ECLI:NL:RBROT:2016:6940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
C/10/483800
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening van transportopdrachten en de wederpartij van de vervoerder

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma Westra V.O.F. (hierna: Westra) de besloten vennootschap NVO Transport B.V. (hierna: NVO) gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam. Westra vorderde betaling van een bedrag van € 105.940,63, dat NVO ten onrechte had ingehouden op de afrekeningen voor transportopdrachten die Westra in de periode van 2011 tot en met 2014 voor NVO had uitgevoerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er een raamovereenkomst bestond tussen Westra en NVO, waarbij NVO als opdrachtgever optrad en Westra als vervoerder. De rechtbank heeft de vordering van Westra gedeeltelijk toegewezen, waarbij NVO werd veroordeeld om een bedrag van € 82.975,38 aan Westra te betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 30 maart 2016. De rechtbank oordeelde dat NVO ten onrechte kosten voor opslag en overslag in mindering had gebracht op de aan Westra toekomende vergoedingen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Westra begroot op € 4.713,84 en NVO veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitgesproken op 7 september 2016.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
Vonnis van 7 september 2016
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/483800 / HA ZA 15-911
van
de vennootschap onder firma
WESTRA V.O.F.,
gevestigd te Dokkum,
eiseres,
advocaat mr. H. de Boer te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NVO TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Dolk te Amsterdam.
Partijen worden hierna als “Westra” en “NVO” aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Westra heeft NVO bij exploot van 20 augustus 2015 gedagvaard voor deze rechtbank en gevorderd als in dat exploot omschreven. Westra heeft daarbij 20 producties in het geding gebracht.
1.2.
NVO heeft een conclusie van antwoord genomen en daarbij een productie in het geding gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast en een agenda voor die zitting aan partijen gestuurd.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt.
In het kader van de comparitie hebben partijen de volgende stukken in het geding gebracht:
Westra: een Samenvatting standpunten en producties 21 tot en met 27;
NVO: Korte aantekeningen en een Akte overlegging met producties 2 en 3.
Ter comparitie hebben partijen een procedureafspraak gemaakt.
1.4.
NVO heeft een brief van haar advocaat aan de advocaat van Westra van 12 februari 2016 in het geding gebracht, met neen bijlagen.
1.5.
Westra heeft op 30 maart 2016 een Akte houdende uitlating tevens houdende wijziging van eis genomen en daarbij producties 28 en 29 in het geding gebracht. Westra heeft op die datum tevens een USB-stick ter griffie van de rechtbank gedeponeerd.
1.6.
NVO heeft een Antwoord akte genomen en daarbij 17 producties genummerd 1 tot en met 15 in het geding gebracht.
1.7.
Westra heeft een Nadere akte genomen
1.8.
Partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Na wijziging van eis bij de onder1.5 genoemde akte vordert Westra dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
A zal verklaren voor recht dat het NVO niet is toegestaan om, naast de contractuele provisie, interne (administratie)kosten (waaronder overslagkosten en administratiekosten c.q. commissies in verband met ferryovertochten en brugovertochten) in verband met de vervoersopdrachten op de afrekeningen met Westra in te houden, dan wel (separaat) in rekening te brengen;
B NVO zal veroordelen om aan Westra tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 105.940,63, althans een zodanig ander bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf de dag van die akte, tot aan die van de algehele voldoening,
C NVO zal veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Daartoe stelt Westra – samengevat weergegeven – het volgende.
2.2.1.
Westra is sinds 1995 lid van de Coöperatie Noordelijke Vervoersorganisatie U.A. gevestigd te Groningen (hierna: de Coöperatie). NVO is een dochtermaatschappij van NVO Holding B.V. (hierna: NVO Holding), welke laatstgenoemde een 50%-deelneming is van de Coöperatie.
2.2.2.
Westra heeft in de jaren 2011 tot en met 2014 in opdracht van NVO wegtransporten uitgevoerd op basis van de Bijlage bij het huishoudelijk reglement van de Coöperatie (hierna: de Bijlage).
2.2.3.
Anders dan is bepaald in de Bijlage, heeft NVO diverse bedragen op de aan Westra op grond van de vervoeropdrachten toekomende vergoedingen in mindering gebracht, naast de overeengekomen vergoeding van 4% provisie over de van de opdrachtgevers van NVO ontvangen vergoedingen voor transporten. De rechtbank dient vast te stellen dat NVO daartoe niet is gerechtigd en NVO te veroordelen om die ingehouden bedragen in totaal belopende € 105.940,63 aan Westra te betalen.
2.3.
De conclusie van NVO strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Westra in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.

