ECLI:NL:RBROT:2017:2991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
10/960033-16 / TUL VV 10/171331-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot cocaïne en woninginbraken

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan in een complexe zaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het vervoer van 1.075,92 kilogram cocaïne en verschillende woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de invoer van cocaïne, omdat hij niet strafbaar was wegens psychische overmacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder druk stond door bedreigingen en geen andere keuze had dan mee te werken aan het strafbare feit. Echter, voor de woninginbraken en diefstallen met valse sleutel werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 124 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, inclusief reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder eerdere veroordelingen en rapportages van de reclassering, die een laag tot gemiddeld recidiverisico aangaven. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar erkent ook de invloed van externe druk op de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960033-16
Parketnummer vordering TUL VV: 10/171331-14
Datum uitspraak: 20 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadslieden mr. M. Jansen en mr. S.C. Dikkers, advocaten te Spijkenisse en Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 en 21 maart 2017.
Het onderzoek is gesloten op 6 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 20 maart 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel (gevangenisstraf van twee maanden) onder parketnummer10/171331-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is (met uitzondering van het in vereniging plegen van de feiten 3 en 4 hetgeen ook niet bewezen is verklaard) door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 5
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gelet op de ontkenning van de verdachte betreffende het primair tenlastegelegde om vrijspraak daarvan verzocht.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat bij de doorzoeking in de woning van de verdachte diverse goederen zijn aangetroffen die uit de woning van de aangever afkomstig waren, waaronder diverse passen op naam van één van de aangevers. Voorts wijzen de onderzoeksresultaten van de historische verkeersgegevens van de HTC telefoon in de richting van de verdachte en erkent hij dat hij de telefoon in zijn bezit heeft gehad.
De verklaring van de verdachte dat hij de telefoon zou hebben gekocht, is in het licht van voornoemde omstandigheden, waarbij tevens andere weggenomen goederen in zijn woning zijn aangetroffen, volstrekt onaannemelijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd. Niet kan worden bewezen dat hij dit in vereniging heeft gedaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 januari 2016 opde Atlantische Oceaan en op de Noordzee, aan boord van een Nederlands vaartuig, te weten [naam vaartuig 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd, 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I ;
3.
hij op 6 januari 2013 tussen 04.35 uur en 04.40 uur te Rotterdam op een voor nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het adres [adres delict 1] heeft weggenomen, een beamer merk Optima en een startonderbreker voor een auto van het merk Audi A3 en een houten kistje met kaarten en een pinpas op naam van [naam slachtoffer 1] en een brief met bijbehorende pincode op naam van [naam slachtoffer 1] en een zwarte tas van het merk Rabenco en een bruine portemonnee met inhoud van het merk Rabenco en een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer 2] en een autosleutel van het merk Audi A3 en twee huissleutels geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]
, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, te weten door het verbreken van een raam;
4.
hij op 6 januari 2013 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam en te Spijkenisse, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een (totaal)bedrag van 150 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van een gestolen bankpas ten name van [naam slachtoffer 1] met bijbehorende pincode;
5.
hij op 6 april 2013 tussen 00.15 uur en 07.30 uur te Krimpen aan den IJssel, op een voor nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning geleden aan het adres [adres delict 2] heeft weggenomen diverse (bank)passen op naam van
[naam slachtoffer 4]en [naam slachtoffer 5] en een mobiele telefoon van het merk HTC en een mobiele telefoon van het merk Samsung C450 en een gebloemde handtas en twee portemonnees met inhoud en een scooter van het merk Piaggio en
eennavigatiesyste
em van het merk TomTom en autosleutels van het merk Opel en een computerserver en een bromfiets van het merk Piaggio C38 en een fotocamera van het merk Nikon en twee cameralenzen en een fotocamera van het merk Leica geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] ,
en/ofaan een ander dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

3.

diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

4.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
5.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit beroepen op psychische overmacht als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht.
Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte, vanwege de bedreigingen die jegens hem waren geuit, geen andere keus had dan te doen wat hem werd opgedragen. Verzocht wordt derhalve om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit de verklaringen van de verdachte niet blijkt dat er een dusdanig zware druk op hem is uitgeoefend dat hij daaraan redelijkerwijze geen weerstand kon bieden. Zij wijst er daarbij op dat de verdachte al in Suriname en voordat [naam vaartuig 1] was uitgevaren, het vermoeden had dat er iets niet klopte en is bedreigd. Door vervolgens gewoon terug aan boord te gaan in plaats van aan de wal te blijven en de autoriteiten in te lichten, heeft hij zichzelf in een netelige positie gebracht.
Dit staat aan een beroep op psychische overmacht in de weg.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de verklaring van de verdachte over de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld aan boord van [naam vaartuig 1] vrijwel geheel overeenstemt met die van zijn medebemanningslid [naam getuige] . Dit, alsmede de omstandigheid dat de twee andere Filipijnse bemanningsleden uit vrees voor hun veiligheid niks tegenover de politie hebben willen verklaren, maakt dat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de verdachte over de ernstige bedreigingen die zowel aan boord als aan wal tegen hem zijn geuit en de druk die op hem is uitgeoefend om aan het strafbare feit mee te werken. Daar komt bij dat de medeverdachte [naam medeverdachte] ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij de verdachte op enig moment heeft gebeld en heeft gesommeerd om aan boord terug te keren.
Door die bedreigingen was sprake van een ernstige van buiten komende drang tegen verdachte waardoor hij zich gedwongen zag het bewezenverklaarde te begaan. Het schip bevond zich op dat moment op volle zee en van de verdachte kon onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet worden gevergd aan de op hem uitgeoefende druk weerstand te bieden. Dat de verdachte nadat hij nattigheid voelde, opnieuw aan boord is gegaan, maakt dat niet anders, omdat aannemelijk is dat hij na de genoemde bedreigingen en terwijl hij in een vreemd land was het gevoel had dat hij geen andere keus had.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet van de verdachte kon worden gevraagd dat hij zich enkel op basis van een vermoeden – de drugs waren toen immers nog niet aan boord van [naam vaartuig 1] – zou wenden tot de Surinaamse autoriteiten.
De rechtbank is daarom met de raadsman van oordeel dat aan verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.4.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De verdachte is niet strafbaar voor het onder 2 ten laste gelegde.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit voor de feiten 3, 4 en 5.
De verdachte is voor die feiten dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, diefstallen met valse sleutel (tweemaal pinnen met een gestolen bankpas en pincode) en een diefstal uit een woning waardoor schade is veroorzaakt voor de betrokkenen. De verdachte heeft zich hiervan klaarblijkelijk niets aangetrokken en zich enkel laten leiden door geldelijk gewin. Woninginbraken en diefstallen uit woningen brengen naast de materiële schade voor de bewoners en omwonenden ook een gevoel van onveiligheid met zich, dat nog lang kan voortduren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages reclassering
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd
30 mei 2016 en 14 maart 2017. Die rapportages houden, voor zover van belang, het volgende in.
Bij de verdachte zijn geen grote problemen gesignaleerd. Wel is de reclassering van mening dat een stabiel inkomen en een zinvolle dagbesteding van positieve invloed kunnen zijn op het recidiverisico. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag/gemiddeld en meer recent als laag. Indien de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf overweegt, wordt geadviseerd reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde op te leggen. Tevens wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarde de inspanningsverplichting op te leggen tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, het verkrijgen van een vast inkomen en het op orde brengen en houden van zijn financiële situatie. Tijdens de schorsing is de verdachte voldoende afsprakentrouw geweest.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tevens is in aanmerking genomen dat de feiten dateren van 2013. Mede gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat er een relatie is tussen het in beslag genomen geldbedrag en de bewezenverklaarde feiten, zal ten aanzien van dit geldbedrag een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis gedateerd 19 november 2014 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
9.2.
