Dat Imtech op 20 juli 2012 gerede twijfel had of moest hebben aan de financiering van het AWW-project die noopte tot aanpassing van het persbericht van die datum heeft de AFM naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel aangetoond.
Imtech heeft eerder overeenkomsten gesloten met Las Palm. De AFM heeft niet betwist dat Las Palm aanzienlijke vooruitbetalingen in verband met deze eerdere deelcontracten voor het AWW‑project heeft voldaan.
Dat Imtech aanvankelijk had besloten te wachten met het uitbrengen van een persbericht totdat de eerste vooruitbetaling van Las Palm was ontvangen, impliceert niet dat Imtech op 20 juli 2012 vreesde of moest vrezen dat deze betaling zou uitblijven.
De periode tussen 21 juni 2012 (de eerder overeengekomen betaaldatum) en 20 juli 2012 is één maand. Deze periode is naar het oordeel van de rechtbank niet dermate lang dat Imtech alleen al daarom gerede twijfel moest hebben aan de financiering van het project door Las Palm. Gerner wijst er in dit verband terecht op dat de banken van Imtech niet zonder meer akkoord gingen met de in het contract overeengekomen tekst van de door Imtech te stellen bankgarantie. Uit de stukken volgt dat eind juni 2012 en in elk geval na 21 juni 2012 nog werd gediscussieerd over de precieze bewoordingen van deze bankgarantie, die volgens het contract een voorwaarde was voor de vooruitbetaling door Las Palm. Het argument van de AFM dat het logisch was dat Imtech geen kosten wilde maken voor een bankgarantie als Las Palm toch niet kon (althans ging) betalen, gaat eraan voorbij dat de bankgarantie door Imtech op grond van artikel 6.1 van het contract al op 20 mei 2012 gesteld had moeten worden, ruim voordat de eerste vooruitbetaling door Las Palm moest worden voldaan. Dit hoeft niet te betekenen dat Gerner terecht stelt dat de vooruitbetaling uitbleef omdat Imtech geen bankgarantie stelde, hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter wel dat de argumentatie van de AFM op dit punt niet zonder meer overtuigend is.
Begin juli 2012 heeft Las Palm herhaaldelijk te kennen gegeven dat de financiering van het AWW-project rond was, zij het dat deze pas beschikbaar zou komen na de definitieve aankoop van het laatste stuk grond. Over de aankoop van deze grond werd aan Imtech gemeld dat er inmiddels overeenstemming was met de grondeigenaar. Deze afspraken zouden binnen korte tijd gefinaliseerd worden. Van belang is dat Imtech op dit punt moest afgaan op de informatie die Las Palm haar gaf. Het betrof immers niet de financiering of aankopen van Imtech zelf, maar van haar contractpartij. Bovendien heeft de AFM de door Gerner geschetste situatie op 20 juli 2012 niet in twijfel getrokken. Uitgaande van deze situatie heeft Gerner terecht gesteld dat Imtech op 20 juli 2012 mocht menen dat Las Palm beschikte over financiering die op korte termijn, na de afwikkeling van de aankoop van de laatste grond, beschikbaar zou komen. Daarbij mocht Imtech betrekken dat Las Palm de andere benodigde gronden al had verworven en kennelijk ook betaald, althans gefinancierd. Verder stelt Gerner onbetwist dat andere partijen betrokken bij het AWW-project door Las Palm werden betaald.
De afspraak van 18 juli 2012 tussen [naam 3] en [naam 4] dat Las Palm het bedrag van € 147,6 miljoen in drie tranches zou voldoen, kon door Imtech worden bezien in het licht van de nog niet definitief afgeronde laatste landaankoop. Concrete aanwijzingen op 20 juli 2012 voor het niet nakomen van deze afspraak heeft de AFM niet gesteld. Gelet op de informatie waarover Imtech op 20 juli 2012 beschikte, hoefde zij aan het uitblijven van de vooruitbetaling op 19 juli 2012 dan ook niet de conclusie te verbinden dat er een reëel risico bestond dat Las Palm niet op korte termijn alsnog tot betaling zou overgaan.
Dat Imtech Duitsland bij Las Palm aandrong op betaling en dreigde met het incasseren van de ‘promissory note’ maakt het bovenstaande niet anders, omdat hieruit niet noodzakelijkerwijs volgt dat Imtech op 20 juli 2012 gerede aanleiding had om te twijfelen aan de betalingsmogelijkheden van Las Palm. Deze e-mails kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de kaspositie van Imtech in die periode en haar belang bij de verwerking van de vooruitbetaling in de halfjaarcijfers. Dat Imtech in het persbericht van 20 juli 2012 over haar eigen kaspositie had moeten berichten, heeft de AFM niet gesteld.