In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser, geboren op 17 januari 1959, ontving een bijstandsuitkering en was van mening dat de kostendelersnorm niet op hem van toepassing was. De verweerder had de kostendelersnorm toegepast op basis van drie kostendelers, terwijl eiser een commerciële huurprijs betaalde aan zijn verhuurder en geen kosten deelde met de andere medebewoners.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de situatie van de medebewoners. Eiser had informatie verstrekt over zijn medebewoners, maar de verweerder had deze informatie niet adequaat onderzocht. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden. Daarnaast werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 992,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.