ECLI:NL:RBROT:2016:8260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
510831 / HA RK 16-830
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak Mega Focus

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een preventief gedetineerde verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.B. Boone. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op onwelgevallige beslissingen van de rechters met betrekking tot de behandeling van de strafzaken in de Mega Focus, waaronder de afwijzing van verzoeken om getuigen te horen en het niet bevelen van een Rijksrecherche onderzoek. De rechters, J. van der Groen, N. Doorduijn en S. Jordaan, hebben de gronden van het wrakingsverzoek bestreden en aangegeven dat er geen reden was om te vrezen voor hun onpartijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters op een begrijpelijke wijze hebben gemotiveerd waarom de verzoeken zijn afgewezen en dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de rechtbank benadrukt dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van een onbegrijpelijke motivering. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 510831 / HA RK 16-830
Beslissing van 22 september 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
preventief gedetineerd in PI [naam PI],
verzoeker,
raadsman mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede,
strekkende tot wraking van:
mrs. J. van der Groen, N. Doorduijn en S. Jordaan,rechters in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team straf (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 21 september 2016 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken (Mega Focus). Die procedure draagt als parketnummers 10/750107-14 en 10/750078-15.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker wraking van de rechters verzocht. Door het wrakingsverzoek is die terechtzitting geschorst.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de zittingsaantekeningen van de hiervoor bedoelde zitting;
- de zittingsaantekeningen van de eerste zittingsdag van Mega Focus van 19 september
2016.
Ter zitting van 21 september 2016, waar het wrakingsverzoek terstond is behandeld, zijn verschenen de verzoeker met zijn advocaat mr. Boone, de gewraakte rechters Van der Groen, Doorduijn en Jordaan en de officieren van justitie mrs. M.A. Boheur en J. Spaans.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de brief van 7 september 2016 van mr. Boone (mede namens 10 confrères) aan de president van deze rechtbank en de reactie daarop van mr. R.G. de Lange-Tegelaar, president van deze rechtbank.
Het onderhavige wrakingsverzoek is door de wrakingskamer gelijktijdig behandeld met de wrakingsverzoeken van:
[naam], bijgestaan door zijn raadsman mr. H. G. Dudink, advocaat te Beverwijk (parketnummer 10/751059-15)
en
[naam], bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Dam, advocaat te ’s-Hertogenbosch (parketnummers 10/710107-15 en 10/750118-14),
die gelijktijdig met het onderhavige wrakingsverzoek in de Mega Focus zijn ingediend.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Het wrakingsverzoek rust op diverse gronden, die hieronder zullen worden besproken en beoordeeld.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters bestrijden de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren.
Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – door de voorzitter van de gewraakte samenstelling, mr. Van der Groen het volgende aangevoerd:
Er zijn vandaag instructiebeslissingen genomen. Vooringenomenheid moet volgens vaste jurisprudentie blijken uit een onbegrijpelijke of ontbrekende motivering. De uitgebreide motivering van de beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van de verdediging vindt u terug in de aan u overgelegde zittingsaantekeningen. Naar onze opvatting zijn de beslissingen niet onbegrijpelijk gemotiveerd. De wrakingsgronden die zijn aangevoerd zijn in feite onjuiste beslissingen, althans in de ogen van de verdediging. Elke rechter kan onjuiste beslissingen nemen en die kunnen getoetst worden door het Hof. Het is niet de taak van de wrakingskamer om zich daarover te buigen, behalve als die beslissingen ongemotiveerd zijn. Daarvan is geen sprake. De wrakingsverzoeken dienen dan ook te worden afgewezen.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat gelet op de uitgebreide motivering die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan haar beslissingen het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen nu alle voorgedragen elementen de gedane wraking niet kunnen dragen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan hetgeen verzoeker aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag heeft gelegd valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters door hun persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig zijn.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens hen een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft in dat verband een aantal redenen aan zijn verzoek tot wraking van de strafkamer ten grondslag gelegd. In het hierna volgende zal de wrakingskamer die gronden beoordelen en daartoe wordt het volgende overwogen.
