Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
0,53 milligramalcohol per ml bloed was aangetroffen.
(…)
Door het NFI werd tevens onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van andere stoffen in het bloed, die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. In het bloed van [gedaagde] zijn sporen aangetroffen van Cocaïne, Benzoyecgonine en Mathylecgonine, waarvan de conclusie is dat nadelige beïnvloeding van de rijvaardigheid niet kan worden geconcludeerd.”
Naast de uitsluitingen genoemd in artikel 2 van de Algemene voorwaarden, geeft de verzekering evenmin dekking, indien:
de schade is ontstaan terwijl de bestuurder van het motorrijtuig onder zodanige
Schade dd 19-04-2013 – kenteken: [kenteken]
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is dat het ongeval (mede) aan hem kan worden toegerekend omdat hij met veel te hoge snelheid (…) ter hoogte van de kruising (…) heeft gereden en geen rekening heeft gehouden met mogelijk kruisend verkeer, dit terwijl hij niet in staat was de weg te overzien en teveel alcoholhoudende drank had gedronken.
3.Het geschil
De curator maakt naast de hoofdsom aanspraak ex artikel 6:96 lid 2 sub c Burgerlijk Wetboek (BW) op een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 1.210 ter zake van verrichtingen die vallen buiten de reikwijdte van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), zoals overleg met de verzekeraar, bestudering van het Politierapport, correspondentie met [gedaagde] en de verzekeraar en telefonisch overleg met de politie. Verder maakt hij aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van het ongeval ingevolge artikel 6:83 sub b BW jo. artikel 6:119 lid 1 BW en vordert hij [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen volgens [gedaagde] niet voor vergoeding in aanmerking nu deze vallen onder de proceskosten. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de kosten dienen te worden berekend conform de staffel van het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
4.De beoordeling
Causaal verband en omkeringsregel
Los van de vraag of de door [gedaagde] geschonden verkeersnormen strekken ter voorkoming van vermogensschade als door FLN geleden (of alleen ter voorkoming van schade bij andere verkeersdeelnemers), heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat het ongeval door zijn handelen is veroorzaakt. Na het hiervoor onder 2.3 opgenomen proces-verbaal van de politie – waarmee de curator zijn stelling heeft gestaafd – heeft blijkens het onder 2.9 aangehaalde vonnis van 14 juli 2015 nader onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaak van het ongeval. De rechtbank concludeert in haar strafvonnis van 14 juli 2015 op basis van de (nadere) technische rapporten dat het ongeval niet (mede) is veroorzaakt door het – onvoorzichtige – verkeersgedrag van [gedaagde] .
Bij een faillissement worden de schuldeisers uitbetaald conform een bepaalde rangorde. Ook de Belastingdienst is een schuldeiser in het faillissement. BTW bedragen die de failliet ontvangt vlak voor dan wel na het faillissement, komen derhalve niet één op één aan de Belastingdienst toe. Aangezien de vorderingen van de Belastingdienst in een faillissement eerst worden uitbetaald, nadat bank- en hypotheekhouders hun rechten hebben uitgeoefend en boedelschulden zijn voldaan, staat niet bij voorbaat vast dat het BTW-deel van de waarde van de auto rechtstreeks toekomt aan de Belastingdienst. Een eventueel schadebedrag omvat derhalve tevens de BTW.
5.De beslissing
12 april 2017voor uitlating door de curator of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
mr. S.M. den Hollander in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,