In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Plaza 15 Vastgoed B.V. (hierna: Plaza15) een vordering ingesteld tegen Teco Real Estate B.V. (hierna: Teco) in het kader van een schadestaatprocedure. De procedure volgde op een eerder vonnis van 5 februari 2016, waarin de huurovereenkomst tussen partijen was ontbonden. Plaza15 vorderde schadevergoeding van Teco, die volgens haar voortvloeide uit gederfde huurinkomsten na de ontbinding van de huurovereenkomst. Teco betwistte de schade en voerde aan dat Plaza15 het gehuurde direct had kunnen doorverhuren aan de voormalig onderhuurder, waardoor er geen schade zou zijn geleden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Plaza15 vanaf 1 mei 2016 meer huurinkomsten ontving dan zij van Teco zou hebben ontvangen bij volledige nakoming van de overeenkomst. Hierdoor werd geconcludeerd dat Plaza15 voor wat betreft de huur geen schade had geleden, maar zelfs een winst van € 7.752,58 had gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde schadevergoeding van Plaza15 voor gederfde huurinkomsten werd afgewezen, maar dat de makelaarskosten van € 19.965,- die Plaza15 had gemaakt in verband met de verkoop van het pand, als schade konden worden opgevoerd. Uiteindelijk werd de schade vastgesteld op € 5.000,-, na verrekening van het genoten voordeel.
In reconventie vorderde Teco de terugbetaling van de uitgewonnen bankgarantie van € 28.875,00, wat door de kantonrechter werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Plaza15, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, ook de proceskosten moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2017.