Gesteld noch gebleken is dat Jiahua zelf enige betrokkenheid bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gehad. Uit de stellingen van partijen volgt dat slechts IBR en Red Box daarbij betrokken waren. Voor de beoordeling van belang zijnde gedragingen van Jiahua zijn dus niet aan de orde.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan IBR redelijkerwijs mocht aannemen dat Red Box (niet voor zichzelf, maar) als vertegenwoordiger van Jiahua optrad zijn evenmin gesteld of gebleken. De enkele omstandigheid dat Jiahua de eigenaar is van de ‘Red Zed I’ en de ‘Red Zed II’ en Red Box niet, levert niet zodanige omstandigheid op.
Red Box, die erkent de rompbevrachter van de beide schepen te zijn, zal bij de aankoop van bunkerolie voor de schepen in beginsel voor zichzelf optreden. Bij rompbevrachting ligt, immers, de exploitatie van het schip niet in handen van de (bloot) eigenaar, maar van de rompbevrachter.
In haar bevestiging per e-mail aan Red Box van 26 januari 2015 (zie 2.4) schreef IBR onder meer “Account: Master and/or owners M.V. “Red Zed II”. Weliswaar kwalificeert Jiahua als bloot eigenaar als “owner” van dat schip, maar in het spraakgebruik in de (zee)scheepvaart is het begrip “owners” ruimer dan slechts de (juridische) eigenaar en wordt het ook gebruikt voor een rompbevrachter.
Gesteld al dat met “owners” Jiahua zou zijn bedoeld, dan is die enkele omstandigheid niet voldoende om Jiahua als contractspartij gebonden te doen zijn, omdat Jiahua aanvoert dat Red Box niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen en gesteld noch gebleken is dat Jiahua die bevestiging onder ogen heeft gehad en vervolgens heeft nagelaten IBR erop te attenderen dat Red Box niet tot haar vertegenwoordiging bevoegd was.
De toepasselijkheid van de GTCS van IBR op de rechtsverhouding tussen IBR en Red Box – waarover hieronder meer – maakt het vorenstaande niet anders. De enkele omstandigheid dat Red Box in de GTCS zou hebben aanvaard dat de eigenaar van het te beleveren schip hoofdelijk aansprakelijk wordt tot betaling van de koopprijs of van schadevergoeding, brengt nog niet mee dat IBR daarom (al dan niet als contractspartij) schuldenaar van IBR is geworden, omdat Jiahua aanvoert dat Red Box niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen en gesteld noch gebleken is dat Jiahua die GTCS onder ogen heeft gehad en vervolgens heeft nagelaten IBR erop te attenderen dat Red Box niet tot haar vertegenwoordiging bevoegd was.
Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat onvoldoende feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die het oordeel kunnen dragen dat Jiahua partij is geworden bij de overeenkomst van 26 januari 2015, of schuldenaar van IBR onder die overeenkomst is geworden.