ECLI:NL:RBROT:2017:1420
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Hameete
- E.J. Rutten
- I. Bouter
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor de onroerende-zaakbelastingen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Y. Kievit, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep vastgestelde WOZ-waarde van € 120.000,- voor het belastingjaar 2016. Eiser stelde dat de waarde te laag was en dat deze op € 160.000,- moest worden vastgesteld, omdat hij voornemens was de woning te verkopen en de WOZ-waarde daarbij van belang was. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, met de stelling dat er geen wettelijke basis was voor een verhoging van de WOZ-waarde.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser in bezwaar en beroep een hogere waarde mag bepleiten, ook als het waardegegeven niet gebruikt wordt voor de toepassing van een wettelijk voorschrift. De rechtbank volgde het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en haar eigen eerdere uitspraak. Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat de marktwaarde van de woning rond de waardepeildatum eerder € 160.000,- was dan de vastgestelde waarde van € 120.000,-. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en stelde de WOZ-waarde vast op € 160.000,-. De rechtbank bepaalde tevens dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden, maar wees een proceskostenveroordeling af.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.