ECLI:NL:RBROT:2016:820
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die schade claimde als gevolg van een onrechtmatig besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoeker had op 3 augustus 2015 een verzoek ingediend tot het vaststellen van een zelfstandig schadebesluit, nadat zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) was beëindigd per 20 mei 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 8 december 2014 het besluit op bezwaar van 14 augustus 2014 heeft ingetrokken, waardoor verzoeker met ingang van 20 mei 2014 weer recht had op een WIA-uitkering met toeslag.
Verzoeker stelde schade te hebben geleden ter hoogte van € 5.873,54, omdat hij gedurende de periode van 20 mei 2014 tot 1 januari 2015 geen inkomen had en goederen onder de verkoopwaarde had moeten verkopen. De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bestuursrechter bevoegd is om een bestuursorgaan te veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV aan zijn verplichtingen heeft voldaan door wettelijke rente toe te kennen over de nabetaling van de WIA-uitkering. Hierdoor was er geen plaats voor het vergoeden van de door verzoeker opgevoerde schadeposten.
De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.