Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de onder a tot en met i opgenomen bedingen ontheffing kunnen verlenen’ en dat deze wordt ‘
geacht te zijn verleend voor zover de verleende bouwvergunning afwijkt van het in deze overeenkomst bepaalde’. Van die situatie is volgens [verzoekster] hier sprake nu de [Gemeente] de bestemming van de bedrijfsruimte heeft gewijzigd in horeca en zij de beoogd huurder (‘Dim Daily’) inmiddels ook de verzochte omgevingsvergunning heeft verleend.
4.De beoordeling
voor zoveel een en ander nog van toepassing is’ (zie 2.4, sub A) is daarvoor ontoereikend, ook als daarbij gelet wordt op de daar verder na onderdeel a opgesomde onderdelen van de akte van toewijzing die in de splitsingsakte verbindend worden verklaard, die onder meer zien op voorschriften omtrent de maatvoering, de gevelrooilijn en de bebouwingshoogte.
Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de onder a tot en met i opgenomen bedingen ontheffing kunnen verlenen’ en dat ‘
deze ontheffing wordt geacht te zijn verleend voor zover de verleende bouwvergunning afwijkt van het in deze overeenkomst bepaalde’, één en ander in samenhang bezien met het feit dat de gemeente de door [verzoekster] beoogde exploitant reeds een vergunning heeft verleend, met name niet nu dit punt o (nu juist) niet in de akte van splitsing verbindend werd verklaard. Enkel de punten a tot en met n van de akte van toewijzing werden in de splitsingsakte immers verbindend verklaard.
Alle besluiten, waarvoor in dit reglement (…) geen afwijkende regeling is voorgeschreven, worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen’ en dat onder punt 12 van het aanvullend reglement van de akte splitsing daaraan (inderdaad) werd toegevoegd: ‘
met dien verstande echter dat (…) over besluiten betreffende de bedrijfsruimten uitsluitend zal worden gestemd door de eigenaren van de appartementsrechten met indices 1, 2, 11, 16, 21, 30 en 35’. Echter, met het hier betrokken standpunt ziet [verzoekster] eraan voorbij dat in artikel 9 lid 2 van de statuten in een afwijkende regeling als bedoeld in genoemd artikel 36 lid 1 daarvan is voorzien, namelijk ingeval het, zoals hier, een beoogde afwijking van de in de akte van splitsing bepaalde bestemming van een appartementsrecht betreft.