ECLI:NL:RBROT:2017:10830

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
6479727 \ VV EXPL 17-474
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot arbeidsrelatie en geheimhoudingsbedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Saybolt Nederland B.V. De werknemer vorderde schorsing van een concurrentiebeding dat hem belemmerde om bij een concurrent, Amspec, in dienst te treden. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding verwatert naarmate de tijd vordert, omdat de werknemer geen contact meer heeft met klanten en de werkgever de gelegenheid heeft om de banden met deze klanten aan te halen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding, vooral gezien de beperkte doorgroeimogelijkheden bij Saybolt en de betere kansen bij Amspec. De rechter heeft het concurrentiebeding per 1 mei 2018 geschorst, terwijl de werknemer in reconventie werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 366,48 aan Saybolt, met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6479727 \ VV EXPL 17-474
uitspraak: 13 december 2017
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser bij exploot van dagvaarding van 27 november 2017,
gemachtigde: mr. J.J. Margry,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Saybolt Nederland B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Rodriguez Escudero.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Saybolt”.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de door [eiser] ter voorbereiding op de zitting toegezonden aanvullende producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2017. Beide gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die onderdeel zijn van het dossier. Van het overige ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft bepaald dat binnen drie weken na de zitting uitspraak zal worden gedaan.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1990, is vanaf 1 maart 2012 tot 1 december 2017 in dienst van Saybolt geweest, laatstelijk in de functie van accountmanager.
2.2
Tussen partijen gelden de volgende van belang zijnde bedingen:
art. 4. Geheimhouding
art. 4.1. Werknemer erkent door ondertekening van deze arbeidsovereenkomst, dat hem door
werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of
verband houdende met het bedrijf van werkgever en diens (potentiële) klanten en
andere relaties, alsmede die van de aan werkgever gelieerde ondernemingen.
art. 4.2. Het is de werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na
beëindiging hiervan, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm
dan ook en in welke voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige
bijzonderheden de onderneming van werkgever of de aan hem gelieerde ondernemingen betreffende of daarmede verband houdende, dan wel over de daar werkzame personen, dan wel over de (potentiële) relaties van werkgever en/of over die van de aan werkgever gelieerde ondernemingen, een en ander op straffe van verbeurte aan werkgever van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad € 2.500,-- voor iedere overtreding en € 125,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt, onverminderd de bevoegdheid van werkgever in plaats van deze boete volledige
schadevergoeding te vorderen. Betaling van de boete ontslaat werknemer niet van de in de artikelen 4.1 en 4.2 genoemde verplichtingen. Partijen maken gebruik van de mogelijkheid van art. 7:650 lid 3 BW af te wijken en komen overeen dat voornoemde boete geheel ten goede zal komen aan werkgever.
art. 4.3. Overtreding van dit geheimhoudingbeding tijdens de dienstbetrekking zal voor werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet zijn.
art. 5. Nevenactiviteiten
art. 5.1. Werknemer verbindt zich gedurende de loop der dienstbetrekking voor geen andere werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, noch direct, noch indirect, en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening, tenzij overeenstemming is bereikt met werkgever, een en ander op straffe van verbeurte aan werkgever van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad € 2.500,-- voor iedere overtreding en € 125,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt, onverminderd de bevoegdheid van werkgever in plaats van deze boete volledige schadevergoeding te vorderen. Betaling van de boete ontslaat werknemer niet van de in artikel 5 genoemde verplichtingen. Partijen maken gebruik van de mogelijkheid om van art. 7:650 lid 3 BW af te wijken en komen overeen dat voornoemde boete geheel ten goede zal komen aan werkgever.
art. 6. Concurrentiebeding/relatiebeding
art. 6.1. Werknemer verbindt zich om zowel tijdens de overeenkomst als gedurende de periode van 1 (één) jaar na beëindiging daarvan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever binnen Nederland en de landen waarnaar of waarin werkgever en/of met werkgever gelieerde ondernemingen tijdens de arbeidsovereenkomst diensten verlenen, noch voor zichzelf noch voor anderen, in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn, direct of indirect, in of bij enige onderneming met activiteiten op een terrein, gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van werkgever of de aan haar gelieerde ondernemingen, noch daarbij haar bemiddeling, in welke vorm dan ook, al dan niet tegen een betaling direct of indirect te verlenen.
