ECLI:NL:RBROT:2017:3847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
10/661196-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere bedreigingen en mishandelingen, vrijspraak voor bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en mishandelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 7, maar vrijgesproken van de feiten 5 en 6. De verdachte heeft zijn vader en ex-vrouw bedreigd, en is schuldig bevonden aan mishandeling van zijn vader. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers, waaronder de ouders van de verdachte, zwaarder gewogen dan de ontkennende verklaringen van de verdachte en zijn dochter. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4 en 7. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die een beangstigende situatie voor de slachtoffers hebben gecreëerd. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van vier jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de ex-vrouw van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en rapportages van de reclassering en psycholoog.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661196-16
Datum uitspraak: 22 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 4 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Zij stelt zich op het standpunt dat zich voor de feiten 1, 2 en 3 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt. Zowel de verdachte als zijn dochter [naam dochter] verklaren dat de feiten niet hebben plaatsgevonden. Daar tegenover staat de verklaring van de ouders van de verdachte, die pas een jaar nadat de feiten zouden hebben plaatsgevonden, aangifte hebben gedaan. Ook de verklaring van de huisarts kan niet strekken tot overtuigend bewijs, omdat deze dateert van een jaar na het vermeende voorval en kennelijk is opgesteld op verzoek van de aangevers.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging aangevoerd dat ook voor dit feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring te komen. Uitsluitend de aangevers, de ouders van de verdachte, verklaren dat er een telefonische bedreiging heeft plaatsgevonden. De verdachte ontkent dat hij in die periode enig telefonisch contact met hen heeft gehad en dus ook dat deze telefonisch bedreiging heeft plaatsgevonden. Ook [naam dochter] verklaart dat er al langere tijd geen contact meer is tussen de verdachte en zijn ouders.
Voorts is aangevoerd dat het onder 7 ten laste gelegde feit, de bedreiging van de ex-vrouw van de verdachte, evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is geen proces-verbaal van bevindingen waaruit de uitlezing van de aangeleverde USB-stick blijkt. Enkel een proces-verbaal van relaas waarin summier staat dat de bedreiging opgenomen is, is onvoldoende, aldus de verdediging.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voor ieder ten laste gelegde feit op zichzelf voldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is, maar dat bovendien de gedane aangiftes over en weer als schakelbewijs kunnen dienen. De feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan zijn namelijk van soortgelijke aard en er is een patroon in het gedrag van de verdachte. De achtergrond van de bedreigingen ligt bovendien telkens in de wijze van omgaan met verdachte’s kinderen door anderen en wat verdachte noemt “de invulling van zijn vaderschap”.
Daarnaast is aangevoerd dat ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde een ambtsedig proces-verbaal is opgemaakt waarin de bedreigende bewoordingen zijn opgenomen en dat voor een bewezenverklaring van een bedreiging geen aangifte nodig is waaruit blijkt dat iemand zich bedreigd voelde. Het feit dat deze bewoordingen in een openbare ruimte zijn geuit maakt dit een bewijsbare bedreiging.
4.3.
De beoordeling
De onderhavige feiten betreffen bedreigingen en mishandelingen waarbij de verklaringen van de aangevers (al dan niet ondersteund door een getuigenverklaring) haaks staan op de ontkennende verklaringen van de verdachte (die deels worden ondersteund door de verklaring van zijn dochter [naam dochter] , afgelegd ter terechtzitting op verzoek van de verdachte). Opvallend is dat niet iedere aangever of getuige een conflict met de verdachte had. Hiermee doelt de rechtbank op de politiefunctionaris die proces-verbaal heeft opgemaakt in feit 5 en de zus van de verdachte. Deze personen hebben geen enkele reden om belastend te verklaren ten aanzien van de verdachte. De zus zelf is daarin ook heel duidelijk: dat wil zij niet. De rechtbank hecht daarom meer waarde aan de verklaringen van de aangevers en van de getuigen die de aangiftes ondersteunen, dan aan die van de verdachte. Over het toe te kennen gewicht aan de verklaring van [naam dochter] overweegt de rechtbank nog het volgende.
[naam dochter] heeft ter zitting een getuigenverklaring afgelegd waarin zij ontlastend heeft verklaard ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Voor feit 5 is een proces-verbaal op ambtseed opgemaakt, waarin de verbalisant - die zich zoals al gezegd niet in een conflictsituatie met de verdachte bevindt - verklaart welke bewoordingen door de verdachte gebruikt zijn. Nu het een ambtsedig proces-verbaal betreft, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de inhoud daarvan. [naam dochter] verklaart echter dat deze woorden of soortgelijke woorden niet door haar vader zijn geuit. Omdat de verklaring van [naam dochter] in de kern strijdig is met de op ambtseed opgemaakte verklaring van de verbalisant, acht de rechtbank de verklaring van [naam dochter] ook ten aanzien van de andere feiten onvoldoende overtuigend. De rechtbank acht het aannemelijk dat [naam dochter] , gezien haar afhankelijkheid van haar vader als haar enige opvoeder (zij heeft geen contact meer met haar moeder en haar opa en oma) en uit loyaliteit richting haar vader, ontlastend voor hem verklaard heeft. Benadrukt wordt dat de rechtbank wel wil geloven dat [naam dochter] niet bewust heeft gelogen en dat zij gelooft in haar vader, maar dat doet aan het voorgaande niet af.
Bovenstaande in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank hecht, zoals eerder al overwogen, meer geloof aan de verklaringen van de ouders dan aan de verklaring van de verdachte, en acht de verklaring van [naam dochter] niet geloofwaardig.
Met betrekking tot de feiten 3 en 4 overweegt de rechtbank verder nog als volgt.
In de tenlastelegging van feit 3 staat de pleegplaats Krimpen aan den IJssel en in de tenlastelegging van feit 4 de pleegplaats Spijkenisse, terwijl zich ten aanzien van de verdachte in het dossier enkel stukken bevinden die zien op handelingen gepleegd te Rotterdam. De rechtbank is van oordeel dat dit kan worden beschouwd als een kennelijke verschrijving en de tenlastelegging verbeterd kan worden gelezen zonder dat de verdachte in zijn verdediging is geschaad. De raadsvrouw heeft immers inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde verwijten, te weten de bedreiging van de vader dan wel ouders van de verdachte, die woonachtig zijn in Rotterdam. De verdediging heeft ook geen blijk gegeven van enige verwarring omtrent de vraag welk verwijt de officier van justitie de verdachte heeft gemaakt. Dit brengt mee dat de rechtbank de tenlastelegging van feit 3 en 4 verbeterd zal lezen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. Weliswaar staat vast dat de verdachte de op zich bedreigende woorden uit de tenlastelegging heeft geuit. Echter, niet kan worden vastgesteld dat de geadresseerden van de bedreigende woorden daadwerkelijk op de hoogte zijn geraakt van de bedreiging en dat is wel vereist voor een bewezenverklaring (ECLI:NL:HR:2005:AT3659).
Ook kan naar het oordeel van de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden, nu de aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. Voor het toepassen van schakelbewijs ziet de rechtbank geen grond. Als wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de één bedreigt, wil dat immers niet zeggen dat hij een ander ook heeft bedreigd. De rechtbank acht daarvoor de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de verschillende ten laste gelegde feiten, te verschillend. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde.
Het op ambtseed opgemaakte relaas proces-verbaal, waarin is opgenomen dat de gespreksopnamen van de aangeefster zijn uitgeluisterd en dat daarbij de stem van verdachte is herkend en dat is gehoord dat de bedreigende woorden die in de aangifte zijn genoemd ook zijn uitgesproken door de verdachte, acht de rechtbank voldoende ondersteunend bewijs voor de aangifte. Dat geen afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt van het uitluisteren van het geluidsfragment, doet daaraan niet af. De rechtbank acht zodoende het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Het onder 5 en 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 29 juni 2015 te Krimpen aan den IJssel zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door met de vuist op de bovenarm te stompen;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Rotterdam zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door een tafel en stoelen op
enin de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] te gooien en een kopstoot te geven;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te
Rotterdam[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden";
4.
hij op 23 juni 2016 te
Rotterdam[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Pas op, ik kom zo langs, ik sla het licht uit zijn ogen, vanavond leeft hij niet meer en jij ook niet";
7.
