In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 april 2015, waarbij een bedrag van € 1.548,62 aan persoonsgebonden budget over 2014 werd teruggevorderd. Het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat bij het bezwaarschrift zowel een ondertekening als een machtiging ontbraken. Eiseres stelde in beroep dat zij de brief van 12 november 2015, waarin verweerder haar verzocht om deze verzuimen te herstellen, niet had ontvangen. Tijdens de zitting werd door de kleindochter van eiseres verklaard dat het onwaarschijnlijk was dat er een afhaalbericht bij de post had gezeten.
De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van JBM Koeriers BV, die de aangetekende post had bezorgd, niet op regelmatige wijze was geschied. Er waren afwijkingen van de beschreven processtappen en de GPS-coördinaten kwamen niet overeen met het adres van eiseres. Hierdoor was er twijfel of eiseres daadwerkelijk in de gelegenheid was gesteld om het verzuim te herstellen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet van zijn bevoegdheid gebruik kon maken om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.