art. 6.2. Het is werknemer verboden gedurende de arbeidsovereenkomst alsmede gedurende één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, op enigerlei wijze, direct of indirect, zakelijke contacten in de ruimste zin des woords te onderhouden met (potentiële) relaties van werkgever of die van de aan werkgever gelieerde ondernemingen, ook indien het initiatief tot dit zakelijke contact uitgaat van deze klanten en relaties. Potentiële relaties zijn in ieder geval, maar niet uitsluitend de relaties waarmee werkgever dan wel de aan werkgever gelieerde ondernemingen en/of werknemer gedurende het laatste jaar voorafgaand aan het einde van de overeenkomst op enigerlei wijze zakelijke contact heeft gehad, hetzij door middel van een prijsopgave of offerte, hetzij door middel van ander soort contact.
art. 6.3. Indien werknemer in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel handelt, zal hij aan werkgever zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een boete verbeuren ten bedrage van € 5.000,-- alsmede een boete ten bedrage van € 250,-- voor elke dag of een gedeelte van een dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door werkgever voortduurt, onverminderd de bevoegdheid van werkgever in plaats van deze boete volledige schadevergoeding te vorderen. Betaling van de boete ontslaat de werknemer niet van de in art. 6.1 en 6.2 genoemde verplichtingen.
Partijen maken gebruik van de mogelijkheid van art. 7: 650 lid 3 13W af te wijken en komen overeen dat voornoemde boete geheel ten goede zal komen aan werkgever.
art. 6.4. Onder “gelieerde ondernemingen” in de zin van dit artikel wordt verstaan: de ondernemingen die behoren tot dezelfde groep als werkgever en de ondernemingen waarin werkgever een financieel of ander belang heeft, de dochter- en moederonderneming(en) van werkgever de ander uitdrukkelijk begrepen.
art. 6.5. Door ondertekening van deze overeenkomst verklaart werknemer dat hij niet
gebonden is aan een concurrentiebeding, dat hem verbiedt bij werkgever in dienst te
treden of aan een relatiebeding dat het verrichten van werkzaamheden voor
werkgever feitelijk onmogelijk maakt.
art. 6.6. Door ondertekening van deze arbeidsovereenkomst vrijwaart werknemer werkgever voor alle vorderingen van voormalig werkgevers van werknemer in verband met het overtreden van een concurrentie- en/of relatiebeding met zijn voormalig werkgever.
2.3
Het laatstelijk door [eiser] verdiende loon bedraagt € 3.542,32 bruto per maand. Aan [eiser] is, nog voordat hij zijn overeenkomst had opgezegd, een loonsverhoging van € 500,- bruto per maand per 1 november 2017 toegezegd.
2.4
[eiser] heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met Amspec. De arbeidsovereenkomst gaat in per 1 december 2018. [eiser] wil graag al eerder in dienst treden van Amspec.
2.5
Op 15 november 2017 heeft [eiser] aan een aantal personen binnen Amspec de volgende e-mail gestuurd:
"Beste Collega's, :)
Hierbij de lijst van onze eerste nieuwjaarsgeschenken.
(…)
Bij nader inzien heb ik gekozen voor een Amspec Rotterdam bedrukte Water fles.