Beoordeling
Nu de verdachte met betrekking tot feit 2 zal worden ontslagen van rechtsvervolging en de overige bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd voor het wijzen van dit vonnis en dus ook voor het ingaan van de proeftijd, zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet worden gelast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
veroordeelt de verdachte voor deze feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
124 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal uiterlijk 1 maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis de door het onder 4 bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade herstellen door een bedrag van € 150,-- euro over te maken op ABN AMRO rekeningnummer [nummer] ten name van [naam slachtoffer 1] , waarbij de veroordeelde de officier van justitie in dit arrondissement een bewijs van die betaling doet toekomen onder vermelding van parketnummer 10/960033-16;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inzetten voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, het verkrijgen van vast inkomen uit arbeid of een uitkering en het op orde brengen/houden van zijn financiële situatie zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: de het onder hem in beslag genomen geld, dat op de lijst van in beslag genomen voorwerpen is vermeld onder 1 en 2;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis gedateerd 19 november 2014 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2016 tot en met 15 januari 2016
op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee en/of op/in de
Westerschelde en/of te Cadzand, gemeente Sluis, althans op (volle) zee en/of
in Nederland,
aan boord van een Nederlands vaartuig, te weten [naam vaartuig 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2ahf/ond A Opiumwet)
(artikel 10 lid 5 Opiumwet)
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 15 januari 2016
in Suriname en/of op de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee en/of op/in
de Westerschelde en/of te Veere, althans op (volle) zee en/of in Nederland
en/of in België,
aan boord van een Nederlands vaartuig, te weten [naam vaartuig 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een of meer
anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- als opvarende aan boord van een Nederlands vaartuig genaamd [naam vaartuig 1]
waarin zich bovengenoemde hoeveelheid, althans een hoeveelheid cocaïne bevond,
een Surinaamse haven heeft verlaten en/of
- met dat vaartuig vervolgens richting Nederlands grondgebied is gevaren en/of
- op zee pakketten met daarin bovengenoemde hoeveelheid cocaïne heeft
overgeladen op een ander vaartuig genaamd [naam vaartuig 2] ,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 2ahf/ond A Opiumwet jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 14 januari 2016
in Suriname en/of op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee, althans
op (volle) zee en/of aan boord van een Nederlands vaartuig, te weten [naam vaartuig 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2ahf/ond B, C Opiumwet)
(artikel 10 lid 3 en lid 4 Opiumwet)
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
Hij op of omstreeks 6 januari 2013 tussen 04.35 uur en 04.40 uur te Rotterdam,
althans te Nederland,
op een voor nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
uit een woning gelegen aan het adres [adres delict 1] heeft weggenomen,
een beamer merk Optima en/of een startonderbreker voor een auto van het merk
Audi A3 en/of een houten kistje met kaarten en/of een pinpas op naam van [naam slachtoffer 1]
en/of een brief met bijbehorende pincode op naam van [naam slachtoffer 1]
en/of een zwarte tas van het merk Rabenco en/of een bruine portemonnee met
inhoud van het merk Rabenco en/of een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer 2] en/of
een autosleutel van het merk Audi A3 en/of twee huissleutels, althans enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]
, althans aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming, te weten door het verbreken van een raam
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
Hij op of omstreeks 6 januari 2013 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam en/of te Spijkenisse, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
een (totaal)bedrag van 150 euro, althans meerdere geldbedragen, althans enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , althans aan (een) ander(en)
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door gebruikmaking van een gestolen bankpas ten name van [naam slachtoffer 1]
met bijbehorende pincode
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
Hij op of omstreeks 6 april 2013 tussen 00.15 uur en 07.30 uur te Krimpen aan
den IJssel, althans te Nederland
op een voor nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning geleden aan het adres [adres delict 2] heeft weggenomen
diverse (bank)passen op naam van [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] en/of een
mobiele telefoon van het merk HTC, type One en/of een mobiele telefoon van
het merk Samsung C450 en/of een gebloemde handtas en/of twee portemonnees met
inhoud en/of een computerkast en/of een scooter van het merk Piaggio en/of
twee navigatiesystemen van het merk TomTom en/of autosleutels van het merk
Opel en/of een computerserver en/of een bromfiets van het merk Piaggio C38
en/of een fotocamera van het merk Nikon en/of twee cameralenzen en/of een
fotocamera van het merk Leica, althans enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] , althans aan
(een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 25 april 2013 tot 9
juli 2013 te Rotterdam, althans te Nederland,
een telefoon van het merk HTC, type One heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die telefoon
wist, althans redelijkerwijs had behoren te vermoeden, dat het (een) door
misdrijf verkregen goed betrof
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht