behandelaars, maar op omstanders en de politie heeft gericht, maakt niet dat geen sprake is van opzet.
De vraag die resteert is hoe het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd: als een poging doodslag of als een poging zware mishandeling. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er geen aanmerkelijke kans was dat het handelen van de verdachte – als [slachtoffer 5] zich niet had verplaatst – de dood tot gevolg zou hebben gehad. Uit de getoonde camerabeelden blijkt immers dat het mes op de plaats waar [slachtoffer 5] zich eerder had bevonden, ter hoogte van de benen door de lucht ging. De rechtbank gaat echter voorbij aan het verweer van de verdediging dat het handelen geen zwaar lichamelijk letsel teweeg had kunnen brengen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op een afstand van enkele meters het mes bovenhands en met kracht in de richting van [slachtoffer 5] heeft geworpen, terwijl de verdachte zag dat hij het mes gooide in de richting van die [slachtoffer 5] De verdachte heeft daarbij de aanmerkelijke kans aanvaard dat het mes [slachtoffer 5] zou raken en zwaar letsel zou toebrengen.
Slotsom
Bewezen is dat de verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] met het mes en met uitlatingen heeft bedreigd en dat hij door een mes in de richting van [slachtoffer 5] te gooien opzettelijk heeft geprobeerd hem zwaar letsel toe te brengen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op
of omstreeks09 augustus 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] (beiden controleur bij de RET) en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 4] (beiden ambtenaar van politie Eenheid Rotterdam) en
/of[slachtoffer 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft
/isverdachte opzettelijk dreigend
- een mes aan die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 5] en
/ofdie [slachtoffer 4] en
/ofdie [slachtoffer 1] getoond en
/ofvoorgehouden en
/ofdat mes op die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 5] en
/ofdie [slachtoffer 4] en
/ofdie [slachtoffer 1] gericht (gehouden) en
/ofis
de verdachtemet dat mes op
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/ofdie [slachtoffer 5] en
/ofdie [slachtoffer 4]
en/of die [slachtoffer 1]afgelopen
/enafgerend
en
/of
die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 5] en
/ofdie [slachtoffer 4]
en/of die [slachtoffer 1]toegevoegd: "Afstand houden anders steek ik jullie neer" en
/of"Wegwezen allemaal of ik steek jullie allemaal neer" en
/of"Wie mij tegen houdt maak ik dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks09 augustus 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een of meer perso(o)n(en), waaronder[slachtoffer 5] , zijnde
(een
)medewerker
(s)van politie Eenheid Rotterdam
van het leven te beroven, althanszwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer 5]
en/of die (andere) politiemedewerker(s)is
gelopen/gerend en
/of (vervolgens) (met kracht
)een mes heeft gegooid
naar/in de richting van die [slachtoffer 5]
en/of die (andere) politiemedewerker(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
en
2.
poging tot zware mishandeling,
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank een tweetal pro justitia rapportages ontvangen. Het betreft een psychologisch rapport d.d. 4 november 2016 van drs. B.Y. van Toorn en een psychiatrisch rapport d.d. 6 november 2016 van dhr. B.G. Brusse, psychiater in opleiding onder supervisie van psychiater drs. B.J.H. van der Hoeven.
Het rapport van psycholoog Van Toorn houdt onder meer in dat het zeer aannemelijk is dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde manisch-psychotisch ontregeld was en dat het contact met de realiteit ernstig verstoord was, waardoor hij de controle en sturing op zijn emoties/gedrag heeft verloren. Van Toorn adviseert om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het rapport van psychiaters Brusse/Van der Hoeven houdt eveneens in dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Er was sprake van ernstige psychotische- en stemmingsklachten ten tijde van het ten laste gelegde, waardoor de verdachte oordeels- en kritiekgestoord was: hij kon zich niet goed een oordeel vormen over de wereld om hem heen en kon zijn gedrag niet toetsen aan een realistische norm.
De deskundigen adviseren de verdachte voor het ten laste gelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Gelet daarop wordt geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is. De rechtbank zal de verdachte derhalve ontslaan van rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

Gelet op de vastgestelde geestelijke stoornis zal aan de verdachte geen straf opgelegd worden. Wel is de rechtbank op grond van de rapportages van de deskundigen van oordeel dat de veiligheid van de verdachte en de algemene veiligheid van goederen en personen, het opleggen van de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar eist. Oplegging van die maatregel was ook door de deskundigen en de reclassering geadviseerd. Alles afwegend wordt oplegging van die maatregel passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ; beiden ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen vorderen ieder voor zich een vergoeding van € 337,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van beide benadeelde partijen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 337,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, subsidiair 6 dagen hechtenis, ten behoeve van [slachtoffer 3] , alsook tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 337,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, subsidiair 6 dagen hechtenis, ten behoeve van [slachtoffer 2] .
8.2.
Standpunt verdediging
De advocaat van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en daarmee ook niet-ontvankelijkheid van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in hun vorderingen. Indien de rechtbank van oordeel is dat enig feit waarbij [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] als slachtoffer kunnen worden aangemerkt bewezen kan worden verklaard, heeft de advocaat de rechtbank subsidiair verzocht om over te gaan tot matiging van het toe te wijzen bedrag. Dit vanwege de afstand waarop de bedreigingen zijn geuit en de impact die de bedreigingen hebben gehad.
8.3.
Beoordeling
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, rekening houdend met de afstand waarop de bedreigingen zijn gedaan en de impact die de bedreigingen hebben gehad, naar billijkheid een bedrag van € 150,00 toewijzen aan [slachtoffer 3] en hetzelfde bedrag aan [slachtoffer 2] . De rechtbank zal voorts aan beide benadeelde partijen de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 9 augustus 2016. De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Nu de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht en de verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] .
8.4.
Conclusie
De verdachte moet elke benadeelde partij afzonderlijk een schadevergoeding betalen van € 150,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [slachtoffer 3] te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bestaande uit € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [slachtoffer 2] te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bestaande uit € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
wijst af het door beide benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , te betalen
€ 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 150,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
3 dagen;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 150,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
3 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2016
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (beiden controleur bij de RET) en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] (beiden ambtenaar van politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
- een mes aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] getoond en/of voorgehouden en/of dat mes op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] gericht (gehouden) en/of met dat mes op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] afgelopen/afgerend
en/of
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] toegevoegd: "Afstand houden anders steek ik jullie neer" en/of "Wegwezen allemaal of ik steek jullie allemaal neer" en/of "Wie mij tegen houdt maak ik dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 augustus 2016
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer perso(o)n(en), waaronder [slachtoffer 5] zijnde (een) medewerker(s) van politie Eenheid Rotterdam van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet naar die [slachtoffer 5] en/of die (andere) politiemedewerker(s) is gelopen/gerend en/of (vervolgens) (met kracht) een mes heeft gegooid naar/in de richting van die [slachtoffer 5] en/of die (andere) politiemedewerker(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.