(…)”
Bij de e-mail zat een Excel-bestand met namen van (potentiële) klanten en contactpersonen.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

[eiser] heeft in conventie gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
met onmiddellijke ingang schorsing van het gehele concurrentiebeding totdat in de bodemprocedure op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW is beslist dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk dient te worden vernietigd nu de heer [eiser] onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding dat is opgenomen in artikel 6.1 van de Arbeidsovereenkomst;
Subsidiair
matiging van het concurrentiebeding tot nihil, of tot zoveel maanden als de kantonrechter geraden acht, totdat in de bodemprocedure op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW is beslist dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk dient te worden vernietigd nu de heer [eiser] onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding dat is opgenomen in artikel 6.1 van de Arbeidsovereenkomst;
Meer subsidiair
een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW voor de duur van het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 6 van de Arbeidsovereenkomst of tot het moment dat daartoe een beslissing door de bodemrechter is gegeven;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
een verbod voor Saybolt tot het innen van de boetes voor de overtreding van het nevenwerkzaamheden- en/of concurrentiebeding nu in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er geen sprake is van overtreding van het nevenwerkzaamheden- en/of concurrentiebeding en/of de boete zal worden gematigd tot nihil nu er geen schade is geleden door Saybolt;
Saybolt te bevelen [eiser] binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis zijn loon van de maand november 2017 van € 3.542,32 bruto uit te betalen en de bedragen van de eindafrekening bestaande uit het pro rata vakantiegeld en de openstaande vakantiedagen;
Saybolt te veroordelen tot betaling van een wettelijke verhoging van het loon vanaf 30 november2017 conform artikel 7:625 BW;
Saybolt te veroordelen tot betaling van een wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
Saybolt te veroordelen tot betaling aan de heer [eiser]:
a) een zodanig bedrag terzake van buitengerechtelijke kosten als de kantonrechter in goede justitie geraden acht, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
b) de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd; en
c) aan nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 RV een bedrag van € 131,- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
Saybolt heeft in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[eiser] te veroordelen tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst jegens Saybolt, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-, dan wel een door de kantonrchter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte van een dag, dat hij na de dag van betekening van het vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
[eiser] te veroordelen tot onverkorte nakoming van het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst jegens Saybolt, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-, dan wel een door de kantonrechter in goede Justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat hij na de dag van betekening van het vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
[eiser] te veroordelen tot onverkorte nakoming van het geheimhoudingsbeding
zoals opgenomen in artikel 4.1 en 4.2 van de arbeidsovereenkomst jegens Saybolt, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat hij na de dag van betekening van het vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
[eiser] te veroordelen tot betaling aan Saybolt Nederland B.V. van de reeds opeisbare en door hem reeds verbeurde, doch nog niet verrekende contractuele boetes ter hoogte van een bedrag van € 2.866,48;
[eiser] te veroordelen tot betaling aan Saybolt van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag onder (IV) tot aan de dag der algehele voldoening daarvan;
[eiser] te veroordelen in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris van de gemachtigde daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten ter hoogte van € 131,-, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, en — voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

4.Het geschil

4.1
Het tussen partijen gevoerde debat laat zich als volgt samenvatten.
4.2
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. [eiser] heeft bij Saybolt onvoldoende doorgroeimogelijkheden. Bij Amspec zal [eiser] een aanzienlijk hoger salaris verdienen en bij Amspec heeft [eiser] wel mogelijkheden door te groeien. Daarnaast heeft [eiser] gewezen op zijn (meer algemene) belang bij een vrije arbeidskeuze en heeft hij opgemerkt dat het concurrentiebeding een te grote reikwijdte heeft.
4.3
Saybolt stelt daar tegenover dat voor [eiser] bij haar nog voldoende doorgroeimogelijkheden bestaan en dat – als rekening wordt gehouden met een recent door Saybolt gedaan aanbod dat betrekking heeft op een andere functie – geen sprake is van een rechtens relevante positieverbetering. Saybolt heeft verder gewezen op haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding. [eiser] beschikt over bijzondere en specifieke informatie over haar strategie, werkwijze en klanten. Saybolt vreest dan ook voor benadeling.
4.4
[eiser] heeft gesteld dat de vrees van Saybolt onterecht is, omdat deze is gedekt door het geheimhoudings- en relatiebeding. Saybolt op haar beurt heeft erop gewezen dat [eiser] bij Amspec een leidinggevende functie zou krijgen, hetgeen hem de mogelijkheid geeft de accountmanagers die voor hem werken te instrueren. Op die wijze zou niemand erachter komen dat [eiser] zijn kennis en relaties ten behoeve van Amspec gebruikt. Bovendien, aldus Saybolt, heeft [eiser] die bedingen al eerder – namelijk op 15 november 2017 – geschonden. Op die dag heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan Amspec waarin (kort gezegd) een lijst met (potentiële) klanten is genoemd waarnaar kerstgeschenken gestuurd kunnen worden. Met die e-mail heeft [eiser] het concurrentiebeding, het geheimhoudingsbeding en het nevenwerkzaamhedenbeding geschonden. [eiser] heeft vervolgens gesteld dat de op die lijst genoemde organisaties en contactpersonen al bestaande relaties van Amspec zijn en dat het gaat om de in december 20
18te verzenden kerstgeschenken.