3.4
Allereerst heeft verzoeker gesteld dat de rechtbank ten onrechte aan de leiband van het Openbaar Ministerie loopt en ten onrechte mee is gegaan in het opsplitsen van hetgeen hij beschouwt als één strafrechtelijk onderzoek in verschillende deelonderzoeken, die als zelfstandige strafzaken bij de rechtbank zijn aangebracht. In dat verband heeft de verdediging, mede onder verwijzing naar de brief van 7 september 2016 gericht aan de president van de rechtbank Rotterdam, gesteld dat de onderhavige strafzaak handelt over omkoping in de Rotterdamse haven, welke omkoping zou hebben geleid tot illegale invoer van grote hoeveelheden van cocaïne. Volgens de verdediging is sprake van verknochtheid en dient het resultaat van de onderzoeken als één strafzaak door één zittingscombinatie behandeld en beoordeeld te worden. Door mee te gaan in de splitsing van het Openbaar Ministerie in verschillende deelonderzoeken wordt het de verdediging onmogelijk gemaakt om goed inzicht te krijgen in de feiten.
3.5
Bij de beoordeling van deze grond geldt als uitgangspunt dat het OM bevoegd is om strafzaken aan te brengen op een wijze die haar juist voorkomt. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek is door het OM te kennen gegeven dat in de onderhavige kwestie sprake is van verschillende onderzoeken op basis van verschillende startinformatie, verricht door verschillende onderzoeksteams van de politie die ook op verschillende tijdstippen gestart en afgerond zijn. Het is vervolgens aan de rechtbank om iedere aangebrachte zaak te behandelen. Deze gang van zaken als zodanig vormt naar het oordeel van de wrakingskamer geen reden om te vrezen voor de rechterlijke onpartijdigheid.
Tevens is in dit verband van belang dat de strafkamer gemotiveerd heeft beslist op het verzoek tot behandeling van één strafzaak door één kamer. Het mag zo zijn dat verzoeker het met die beslissing niet eens is, doch het is vaste rechtspraak dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Daarvan is in dit geval geen sprake, temeer nu in de motivering verwezen is naar de beslissing die al gegeven is ter terechtzitting van 13 oktober 2015. Gezien die beslissing laat de wrakingskamer thans in het midden of het onderhavige wrakingsverzoek tijdig is ingediend. Immers ook al zou worden aangenomen dat het verzoek in zoverre ontvankelijk is, kan het verzoek in ieder geval om de hiervoor genoemde redenen niet tot toewijzing leiden.
De wrakingskamer heeft voorts in aanmerking genomen dat, voor zover de verdediging heeft verzocht om voeging van stukken uit de andere onderzoeken in het onderhavige strafdossier, daarop door de strafkamer gemotiveerd is beslist, mede onder verwijzing naar hetgeen op eerdere zittingen is beslist en verwijzingen naar de rechter-commissaris en door deze gehouden regiebijeenkomsten. Al eerder is de verdediging de gelegenheid geboden om het dossier Doussie in te zien. Ook hier geldt dat een onwelgevallige beslissing geen wrakingsgrond oplevert, terwijl van deze beslissing niet kan worden gezegd dat deze onbegrijpelijk is of anderszins grond geeft om vooringenomenheid te vermoeden.
Tevens is aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd de afwijzing van de onderzoekswensen van de verdediging, in het bijzonder het horen van de getuige [naam getuige], het horen van de negen zogenoemde compensatiegetuigen en het niet bevelen van een Rijksrecherche onderzoek naar de vermeende criminele burgerinfiltrant. De afwijzing van die onderzoekswensen vormen procesbeslissingen. Rechters moeten tussentijds aan hen gevraagde procesbeslissingen kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. Met het nemen van dergelijke beslissingen blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechters, maar dat levert niet zonder meer een zwaarwegende aanwijzing op dat een vrees voor partijdigheid voor andere door de rechter(s) te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. De afwijzing van die onderzoekswensen is door de strafkamer van een uitgebreide motivering voorzien en niet gezegd kan worden dat die beslissingen onbegrijpelijk zijn en daarvoor geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissingen door vooringenomenheid zijn ingegeven.
In dat kader overweegt de wrakingskamer voorts nog dat het horen van de getuige [naam getuige] door de strafkamer niet volledig en absoluut is afgewezen, nu uit de beslissing blijkt dat de zaak voor korte tijd kan worden terugverwezen in het geval het kabinet van de rechter-commissaris uit Brazilië alsnog het bericht ontvangt dat de getuige [naam getuige] kan worden gehoord.
3.8
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. J. van de Groen, N. Doorduijn en S. Jordaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. H. Bedee en mr. P.L. van Dijke, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2016 in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.