1.4.[onderneming 7] is de gezamenlijke dochter van eiseressen. [onderneming 7] is een onderneming die actief is op het gebied van contractueel taxivervoer. Zo was [onderneming 7] de houder van het Valys-contract in de regio Rotterdam tussen 2004 en 2007. [onderneming 7] stelt dat zij zich vanaf 2007 richt op zakelijk vervoer en zittend ziekenvervoer, omdat dit voornamelijk contracten zijn die heel Nederland beslaan en [onderneming 7] een landelijk dekkend netwerk heeft. [onderneming 7] is vervoersregisseur, waarbij zij samenwerkt met taxiondernemingen in haar netwerk. In feite is [onderneming 7] opdrachtnemer bij contractueel taxivervoer en coördineert zij opdrachten die [onderneming 7] laat uitvoeren door taxiondernemingen. [onderneming 7] geeft verder aan dat zij zich richt op Wmo-vervoer en regiotaxivervoer.
2. Door ACM is op 6 januari 2009 naar aanleiding van een [naam] ingediende klacht over gedragingen van [namen] bij de aanbesteding van [onderwerp] , een onderzoek gestart naar een mogelijke overtreding van artikel 6, eerste lid, van de Mw door taxiondernemingen die actief zijn op het gebied van contractueel taxivervoer. In eerste instantie richtte het onderzoek zich op een mogelijke overtreding door het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie, dan wel het afstemmen van inschrijfgedrag voorafgaand aan de inschrijving op de aanbesteding van contractueel taxivervoer, in het bijzonder [onderwerp] . In mei 2010 heeft ACM onaangekondigd onderzoek verricht op diverse bedrijfslocaties, waaronder bij [eiseres 2] en [onderneming 8] . Naar aanleiding van de uit dit onderzoek verkregen informatie heeft ACM het doel van het onderzoek uitgebreid met een mogelijke overtreding van
artikel 6, eerste lid, van de Mw door het aangaan van overeenkomsten die tot doel hebben de markt te verdelen ten aanzien van aanbestedingen van contractueel taxivervoer, in het bijzonder in Zuid-Holland. Vervolgens heeft ACM onderzoek verricht op onder meer de bedrijfslocatie van [onderneming 1] en zijn verklaringen afgenomen van onder meer (voormalig) directeuren, commissarissen en medewerkers van [eiseres 2] en [onderneming 1]
Het rapport van ACM, waarop vervolgens de besluitvorming is gebaseerd, is op 28 april 2011 opgemaakt.
3. Aan het besluit om boetes op te leggen aan eiseressen heeft ACM - voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Eiseressen zijn op de markt van contractueel taxivervoer gaan samenwerken en hebben hiervoor hun gezamenlijke dochteronderneming [onderneming 7] gebruikt. Om deze samenwerking te formaliseren hebben zij hun samenwerkingsverband in een schriftelijke overeenkomst van 14 juli 2009 uitgewerkt. Naast de bepalingen over de wijze waarop zij [onderneming 7] aansturen, bevat de overeenkomst volgens ACM ook afspraken over hoe eiseressen zich ten opzichte van elkaar zouden gedragen bij aanbestedingen van contractueel taxivervoer in de regio Rotterdam. Eiseressen hebben met deze afspraken, die zijn neergelegd in de artikelen 6.2 tot en met 6.4 van de overeenkomst, hun onderlinge concurrentie uitgesloten doordat zij niet meer zelfstandig en onafhankelijk van elkaar hun inschrijfgedrag bepaalden. De afspraken waren gericht op het behouden en bepalen van hun bestaande marktposities in de regio Rotterdam. Deze afspraken zijn door ACM gekwalificeerd als een overeenkomst die de strekking heeft de mededinging te beperken in de zin van artikel 6 van de Mw. ACM heeft de periode van de overtreding gesteld op
de periode van 21 juli 2009 tot 1 maart 2011.
Dat eiseressen de intentie hadden om mededingingsbeperkende afspraken te maken blijkt volgens ACM ook uit de bij de bedrijfsbezoeken aangetroffen e-mailwisselingen tussen eiseressen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Tevens blijkt volgens ACM uit het gedrag van eiseressen bij meerdere aanbestedingen die hebben plaatsgevonden na het sluiten van de overeenkomst, dat eiseressen zich in de markt ook daadwerkelijk conform de in de overeenkomst vastgelegde afspraken hebben gedragen. ACM ziet dit als ondersteunend, maar niet als noodzakelijk, bewijs voor de overtreding. Voor het vaststellen van de overtreding is volgens ACM de inhoud van de door eiseressen ondertekende overeenkomst reeds voldoende.
ACM gaat bij de bepaling van de relevante markt uit van de markt voor aanbestedingen van contractueel taxivervoer (productmarkt) in de regio Rotterdam (geografische markt).
ACM is van mening dat de betrokken ondernemingen niet een zodanig zwakke positie innemen op de relevante markt, dat de mededinging slechts in zeer geringe mate kan worden beïnvloed. Alhoewel de overeenkomst geen beschrijving van of een verdeling naar een regio bevat, hebben de in artikelen 6.2 tot en met 6.4 neergelegde afspraken tussen eiseressen, gelet op hun aard betrekking op het gebied waarin zij beide geïnteresseerd zijn. Dit is in ieder geval de regio Rotterdam, waar beide ondernemingen actief zijn. Dat [eiseres 1] ook buiten de regio Rotterdam contractueel taxivervoer aanbiedt, doet hier niet aan af. [eiseres 2] laat immers de aan haar gegunde aanbestedingen uitvoeren door taxiondernemingen die zijn aangesloten bij [onderneming 8] en dat betekent dat [eiseres 2] voor het aanbieden van contractueel taxivervoer gebonden is aan de regio Rotterdam. Volgens ACM is sprake van een merkbare beperking van de mededinging bij aanbestedingen van contractueel taxivervoer in de regio Rotterdam. ACM gaat er daarbij van uit dat de door [onderneming 1] getekende overeenkomst de hele [eiseres 1] -groep bindt. Dat, zoals [eiseres 2] heeft betoogd, de afspraken tussen [eiseres 2] en [eiseres 1] noodzakelijk waren voor de samenwerking binnen [onderneming 8] en binnen [eiseres 2] , volgt ACM niet. Volgens ACM voldoen eiseressen niet aan de voorwaarden van de bagatelbepaling van artikel 7, tweede lid, van de Mw. ACM is in het bestreden besluit uitgegaan van de bagatelbepaling zoals die gold tot 3 december 2011, waarin wordt uitgegaan van een 5% marktaandeelgrens en een 40 miljoen euro omzetgrens.