4.2.Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde poging tot moord op haar echtgenoot [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] , of: het slachtoffer).
Primair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen – brand stichten in de slaapkamer, waar [naam slachtoffer] op dat moment lag te slapen – niet met voorbedachten rade heeft gepleegd, maar dat sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de openstaande tabbladen en de zoekgeschiedenis (hierna ook: de zoekslagen) in de telefoon van de verdachte niet kunnen worden meegewogen in het bewijs voor voorbedachten rade, omdat uit onderzoek blijkt dat deze zoekslagen ook kunnen zijn gemaakt nadat de verdachte was aangehouden.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord, dan wel doodslag, nu de verdachte een relatief ondeugdelijk middel heeft gebruikt en in alle redelijkheid niet te verwachten viel dat [naam slachtoffer] daadwerkelijk had kunnen sterven.
Beoordeling
De rechtbank zal hieronder deze verweren bespreken.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van ‘voorbedachten rade’ gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 18 april 2017 verklaard dat zij op 11 juli 2016 in de slaapkamer waar [naam slachtoffer] op bed lag te slapen terpentine heeft gegooid, vervolgens een brandende zakdoek in die slaapkamer heeft gegooid en daarna de slaapkamerdeur op slot heeft gedraaid.
Ter terechtzitting heeft de verdachte toegelicht dat zij een fles terpentine uit de keuken heeft gepakt, alvorens naar de slaapkamer van [naam slachtoffer] te gaan. Toen ze de slaapkamer binnen kwam heeft ze eerst nog een stapeltje wasgoed, dat ze vanaf een bankje in de gang op de begane grond had gepakt, op het bed gegooid. Ook heeft ze verklaard dat ze probeerde de terpentine om de plek waar [naam slachtoffer] lag te slapen heen te gooien. De rechtbank heeft waargenomen dat zij bij deze verklaring met haar arm een U-vorm beweging maakte. Omdat het donker was kon ze niet goed zien waar de vloeistof terecht kwam. Ze heeft de fles hierbij geheel of nagenoeg geheel leeggegooid.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting nader toegelicht dat zij merkte dat [naam slachtoffer] wakker werd, toen zij de eerste keer in zijn slaapkamer stond. Hierop is zij naar de gang gelopen en heeft ze de deur op slot gedaan. Daarna heeft de verdachte, zoals vermeld, een zakdoek gepakt, daar terpentine op gedaan en deze zakdoek met een aansteker in brand gestoken. De verdachte heeft daarop de deur weer opengedaan, de brandende zakdoek naar binnen, op het bed, gegooid, de deur snel weer dichtgedaan en deze wederom op slot gedraaid. Ze sloot de deur af om te voorkomen dat [naam slachtoffer] de kamer zou kunnen verlaten.
De slaapkamer van [naam slachtoffer] is door het forensische opsporingsteam van de politie enkele uren na de melding onderzocht. Uit het door dit team opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de geur van terpentine in de slaapkamer sterk te ruiken was. Op het bed, de vloer en tegen de muur zat vloeistof. Op het bed lag een deels verbrande zakdoek en aan een dekbed was een begin van een brand zichtbaar.
De politie heeft de bij de verdachte in gebruik zijnde smartphone in beslag genomen en op 15 juli 2016 onderzocht. Uit dit onderzoek is onder meer gekeken naar de nog openstaande tabbladen en de zoekgeschiedenis op internet van binnen een week daarvoor. Daaruit is gebleken dat de volgende onderwerpen zijn bekeken danwel daarnaar is gezocht:
- met terpentine overgieten;
- terpentine verdampt;
- oorzaak uitgebrande slaapkamer;
- terpentine brand;
- man steekt dakloze die aan het slapen is in brand.
