Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Allianz en Aegon.
2.De feiten
Geachte heer [persoon4]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderde eiser, een zelfstandig ondernemer, in kort geding een schadevergoeding van zijn verzekeraars Allianz en Aegon na een verkeersongeval op 16 december 2015. Eiser had een auto, een Mercedes CLS, die hij casco had verzekerd bij Allianz. Na het ongeval, waarbij hij betrokken was met een bestelbus bestuurd door een derde, meldde hij de schade bij beide verzekeraars. Allianz weigerde dekking te bieden en beschuldigde eiser van fraude, terwijl Aegon de aansprakelijkheid erkende en een voorschot op de schadevergoeding betaalde. Eiser vorderde onder andere een schadevergoeding van € 22.500,00, verwijdering van zijn gegevens uit het Intern Verwijzing Register (IVR) van Allianz, en betaling van buitengerechtelijke kosten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser niet toewijsbaar was. Er waren te veel ongerijmdheden en opmerkelijkheden in de verklaringen van eiser, waardoor de geloofwaardigheid van zijn verhaal in twijfel werd getrokken. De rechter concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een authentiek ongeval en dat de stelplicht en bewijslast voor de authenticiteit van het ongeval bij hem lagen. De vordering werd afgewezen en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Allianz en Aegon, die op € 2.745,- werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 28 september 2016.