Daartoe is – samengevat weergegeven en voor zover relevant – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de facturen van Cihol beseft [verweerder] dat hij anders had moeten handelen, maar hij betwist uitdrukkelijk dat hij frauduleus heeft gehandeld. Binnen Hogeschool Rotterdam was men op de hoogte van de zakelijke activiteiten van [verweerder] in Midden-Amerika. Dat was de reden dat enkele (voormalige) directeuren van andere onderwijsinstituten in 2012 aan [verweerder] hebben gevraagd om de exposure van RBS richting Midden- en Zuid-Amerika te vergroten. [verweerder] heeft die taak op zich genomen en heeft in dat kader contact opgenomen met Cihol, het bedrijf waar hij in het verleden eigenaar van is geweest. Sinds 2012 is [verweerder] niet meer betrokken bij Cihol, vanaf dat moment werd Cihol gerund door dhr. [S.] (hierna: “ [S.] ”).
[verweerder] sprak met Cihol af dat Cihol arbeidskrachten zou inschakelen om RBS te promoten op beurzen en universiteiten in Midden- en Zuid-Amerika en dat de arbeidskrachten bij Cihol hun uren in rekening konden brengen tot een maximumbedrag van € 65,00 per uur all-in. [verweerder] ontving regelmatig van Cihol een overzicht van de bestede uren en maakte daarop een factuur voor Hogeschool Rotterdam. [verweerder] heeft de betalingen aan Cihol via Myrrhe laten lopen, zodat Hogeschool Rotterdam bankkosten kon besparen. Van een persoonlijke bevoordeling is geen sprake geweest.
[verweerder] is ervan overtuigd dat de betaalde bedragen volledig ten goede zijn gekomen van RBS en daarmee van Hogeschool Rotterdam, doch hij heeft meer tijd nodig om dat aan te tonen. Zijn pogingen daartoe worden bemoeilijkt doordat in die landen niet overal een nota of kwitantie wordt afgegeven en betalingen vaak contant plaatsvinden en doordat
[verweerder] al enige tijd geen contact krijgt met [S.] of Cihol. Verder speelt mee dat de toegang van [verweerder] tot zijn werkplek, zijn e-mail en digitale bestanden is geblokkeerd door Hogeschool Rotterdam.
Met betrekking tot Velo is aangevoerd dat sporters en sportclubs regelmatig werden gesponsord door RBS. Daarbij had [verweerder] vaak overleg met [R.] , maar uiteindelijk besliste hij of er werd gesponsord. Dergelijke beslissingen hoefde hij niet voor te leggen aan het CvB. Ook de betaling aan Velo is geheel ten goede gekomen aan de naamsbekendheid van RBS.
Wat betreft de creditcardbetalingen heeft [verweerder] aan zijn secretaresse doorgegeven dat de betreffende betalingen als privébetalingen moesten worden aangemerkt. [verweerder] ging ervan uit dat deze betalingen zoals gebruikelijk zouden worden ingehouden op zijn salaris. Hij is in ieder geval bereid deze uitgaven terug te betalen.
Voorts is aangevoerd dat [verweerder] niet bekend is met de inhoud van de Gedragscode en het Reglement, zodat hem niet kan worden verweten dat hij een daarin vermelde norm heeft overschreden.