4.5
Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

5.De beoordeling

5.1
Voldoende is gebleken dat [eiser] en Saybolt een spoedeisend belang hebben bij de door hen gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
5.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [eiser] en Sasybolt in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
In conventie
5.3
De door [eiser] ingestelde vorderingen zijn relatief algemeen van aard: hij vordert volledige schorsing van het concurrentiebeding en relateert die vordering – althans in het petitum – niet specifiek aan zijn wens om bij Amspec in dienst te treden. Het lichaam van de dagvaarding en het verhandelde ter zitting hebben zich daarop wel gericht. Omdat geen aanleiding bestaat in dit kort geding een oordeel te geven over het concurrentiebeding als geheel en het partijdebat zich volledig heeft gefocust op de overstap van [eiser] naar Amspec, zal de kantonrechter haar oordeel beperken tot de wens van [eiser] bij Amspec in dienst te treden.
5.4
Partijen zijn het erover eens dat Amspec een concurrent van Saybolt is. Beoordeeld dient dus te worden of [eiser] door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld, rekening houdend met de belangen van Saybolt bij handhaving van het beding.
5.5
Duidelijk is dat [eiser] in de functie van accountmanager relaties onderhield met voor Saybolt belangrijke klanten. Ook is duidelijk dat [eiser] over informatie beschikt ten aanzien van prijsstellingen en dergelijke, welke informatie voor Amspec van belang kan zijn. Saybolt heeft gesteld dat het specifieke en bijzondere gegevens betreft, maar zij heeft niet goed inzichtelijk kunnen maken welke gegevens dat dan precies zijn en waarom die gegevens bijzonder zijn. Ter zitting heeft Saybolt verklaard dat zij voor medewerkers in dezelfde functie maar met een bepaalde tijd contract geen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst opneemt. Als de in die functie verworven kennis zo bijzonder en specifiek is als Saybolt het doet voorkomen, dan ligt het echter voor de hand dat ook medewerkers met een bepaalde tijd contract gebonden worden aan een concurrentiebeding.
5.6
De gegevens waarvan [eiser] kennis heeft is echter niet het enige dat in ogenschouw moet worden genomen. Ook de mate waarin [eiser] relaties met klanten heeft opgebouwd speelt een rol. De combinatie van die twee factoren kan – juist voor een bedrijf als Amspec – van groot belang zijn. Zij is nieuw op de Europese markt en de connecties en gegevens waarover [eiser] beschikt zijn voor ervaren krachten in de markt weliswaar bijna vanzelfsprekend, maar dat geldt niet voor Amspec.
5.7
Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat Saybolt een groot belang heeft hij het zich kunnen wapenen tegen grote spelers die kennis en kunde uit haar organisatie ‘wegkopen’. [eiser] heeft weliswaar onbetwist gesteld dat dit in de markt gebruikelijk is en dat de groep waar Saybolt onderdeel van is recent zelfs een accountmanager aan Amspec heeft ‘aangeboden’, maar dat betekent niet dat Saybolt niet de mogelijkheid moet hebben om al het juridisch mogelijke te doen om te voorkomen dat waardevolle medewerkers naar concurrenten vertrekken.
