ECLI:NL:RBROT:2017:4545
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het dagloon in het kader van de Ziektewet na meerdere dienstbetrekkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de hoogte van zijn dagloon in het kader van de Ziektewet ongegrond werd verklaard. Eiser was in de periode van 18 september 2014 tot 1 augustus 2015 werkzaam bij twee verschillende werkgevers, [werkgever] en [werkgever II], en stelde dat deze dienstbetrekkingen als één inkomstenverhouding moesten worden aangemerkt voor de berekening van zijn dagloon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dienstbetrekkingen bij [werkgever] en [werkgever II] niet als één inkomstenverhouding kunnen worden aangemerkt, omdat het om twee verschillende werkgevers gaat en beide dienstbetrekkingen in de loonaangifte niet als één inkomstenverhouding zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de referteperiode van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015 correct vastgesteld, en het dagloon is vastgesteld op € 48,82. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de berekening van het dagloon onjuist is, en zijn beroep op een hoger dagloon in het kader van de Werkloosheidswet werd verworpen, omdat de berekeningen voor de Ziektewet en de Werkloosheidswet niet één op één vergelijkbaar zijn.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.