Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
Ten aanzien van de fysieke beperkingen van [verweerder] vermeldt de bedrijfsarts het volgende:
“Trillingsbelasting: beperkt, namelijk op de handen, Hand- en vingergebruik: beperkt, repetitieve hand / vingerbewegingen zijn beperkt, Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per uur): beperkt, kan niet tijdens ongeveer een uur per werkdag frequent lasten van ongeveer 15 kg hanteren, Overige beperkingen van het dynamisch handelen: specifieke overige beperkingen, namelijk veelvuldige bewegingen met handen/vingers is beperkt. Kan niet veelvuldig op ladder klimmen”.
3.Het verzoek en de grondslag daarvan
vingerbewegingen en niet in staat te zijn frequent lasten van ongeveer 15 kg te kunnen hanteren. Zij kreeg van derden te horen dat [verweerder] zeer wel in staat zou zijn tot het doen van fysieke werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf. Zij heeft naar aanleiding hiervan besloten om een recherchebureau in te schakelen voor het doen van nader onderzoek. Uit het onderzoek en het verkregen beeldmateriaal blijkt niet dat [verweerder] niet in staat zou zijn om fysieke werkzaamheden uit te voeren, althans dat de door [verweerder] aangegeven beperkingen kennelijk niet zodanig ernstig zijn, dat deze het hem onmogelijk maken fysieke werkzaamheden uit te voeren. Uit de beelden blijkt dat [verweerder] boten aan- en afmeert, lasten draagt, bukt, tilt, benzinetanks vult en in en uit de boten tilt. Van enige beperking die het uitvoeren van deze activiteiten verhindert is geen sprake. Te zien is een fysiek gezond ogende [verweerder] , die werkzaamheden verricht, die niet minder belastend zijn dan de werkzaamheden die [verweerder] in de uitoefening van zijn functie in dienstverband zou behoren uit te voeren. Daarnaast blijkt hieruit ook dat [verweerder] , anders dan hij tot dusverre aan haar heeft voorgehouden, de fysieke werkzaamheden in zijn eigen bedrijf niet door derden laat verrichten, maar dat hij deze zelf verricht. Door te zeggen niet in staat te zijn te werken, maar feitelijk wel te werken, handelt [verweerder] ernstig verwijtbaar. Voor het geval dat het vorenstaande niet als ernstig verwijtbaar wordt gekwalificeerd, dan geldt dat door de verzwijging van de feitelijke fysieke uitoefening van nevenactiviteiten het vertrouwen in [verweerder] totaal is verdwenen. Zij voelt zich door de mededelingen van [verweerder] , die bij email door zijn echtgenote werden bevestigd, om de tuin geleid en zij heeft moeten vaststellen dat haar zorgen en inspanningen om de re-integratie, waarbij aanvankelijk rust en het voorkomen van iedere vorm van fysieke belasting uitgangspunt was, op niets gebaseerd blijkt te zijn geweest. Hoewel dit ook door de bedrijfsarts werd voorgeschreven, maakte [verweerder] wel overuren in zijn eigen bedrijf, waarbij fysieke belasting kennelijk geen enkel probleem was. De arbeidsverhouding tussen partijen is als gevolg van het vorenstaande dusdanig verstoord geraakt dat in redelijkheid van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Onder de gegeven omstandigheden ligt herplaatsing niet in de rede nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
4.Het verweer en het tegenverzoek van [verweerder]
5.De beoordeling
“In het vijfde lid wordt als eis gesteld dat de werkgever de werknemer eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 7:660a BW, of om die reden de betaling van het loon heeft gestaakt, alsmede dat de werkgever in een dergelijk geval dient te beschikken over een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW.” (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 107).
2 augustus 2016 oordeelt c.q. bevestigt de bedrijfsarts dat [verweerder] gezien zijn beperkingen, ongeschikt is voor het verrichten van zijn eigen werkzaamheden maar dat [verweerder] wel geschikt geacht wordt voor het verrichten van vervangende taken mits daarbij voldoende rekening wordt gehouden met zijn fysieke beperkingen. Ook de bedrijfsarts zet in zijn rapportage nogmaals duidelijk uiteen waaruit de beperkingen van [verweerder] bestaan en hoe daarmee rekening kan en moet worden gehouden.