ECLI:NL:RBROT:2017:1744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
ROT 16/3103
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieaanvraag voor demontage van voertuigen en vestigingsvereisten in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de aanspraak van eiseres op subsidie voor de sloop van haar oude bedrijfsbus en de aanschaf van een nieuwe, op grond van de Nadere regels subsidie demontage personen- en bestelauto’s 2014. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat haar aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard omdat haar bedrijf niet in Rotterdam zou zijn gevestigd. Eiseres betwistte dit en stelde dat haar bedrijf wel degelijk ingeschreven was bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam, wat volgens haar voldoende zou moeten zijn voor de subsidieaanvraag.

De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar procedureel niet correct had afgehandeld, aangezien de e-mail van een medewerker van de subsidieadministratie als een besluit moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat het bezwaar tegen het primaire besluit alsnog ongegrond moest worden verklaard. De rechtbank benadrukte dat de voorwaarden voor de subsidie duidelijk waren en dat alleen bedrijven die daadwerkelijk in Rotterdam zijn gevestigd, in aanmerking komen voor de subsidie. Eiseres had niet kunnen aantonen dat haar bedrijf in Rotterdam was gevestigd, en daarom kon zij geen aanspraak maken op de subsidie.

De rechtbank besloot dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de afwijzing van de aanvraag inhoudelijk correct was. De rechtbank concludeerde dat de verwarring over de terminologie op de website van de gemeente niet voldoende was om eiseres gerechtvaardigd vertrouwen te geven in haar aanspraak op subsidie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
Zaaknummer: ROT 16/3103

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsadres] eiseres,

gemachtigde: R.G. Prins,
en

[verweerder] , verweerder,

gemachtigde: [gemachtigden]

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 6 juni 2016 heeft eiseres nadere gronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Inzet van dit geschil is de aanspraak van eiseres op subsidie voor de sloop van haar oude bedrijfsbus en de aanschaf van een nieuwe op grond van de Nadere regels subsidie sloop personen- en bestelauto’s (Nadere regels). Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen aanspraak heeft op subsidie omdat haar bedrijf niet in Rotterdam is gevestigd. Eiseres is het daar niet mee eens. Daartoe wijst zij erop dat haar bedrijf is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel te Rotterdam. Uit de informatie op internet blijkt volgens eiseres dat die inschrijving - en niet vestiging van de aanvrager in Rotterdam - als voorwaarde wordt gesteld. Verder wijst eiseres erop dat zij schade heeft geleden door verweerders trage besluitvorming, omdat de oude bus enige tijd ongebruikt langs de weg heeft gestaan, terwijl de verzekering doorliep en een APK-keuring moest worden verricht.
2. Verweerder stelt zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat het antwoord van [een medewerker van de subsidieadministratie] bij e-mail van 14 januari 2016 op de e-mail van de gemachtigde van eiseres aan de subsidieadministratie van 12 januari 2016 moet worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb op de aanvraag om subsidie op grond van de Nadere regels. Dit betekent dat verweerder het bezwaarschrift procedureel niet juist heeft afgehandeld. Hij had dit niet niet-ontvankelijk mogen verklaren maar had dit inhoudelijk moeten behandelen. Het beroep is gegrond.
3. Met het oog op het streven naar een definitieve beslechting van het geschil heeft de rechtbank bezien of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres niet in aanmerking komt voor de subsidie. Verweerder heeft erop gewezen dat tussen partijen niet in geschil is dat de te slopen bus geregistreerd staat op naam van het bedrijf van eiseres. Omdat dit bedrijf is gevestigd in [vestigingsadres] en niet in Rotterdam, komt eiseres niet in aanmerking voor de subsidie. Uit artikel 9, vierde lid, aanhef en onder b van de Nadere regels volgt immers dat alleen aanspraak bestaat op subsidie indien de aanvrager in Rotterdam is gevestigd.
4. Op grond van artikel 9, vierde lid, aanhef en onder b, van de Nadere regels subsidie demontage personen- en bestelauto’s 2014 dient de aanvrager, voor zover het een rechtspersoon betreft, bij binnenkomst van de aanvraag tot subsidieverlening volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel uiterlijk voor 1 juni 2015 te zijn gevestigd in de gemeente Rotterdam.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de hierboven weergeven bepaling niet voor meerdere uitleg vatbaar. Daarin staat heel duidelijk dat de rechtspersoon die voor subsidie in aanmerking wenst te komen moet zijn gevestigd in de gemeente Rotterdam. Dat betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres, die is gevestigd in [vestigingsadres] , niet voor de subsidie in aanmerking komt.
6. Eiseres heeft erop gewezen dat op de website van de gemeente stond vermeld dat aanspraak bestaat op subsidie “als je bedrijf (ook zzp of eenmanszaak) voor 1 juni 2015 in Rotterdam ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel”. Hierdoor kreeg eiseres de indruk dat bepalend was of het bedrijf was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam, wat voor eiseres het geval is.
Hoewel de tekst op de website door het woordgebruik, dat afwijkt van de terminologie in de Nadere regels (“ingeschreven” in plaats van “gevestigd”) op zijn minst verwarring kan wekken over het betreffende vereiste, mocht eiseres daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat zij in aanmerking kwam voor subsidie omdat zij bij de Rotterdamse vestiging van de Kamer van Koophandel was ingeschreven. Voor zover de tekst twijfel opriep, had het op haar weg gelegen de betreffende regelgeving te raadplegen. Zoals eiseres ter zitting heeft toegelicht, lukte het haar niet online subsidie aan te vragen omdat het systeem niet toestond dat een niet in Rotterdam gevestigde rechtspersoon subsidie aanvroeg. Dit kon voor eiseres een aanwijzing vormen dat zij niet voor de bedoelde subsidie in aanmerking kwam.
Dat in andere gemeenten mogelijk andere, soepeler, sloopregelingen gelden, zoals eiseres ter zitting heeft gesteld, maakt niet uit voor de beoordeling. Bepalend is welke voorwaarden in de Rotterdamse sloopregeling (lees: Nadere regels) zijn gesteld.
Voor de stelling dat medewerkers van verweerder de aanvraag slordig hebben afgehandeld en dat zij ‘ook niet wisten hoe het zat’, bieden de stukken geen aanknopingspunten. In de e-mail van 14 januari 2016 heeft [een medewerker van de subsidieadministratie] in reactie op het mailbericht van 12 januari 2016 bericht dat eiseres niet in aanmerking komt voor de sloopregeling (lees: subsidie) omdat haar bedrijf niet is gevestigd in Rotterdam. De inhoud van dat bericht is duidelijk. De verwarring die vervolgens is ontstaan, had betrekking op de vraag of sprake was van een besluit waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Verweerder heeft erkend dat hij op dit punt een fout heeft gemaakt.
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de subsidie, omdat haar bedrijf niet in Rotterdam is gevestigd. De rechtbank zal, zelf in de zaak voorziend, het bezwaar tegen het primaire besluit alsnog ongegrond verklaren.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. Eiseres heeft nog gesteld schade te hebben geleden. Deze schade komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat de afwijzing van de aanvraag inhoudelijk klopt. Dat eiseres schade heeft geleden door de procedurele gang van zaken, is niet gebleken. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.
10. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding, omdat eiseres zich niet heeft laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, wat in dit geval inhoudt dat het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond wordt verklaard;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 334,- vergoedt;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Ketting, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.
de griffier is buiten staat
te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.