Ten aanzien van de resultaten van het onderzoek aan de smartphone heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij naar deze specifieke onderwerpen heeft gezocht en zij ook degene is geweest die de bewuste onderwerpen heeft bekeken.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte vanaf het moment dat zij op internet heeft gezocht naar de vermelde onderwerpen zich op zijn minst is gaan beraden op haar genomen of te nemen besluit. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij deze zoekslagen heeft gemaakt in een ander kader, namelijk om te onderzoeken wat haar echtgenoot haar allemaal zou kunnen aandoen. De rechtbank acht dit onlogisch en onwaarschijnlijk en schuift de verklaring op dit onderdeel terzijde. Het betoog van de raadsman dat de zoekslagen door een ander dan de verdachte zouden kunnen zijn gedaan treft geen doel, aangezien de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij diegene is geweest.
Uit de opeenvolging van de handelingen van de verdachte in de nacht van 11 juli 2016, blijkt bovendien van een planmatige aanpak. Immers heeft de verdachte eerst een fles terpentine gepakt en een stapeltje wasgoed op het bed gegooid, daarmee extra brandmateriaal creërend. Zij heeft de terpentine vervolgens niet over [naam slachtoffer] heen gegooid, maar doelbewust om hem heen gegoten. Dit past bij een werkwijze, waarbij zij heeft willen voorkomen dat hij wakker werd.
De verdachte heeft na het gooien van de terpentine, de slaapkamerdeur afgesloten, een zakdoek aangestoken, de deur vervolgens weer opengedaan, de zakdoek op het met terpentine overgoten bed gegooid om vervolgens de deur weer dicht te doen en deze wederom op slot te draaien, met het doel te voorkomen dat [naam slachtoffer] weg kon komen. Op al deze momenten heeft de verdachte voldoende tijd gehad om na te denken en om op haar schreden terug te keren.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte heeft vóór de uitvoering van haar daad nagedacht over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap gegeven.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. Hierbij is van belang dat het de bewuste dag – ook volgens de verdachte – juist rustig was geweest in huis, zonder noemenswaardige ruzies, en dat op het bewuste moment iedereen in huis, behalve de verdachte, rustig lag te slapen. De verdachte heeft in dit verband verklaard dat zij die nacht de slaap niet kon vatten, en dat zij werd getriggerd door een ruziënd stelletje dat zij voorbij zag lopen op straat, waarbij zij hoorde dat de man een zware boze stem had en de vrouw huilde, waarin zij de kenmerken van haar ongelukkige huwelijk herkende. Naar eigen zeggen ging er toen bij haar een knop om. De aangevoerde omstandigheden zijn geen contra-indicatie in voornoemde zin. De rechtbank kan namelijk in redelijkheid niet inzien dat de gestelde waarnemingen - indien waar - zodanige impact hebben gehad op de gemoedstoestand van de verdachte, dat dit haar tot haar handelen heeft gebracht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Relatief (on)deugdelijk middel
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat sprake is geweest van een relatief ondeugdelijk middel, nu niet kan worden vastgesteld dat een afdoende hoeveelheid brandbare vloeistof in de slaapkamer is gegooid om de dood van [naam slachtoffer] in alle redelijkheid te kunnen verwachten.
Op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de forensische opsporing van politie stelt de rechtbank vast dat door het handelen van de verdachte brand is ontstaan op het bed waar [naam slachtoffer] zich op dat moment bevond. De verdachte heeft zoals eerder vermeld ter terechtzitting verklaard dat zij een fles terpentine (nagenoeg) heeft leeggegooid om de plek heen waar de verdachte lag te slapen. Wanneer in die situatie een, met vuur en terpentine aangestoken, brandend voorwerp wordt gegooid op een bed met daarop een (extra) hoeveelheid textiel, waarop een ander zich bevindt, kan zonder meer gezegd worden dat die ander in levensgevaar verkeert. Het gebruikte middel kan dan ook als deugdelijk aangemerkt worden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte schuldig is aan poging tot moord op [naam slachtoffer] op 11 juli 2016 te Rotterdam.