5.8
Daar staat tegenover dat tenminste een deel van de kennis en kunde van [eiser] al door Amspec verworven is, door andere ervaren krachten aan te trekken. Die andere krachten zijn o.a. afkomstig van Saybolt. Bovendien moeten de door [eiser] opgebouwde relaties geacht worden na een bepaalde periode te zijn afgezwakt. Saybolt krijgt in die periode de mogelijkheid de banden met haar klanten aan te halen. Daarnaast heeft [eiser] juist geen gelegenheid zijn relaties met de klanten op peil te houden, omdat hij – zo lang hij niet bij een concurrent in dienst is – geen diensten heeft om aan te bieden. De kantonechter acht het aannemelijk dat [eiser] niet alleen maar samen met de collega’s in zijn cluster de contacten met de klanten onderhield en dat niet alleen in geval van ziekte of vakantie werd waargenomen. Dat betekent dat er binnen de organisatie van Saybolt medewerkers moeten zijn die al een relatie met de klanten hebben opgebouwd. Zij moeten geacht worden in staat te zijn de banden tussen Saybolt en die klanten relatief snel aan te halen.
5.9
Dat [eiser] bij Saybolt onvoldoende doorgroeimogelijkheden had, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk. Dat hij twee keer gesolliciteerd heeft en de baan niet heeft gekregen, is daartoe onvoldoende. Over hetgeen bij die afwijzingen aan hem is medegedeeld, verschillen partijen van mening. De kantonrechter kan niet vaststellen wat er is gezegd en door wie. Vast staat wel dat [eiser], 27 jaar en relatief laag geschoold, in de vijf jaar dienstverband met Saybolt verschillende promoties heeft gemaakt en ook meer dan het dubbele is gaan verdienen. Ter zitting heeft Saybolt gesteld dat aan [eiser] de mogelijkheid (ook nu nog) wordt geboden weer in dienst te treden in een hogere functie. De kantonrechter onderkent dat dit aanbod mogelijk slechts ‘voor de vorm’ kan zijn gedaan, maar duidelijk is wel dat [eiser] binnen Saybolt een haast onwaarschijnlijke carrière heeft doorgemaakt. Aanknopingspunten om te denken dat aan die groei (redelijk abrupt) een einde zou zijn gekomen, zijn onvoldoende gesteld. Wel is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een duidelijke positieverbetering. De twee functies die door Saybolt worden genoemd ter vergelijking van arbeidsvoorwaarden, acht de kantonrechter weinig relevant. Eén van die functies (de functie in de Verenigde Arabische Emiraten) is überhaupt nooit aan [eiser] aangeboden. De andere functie, die van Manager Blending Operations, is aan [eiser] aangeboden nadat hij ontslag had genomen. In ieder geval had – gelet op de sollicitaties door [eiser] in het recente verleden – voor Saybolt duidelijk moeten zijn dat [eiser] zijn heil mogelijk elders zou zoeken als hem niet de door hem beoogde promotie zou worden gegund. Saybolt heeft voor wat betreft het bieden van een hogere functie en betere arbeidsvoorwaarden simpelweg ‘de boot gemist’. De kantonrechter is van oordeel dat een na opzegging gedaan aanbod niet relevant is voor beoordeling van de vraag of sprake is van een positieverbetering. Dat kan anders zijn als de werkgever kan aantonen dat het aanbod de werknemer al eerder in het vooruitzicht is gesteld. Dat is niet gebleken. Vergelijkend met het laatstelijk door [eiser] genoten salaris is sprake van een verhoging van het basisloon met grofweg 60%. Daar komt dan nog de mogelijkheid tot een bonus van 20% bij.
5.1
De conclusie is dat [eiser] onbillijk door het concurrentiebeding wordt benadeeld vanaf het moment dat Saybolt in staat geacht moet zijn om de banden met haar klanten aan te halen, terwijl de banden tussen [eiser] en die klanten geacht moeten verwaterd te zijn. De kantonrechter acht gelet op al het voorgaande een periode van vijf maanden passend. De kantonrechter zal, gelet op het feit dat [eiser] vanaf 1 december 2017 uit dienst is, het concurrentiebeding schorsen per 1 mei 2018.
5.11
Omdat de subsidiaire vordering wordt toegewezen, zal de meer subsidiaire vordering niet worden beoordeeld. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is niet onderbouwd en wordt dus afgewezen.
5.12
Omdat in reconventie door Saybolt wordt gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot (kort gezegd) betaling van in de ogen van Saybolt verbeurde boetes, zal over de vorderingen IV. t/m VII. gelijk met de reconventie worden geoordeeld.