hij op 09 juli 2016 te Krimpen aan den IJssel zijn ex-vrouw [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je dat nog een keer flikt, trek ik het licht uit je ogen! Ik vermoord je!";
Kennelijke verschrijvingen zijn in de tenlastelegging
verbeterd. De verdediging is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

7. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vader en bedreiging van zijn beide ouders en ex-partner. De rechtbank acht dit ernstige feiten. De verdachte heeft zijn frustratie (omtrent de situatie van zijn dochter [naam dochter] ) geuit richting zijn vader door een stomp te geven en zelfs met meubilair te gooien richting zijn vader. Ook neemt de verdachte geen blad voor zijn mond zodra het over zijn kinderen gaat. Zelf noemt de verdachte dit de invulling van zijn vaderschap, waarbij hij zich uit als ‘een echte Rotterdammer’. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door deze manier van uitlaten bedreigingen heeft geuit en dat dit zowel voor zijn ex-partner als voor zijn ouders een beangstigende situatie creëert. De ex-partner van de verdachte heeft nog lang last ondervonden van de bedreiging blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 december 2016. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij de reclassering de rechtbank in overweging wil geven de proeftijd zo lang mogelijk te laten voortduren. Hierbij worden een meldplicht en een behandelverplichting voor depressie en gebrekkige impulsbeheersing bij [naam instelling] of een soortgelijk instelling als bijzondere voorwaarden geadviseerd. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden aan feit 7 adviseert de reclassering tevens als bijzondere voorwaarden toe te voegen een contactverbod met [naam slachtoffer 3] , een locatieverbod voor [adres] te Krimpen aan den IJssel en andere voorwaarden het gedrag betreffende; te weten het contact omtrent de kinderen van de verdachte via de gezinsvoogd te laten lopen, en het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden aan één of meerdere feiten dan wordt gevraagd om dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
Psycholoog [naam deskundige] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 augustus 2016. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een beperkte impulsbeheersing. Zelf classificeert de verdachte dit als passend bij hem en als "Rotterdammer", maar de mate waarin hij daar problemen door ervaart en zijn onvermogen dit zelfstandig te verminderen (hij is zich ervan bewust dat het "onhandig" is, maar kan geen stappen zetten om dit te verminderen), wijzen op een stoornis in de impulsbeheersing NAO.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist voor de duur van 3 maanden, mede gelet op het feit dat de verdachte (momenteel) niet kan werken en de geadviseerde langere proeftijd en voorwaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank verbindt aan deze geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd voor de duur van 4 jaren. De contacten tussen de verdachte en zijn ex-vrouw zullen immers in de toekomst moeten blijven bestaan gelet op het feit dat zij samen twee kinderen hebben, waarvan de jongste nog jong is. Het is zodoende niet uit te sluiten dat opnieuw conflicten kunnen ontstaan. De rechtbank heeft de overtuiging dat zonder deze lange proeftijd recidive eerder op de loer ligt, mede gelet op het laatste woord van de verdachte, waarin hij verklaard heeft dat hij ‘niet anders kan’ omdat hij zijn rol als vader in de toekomst moet blijven vervullen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorwaarden die hierna worden genoemd opleggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
4 (vier) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
2. de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
3. de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 3] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt (behoudens voor zover hierna toegestaan onder punt 8);
5. de veroordeelde zal zich niet bevinden binnen een straal van 100 meter en in de [adres] te Krimpen aan den IJssel, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
6. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
7. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van [naam instelling] of soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling voor zijn depressie en gebrekkige impulsbeheersing ten behoeve van het bevorderen van een constructieve omgang met anderen, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
8. de veroordeelde zal het contact met [naam slachtoffer 3] omtrent de kinderen via een derde partij laten lopen, te weten de gezinsvoogd, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt – de reclassering kan dit gebod afzwakken onder door de reclassering te stellen voorwaarden;
9. de veroordeelde zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, indien de reclassering dit noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te Krimpen aan den IJssel zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door (met de vuist) in/op/tegen de (boven)arm te slaan/stompen;
art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Rotterdam zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door een (eet) tafel en/of (eet)stoelen op, althans in de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] te gooien en/of een kopstoot te geven;
art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Krimpen aan den IJssel [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 23 juni 2016 te Spijkenisse [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Pas op, ik kom zo langs, ik sla het licht uit
zijn ogen, vanavond leeft hij niet meer en jij ook niet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 02 juli 2016 te Capelle aan den IJssel meerdere, althans een medewerker(s) van de politie Eenheid Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde medewerker(s) dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik de betrokken politiemedewerkers tegen kom dan sla ik de tanden uit hun mond omdat ik echt boos ben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Krimpen aan den IJssel [naam slachtoffer 4] , Jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Holtus dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik weet wie hier verantwoordelijk voor is zal ik kaken en nekken breken, gaan er koppen rollen en zal ik mijn mitrailleur uit de schuur halen. Wie in mijn vaarwater zit wordt uit de weg geruimd. Ik zal trots in de gevangenis zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 09 juli 2016 te Krimpen aan den IJssel zijn ex-vrouw [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je dat nog een keer flikt, trek ik het licht uit je ogen! Ik vermoord je!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht