ECLI:NL:RBROT:2017:3218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
10/711020-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over bewijsuitsluiting en vrijheidsbeperkende maatregelen in strafzaak tegen minderjarige verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2017, staat de verdachte, een 16-jarige jongen, terecht voor meerdere feiten, waaronder poging tot inbraak en diefstal. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het bewijs, verkregen uit de telefoon van een medeverdachte, niet gebruikt mag worden vanwege een arrest van de Hoge Raad. De rechtbank verwerpt dit verweer op basis van de Schutznorm, die stelt dat de verdachte geen beroep kan doen op schending van rechtsnormen die niet op hem van toepassing zijn. De rechtbank legt een vrijheidsbeperkende maatregel op in de vorm van een contactverbod met medeverdachten en veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 22 dagen voorwaardelijk. De rechtbank overweegt dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met justitie en dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot gedragsverandering. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en concludeert dat de verdachte een praktische vorm van begeleiding nodig heeft om recidive te voorkomen. De opgelegde straf en maatregel zijn bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om hem te begeleiden in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/711020-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741375-15
Datum uitspraak: 20 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
raadsvrouw mr. M.B. Braanker, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 6 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 22 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar onder de algemene en de bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan ITB-HKA in combinatie met elektronisch toezicht en meewerkt aan behandeling bij De Waag, waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering (hierna: te noemen JBRR) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar, inhoudende dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden en met het bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van dit feit, nu uit het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs naar voren komt.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw voert aan dat voor dit onderzoek is geput uit de aangetroffen informatie in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2] . Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:588) was daar geen wettelijke grondslag voor, hetgeen in dit geval ook van invloed is op de bewijsvergaring in de zaak van de verdachte. Gelet hierop dient ten aanzien van de informatie die uit de telefoon van de medeverdachte is verkregen bewijsuitsluiting te volgen. Voorts voert de raadsvrouw aan dat er geen sprake is van medeplegen van de verdachte aan dit feit nu uit het dossier blijkt dat de medeverdachte alle uitvoeringshandelingen heeft verricht. De verdachte heeft hooguit op de uitkijk gestaan, doch medeplichtigheid is niet ten laste gelegd.
4.3.3.
Beoordeling
Nog daargelaten, dat er geen vormverzuim heeft plaatsgevonden: medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zelf toestemming gegeven voor het onderzoek in zijn smartphone, wordt
het verweer ten aanzien van de legitimiteit van het onderzoek aan de smartphone van de medeverdachte, gelet op de Schutznorm verworpen. Deze norm behelst dat de verdachte in beginsel geen beroep toekomt op schending van rechtsnormen, als die normen jegens een ander dan de verdachte zouden zijn geschonden. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken, die maken dat deze norm in dit geval niet van toepassing is.
Ten aanzien van het verweer dat er geen sprake is van medeplegen van de verdachte aan dit feit, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voldoende is komen vast te staan. Uit de bewijsmiddelen blijkt, dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] aan het proberen was in te breken in de woning, dat het gelukt is de achterdeur van deze woning open te breken, maar dat zij verder in de gaten werden gehouden door de politie, waardoor het feitelijke inbreken niet is gelukt.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een ander de poging inbraak aan de [adres 3] ten laste gelegd onder 3 heeft gepleegd.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks03 februari 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning gelegen aan het [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen,
geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn
/hunbereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededaders, althans alleen,met voornoemd oogmerk
- een (keuken)raam van die woning heeft
/hebbengeforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks22 januari 2017 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, goederen,
te weten een ofmeerdere videocamera('s) en
/ofeen navigatiesysteem,
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf,verkregen goederen betrof;
3.
hij op
of omstreeks28 januari 2016 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning aande [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [naam 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders enzich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, een deur en/of een raam (met een koevoet) heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op
of omstreeks13 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar (sport)schoenen (merk/type Nike Air), kleur zwart,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
medeplegen van opzetheling;
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5.
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak, waarvan eenmaal samen met een ander, en aan diefstal van een paar sportschoenen en, samen met een ander, aan opzetheling van goederen.
De verdachte heeft door zijn handelen herhaaldelijk geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. De benadeelden hebben door deze feiten materiële schade en hinder ondervonden. Met name de pogingen tot woninginbraken zijn ernstige feiten. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft voorts door het helen van goederen bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 april 2017. Dit rapport houdt, kort weergegeven, het volgende in.
De verdachte is een 16 jarige jongen, die al op jonge leeftijd met de politie in aanraking is gekomen en inmiddels al eerder is veroordeeld voor diverse delicten. Eerdere ingezette hulpverlening heeft niet geleid tot vermindering van het aantal contacten met justitie. Ingezette behandeltrajecten hebben niet het gewenste resultaat gehad door een gebrek aan motivatie van de verdachte, vermoedelijk voortkomend uit een licht verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidstrekken, waarbij de verdachte een beperkt inlevingsvermogen heeft in anderen, waaronder zijn slachtoffers. De verdachte loopt op meerdere levensgebieden vast, waaronder school, en krijgt hierin onvoldoende begeleiding waardoor hij niet in staat is zelf de problemen op te lossen. De Raad is van mening dat de verdachte een praktischere vorm van begeleiding nodig heeft, waardoor winst kan worden geboekt op de domeinen vrije tijd, school en relaties door deze positief vorm te geven. Het is wel belangrijk dat deze begeleiding niet vrijblijvend is en dat er een sterke 'stok achter de deur' is. De Raad adviseert daarom om een voorwaardelijke detentie op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden en een onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de periode die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Bij de bijzondere voorwaarden heeft de Raad er voor gekozen om de behandeling bij Palier niet te adviseren, vanwege de eerder omschreven onhaalbaarheid van deze behandeling. Wel adviseert de Raad om gedurende het geadviseerde HKA-traject wederom te kijken naar de haalbaarheid van een behandeling. Gedacht kan worden aan een behandeling gericht op recidivevermindering bij De Waag, waar men meer gespecialiseerd is in forensische behandeling. Gezien de ernst van het delict en de veelheid aan eerdere delicten adviseert de Raad verscherpt toezicht door de jeugdreclassering. De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden op te leggen dat de verdachte:
- zich zal melden bij JBRR en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- zijn volledige medewerking verleent aan het HKA-traject en mee zal werken aan een behandeling bij De Waag indien en zolang de JBRR dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan elektronische controle waarbij aan JBRR opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
JBRR heeft een gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2017, waar de rechtbank acht op heeft geslagen. JBRR adviseert, kort weergegeven, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de voorwaarden van het HKA-traject en elektronische controle.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee, dat de verdachte op 23 maart 2017 is geschorst onder de voorwaarden dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door JBRR, dat hij zal meewerken aan de Harde Kern Aanpak en zich zal houden aan elektronisch toezicht. De rechtbank is van oordeel dat hij dit ingezette traject dient af te maken.
Vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 77h juncto 38v Wetboek van Strafrecht)
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod met de medeverdachten
[medeverdachte 2];
[medeverdachte 1]en
[medeverdachte 3]
Mocht verdachte met één van deze personen op dezelfde school zitten, dan dient verdachte het contact met deze personen zoveel als mogelijk te vermijden.
Gelet op de hoeveelheid feiten waar de verdachte voor zal worden veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Algemene afsluiting
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 februari 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van heling (meermalen), diefstal en diefstal met geweld (meermalen) veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan een gedeelte groot 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 4 maart 2016.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de voorwaardelijke detentie om te zetten in een werkstraf voor de duur van 30 uren en subsidiair de proeftijd te verlengen met een jaar.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de proeftijd te verlengen met een jaar, aangezien de verdachte thans in een traject zit waar van alles op hem afkomt en een werkstraf te veel van het goede zou zijn.
8.4.
Beoordeling
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, op te leggen, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 60 (zestig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 22 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering (hierna: JBRR) te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij JBRR en zich daarna gedurende een door JBRR te bepalen periode zal blijven melden zo lang en zo frequent als JBRR noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn volledige medewerking verleent aan het HKA traject en aan elektronische controle;
- zich onder behandeling zal stellen, ook als dat een behandeling inhoudt bij De Waag of een soortgelijke instelling of bij Palier of een soortgelijke instelling, indien en zo lang JBRR dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan JBRR tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaarinhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten
[medeverdachte 2];
[medeverdachte 1]en
[medeverdachte 3]
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 februari 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. O.E.M. Leinarts en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kandemir-Akkal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 februari 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededaders, althans alleen, met voornoemd oogmerk
- een (keuken)raam van die woning heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5, 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen, te weten een of meerdere videocamera('s) en/of een navigatiesysteem, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goederen betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
3. ( parketnummer 710110-16; [zaaksnaam 1] )
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een deur en/of een raam (met een koevoet) heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5, 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4. ( parketnummer 710110-16: [zaaksnaam 2] )
hij op of omstreeks 03 maart 2016 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning/het pand [adres 4] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een breekijzer, althans een hard voorwerp, heeft/hebben geprobeerd een deur van die woning/dat pand te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5, 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5. ( Parketnummer 7122020-16)
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar (sport)schoenen (merk/type Nike Air), kleur zwart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
(art 310 Wetboek van Strafrecht)