In reconventie en in conventie voorts
5.13
De kern van het geschil in reconventie wordt gevormd door de vraag of [eiser] met zijn e-mail van 15 november 2017 aan Amspec zijn concurrentie- nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding heeft geschonden.
Concurrentie en nevenwerkzaamheden
5.14
Uit de e-mail volgt duidelijk dat [eiser] – terwijl hij nog bij Saybolt in dienst was – werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van Amspec. Daarmee heeft hij zijn concurrentie- en nevenwerkzaamhedenbeding overtreden. Dat het het kerstgeschenk van december 20
18betreft, zoals [eiser] stelt, is niet geloofwaardig en bovendien niet relevant. Duidelijk is immers dat hij al in november 2017 die werkzaamheden heeft verricht. Wanneer dat werk de facto aan Amspec ten goede komt staat daar los van.
Geheimhoudingsbeding
5.15
Het geheimhoudingsbeding is naar het oordeel van de kantonrechter niet geschonden. Onvoldoende gebleken is dat de namen van (potentiële) klanten en contactpersonen bedrijfsinformatie van Saybolt betroffen. [eiser] heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het redelijk algemene informatie betreft en dat die relaties ook al lang in beeld waren bij Amspec, voordat [eiser] met Amspec in contact was. In dit kort geding bestaat geen aanleiding voor nadere bewijslevering, zodat (in ieder geval vooralsnog) niet kan worden vastgesteld dat het geheimhoudingsbeding is overtreden.
Boetes & loon
5.16
Op grond van de overeenkomst is [eiser] een boete van € 7.875,- verschuldigd geworden. [eiser] heeft in deze procedure geen beroep gedaan op matiging van die boete, zodat er in dit kort geding vanuit moet worden gegaan dat die boete stand houdt. Omdat in conventie is geoordeeld dat het concurrentiebeding naar verwachting in een bodemprocedure niet (volledig) zal worden vernietigd, bestaat geen aanleiding een verbod tot inning van verbeurde boetes uit te spreken. Dit heeft tot gevolg dat Saybolt terecht is overgegaan tot verrekening met de eindafrekening en dat in reconventie nog een bedrag van € 366,48 toewijsbaar is. De in conventie ingestelde vorderingen die betrekking hebben op boetes en loon zijn niet toewijsbaar.
Dwangsommen vereist?
5.17
Over de (toekomstige) gebondenheid van [eiser] aan het concurrentiebeding is in conventie reeds geoordeeld. Gebondenheid van [eiser] aan het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding staat niet ter discussie. Ten aanzien van de vorderingen I. t/m III. is dus slechts van belang of aanleiding bestaat op overtreding van die bedingen dwangsommen te zetten, in aanvulling op de al contractueel geldende boetes. Saybolt ziet daarvoor aanleiding, omdat [eiser] al eerder deze (althans vergelijkbare) bedingen heeft geschonden.
5.18
De kantonrechter is echter van oordeel dat de hoogte van de contractuele boetes voldoende zijn. Daarvoor acht de kantonrechter met name van belang dat [eiser] ter zitting heeft verklaard – conform de door hem al getekende arbeidsovereenkomst – in beginsel pas per 1 december 2018 werkzaamheden voor Amspec te zullen gaan verrichten. In de aanloop naar en tijdens deze procedure is [eiser] geconfronteerd met de gevolgen van schending van dergelijke bedingen; als gevolg van die schending is hij zijn volledige eindafrekening misgelopen en wordt hij in dit vonnis nog veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 366,48. Saybolt heeft onvoldoende gesteld om tot de conclusie te komen dat dit onvoldoende is om [eiser] te ontmoedigen een van de postcontractuele bedingen te overtreden.
Proceskosten
5.19
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld zal de kantonrechter de kosten van de procedure compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
in conventie
schorst het concurrentiebeding tussen partijen per 1 mei 2018;
in reconventie
veroordeelt [eiser] om aan Saybolt te betalen een bedrag van € 366,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,
in conventie en in reconventie
wijst af het méér of anders gevorderde;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
833