ECLI:NL:RBROT:2016:7906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
ROT 15/8347
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens gebrekkige ondertekening en machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 april 2015, waarbij een bedrag van € 1.548,62 aan persoonsgebonden budget over 2014 werd teruggevorderd. Het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat bij het bezwaarschrift zowel een ondertekening als een machtiging ontbraken. Eiseres stelde in beroep dat zij de brief van 12 november 2015, waarin verweerder haar verzocht om deze verzuimen te herstellen, niet had ontvangen. Tijdens de zitting werd door de kleindochter van eiseres verklaard dat het onwaarschijnlijk was dat er een afhaalbericht bij de post had gezeten.

De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van JBM Koeriers BV, die de aangetekende post had bezorgd, niet op regelmatige wijze was geschied. Er waren afwijkingen van de beschreven processtappen en de GPS-coördinaten kwamen niet overeen met het adres van eiseres. Hierdoor was er twijfel of eiseres daadwerkelijk in de gelegenheid was gesteld om het verzuim te herstellen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet van zijn bevoegdheid gebruik kon maken om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/8347

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiseres]
, te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Prins,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. I.M. van der Heijden en mr. R. Duivenvoorde.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder € 1.548,62 aan persoonsgebonden budget over 2014 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 7 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [kleindochter] , kleindochter van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat bij het bezwaarschrift zowel een ondertekening als een machtiging ontbreken en dat bij aangetekend verzonden brief van 12 november 2015 is verzocht deze verzuimen uiterlijk op 26 november 2015 te herstellen. Hierop heeft eiseres niet gereageerd.
2. Eiseres stelt in beroep dat zij de brief van 12 november 2015 niet heeft ontvangen. Eiseres overlegt alsnog een machtiging waarbij zij [kleindochter] machtigt om namens haar bezwaar te maken tegen het besluit van 28 april 2015 en om het bezwaarschrift te ondertekenen. Eiseres verzoekt om toepassing van de hardheidsclausule. Ter zitting heeft [kleindochter] onder meer verklaard dat het onwaarschijnlijk is dat bij de post een afhaalbericht van de brief van 12 november 2015 heeft gezeten, omdat haar moeder dat dan ongetwijfeld zou hebben afgehandeld.
3. Verweerder stelt, kort weergegeven, dat ervan uit moet worden gegaan dat de brief van 12 november 2015 door eiseres is ontvangen. Daartoe voert verweerder aan dat voor de verzending van aangetekend verzonden post gebruik wordt gemaakt van de diensten van JBM Koeriers BV (hierna: JBM), een professionele postvervoerorganisatie. JBM heeft blijkens het verzendrapport en de registratiestukken de brief op 13 en op 16 november 2015 aangeboden op het woonadres van eiseres. Omdat niet werd opengedaan, heeft JBM een bericht in de brievenbus, een zogeheten KIB (kaart in bus), achtergelaten. Daarin is vermeld dat er een aangetekend verzonden poststuk voor eiseres is, dat eiseres het poststuk kan verkrijgen door contact op te nemen met JBM en wie de afzender van dit poststuk is. De medewerker van JBM ter plaatse scant de barcode op de envelop en door op de knop van het scanapparaat te drukken worden, via een satellietsignaal, de GPS-coördinaten in het verzendrapport vermeld. Zo blijkt dat de koerier daadwerkelijk op het adres is geweest. Omdat eiseres geen contact met JBM opnam, heeft JBM de brief van 12 november 2015 op
30 november 2015 retour gezonden aan verweerder.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan verweerder van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb dient het bezwaarschrift te zijn ondertekend.
Op grond van artikel 6:6 van de Awb, kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5.1.
In beroep ligt de vraag voor of verweerder in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van de in artikel 6:6 van de Awb gegeven bevoegdheid tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, omdat verzoekster geen gebruik zou hebben gemaakt van de met de brief van 12 november 2015 geboden gelegenheid om uiterlijk 26 november 2015 een ondertekend bezwaarschrift en een machtiging in te zenden.
5.2.
In de Postwet 2009 noch in de Awb is omschreven wat onder aangetekende verzending dient te worden verstaan. Wel volgt uit de Postwet 2009 dat het feit dat PostNL is aangewezen als universele postdienstverlener en gehouden is zorg te dragen voor onder meer het vervoer van aangetekende poststukken, niet met zich brengt dat andere postvervoerbedrijven geen aangetekende postzendingen zouden mogen verzorgen.
5.3
JBM heeft zijn werkwijze bij het bezorgen van aangetekende post beschreven in een reeks van processtappen. Anders dan in deze processtappen is beschreven, ontbreekt in zowel de registratie van de bezorging op 13 november 2015 als in die van de bezorging op 16 november 2015 (gedingstukken 50 en 51) de vermelding “KIB” en is in plaats daarvan vermeld “CHRES1”, zonder nadere aanduiding van de betekenis daarvan. Daarnaast komen de door JBM ingescande GPS-coördinaten niet overeen met die van het adres van eiseres, hetgeen, naar ter zitting door verweerder is verklaard, mede te wijten is aan een storing in het GPS-systeem. Wat er ook van deze verklaring zij, gezien de afwijkingen van de beschreven werkwijze concludeert de rechtbank dat het aanbieden van het stuk niet op regelmatige wijze is geschied (vergelijk de uitspraak van 19 september 2012 van de Centrale Raad van Beroep van 19 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7658).
5.4.
Gelet op hetgeen in 5.3. is overwogen is er reden voor twijfel of verweerder op het adres van eiseres een KIB heeft achtergelaten. Onder die omstandigheden kan niet worden volgehouden dat verweerder eiseres in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen. Verweerder kon daarom niet van zijn bevoegdheid gebruik maken om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
5.5.
Het beroep is gegrond. Nu verweerder nog niet inhoudelijk heeft beslist op het bezwaar van eiseres ziet de rechtbank thans geen mogelijkheid om tot finale geschilbeslechting te komen, zodat wordt volstaan met vernietiging van het bestreden besluit.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6.1.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr. H. Bedee en
mr. M. Munsterman, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.