3.De beoordeling

3.1.
Deze zaak betreft in de kern genomen een afrekendispuut over aan Westra gegeven en door deze uitgevoerde transportopdrachten in de periode 2011 – 2014.
3.2.
Het meest verstrekkende verweer van NVO komt erop neer dat Westra de betreffende vervoerovereenkomsten niet met haar, maar met de Coöperatie heeft gesloten en dat NVO slechts als uitvoerend lichaam ten behoeve van de Coöperatie is opgetreden.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
3.2.1.
De vraag wie als de contractuele wederpartij van Westra bij de vervoerovereenkomsten moet worden aangemerkt moet worden beantwoord aan de hand van de volgende maatstaven.
De in artikel 3:33 en artikel 3:35 BW bepaalde wils-/vertrouwensleer, volgens welke een rechtshandeling tot stand kan komen, hetzij door de op die rechtshandeling gerichte, naar buiten toe bekend gemaakte wil van de handelende persoon (art. 3:33 BW), hetzij, indien wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen, door het gerechtvaardigd vertrouwen van de geadresseerde op een verklaring of gedraging van de handelende persoon (art. 3:35 BW). In het arrest HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877 - Kribbebijter heeft de Hoge Raad als maatstaf gegeven “dat het antwoord op de vraag of iemand anders jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander – is opgetreden, afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.” In het arrest HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9284 - Wiggers/Makelaardij Sneek heeft de Hoge Raad in aanvulling daarop overwogen dat “Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden.”
3.2.2.
Voor haar stelling dat NVO haar wederpartij is beroept Westra zich op de Bijlage en op de diverse Afrekeningen die zij van NVO heeft ontvangen.
In de Bijlage (onderdeel van productie 4 van Westra) staat onder meer het volgende:
“Overeenkomst tussen:
- NVO Transport BV [..] verder met “NVO” aangeduid; en
- de Coöperatie [..] vertegenwoordigend alle aangesloten leden (transportondernemingen), verder met “de vervoerder of de onderaannemer” aangeduid;
- NVO Trailer BV [..]
1. Gevraagde Diensten
1.1.1
NVO komt overeen tegen een vergoeding op basis van provisie (een percentage van het transporttarief) de omschreven vervoerstaken aan de Onderaannemer op de grondslag van non-exclusiviteit in onderaanneming te geven. De Onderaannemer stemt ermee in de Diensten op deze grondslag ten behoeve van NVO uit te voeren. [..]
1.2
NVO verleent aan de Onderaannemer, als onafhankelijke contractspartij, de bevoegdheid op de Diensten in haar naam en op haar aanwijzingen gedurende de looptijd van de verbintenis uit te voeren. [..]
16. Facturering
NVO Transport is belast met de administratie van haar diensten en verleent deze diensten als tussenpersoon voor de totstandkoming van de vervoersovereenkomsten, waarbij in de eerste plaats leden en zo nodig ook derden als vervoerders optreden.
Afwijkende wijze van factureren, deze wijze van factureren bestaat uit:
16.1
De vervoerder levert wekelijks aan de administratie van NVO van de door hem in opdracht van NVO uitgevoerde transporten een ingevulde NVO weekstaat in, met daarbij per transport een ingevulde NVO orderbon samen met twee exemplaren van alle voor het transport relevante documenten (CMR’s, palletbonnen, temperatuur registratie formulieren, trailer controlelijsten, weegbriefjes. e.d.).
[..]
16.3
Kosten voor tolgelden (brobizz) en ferryovertochten worden apart aan de vervoerder belast.
16.4
Betalingen van de afrekeningen vinden plaats onder aftrek van de aan de vervoerder belaste kosten (bijv. bootfacturen/tolgelden).
16.5
NVO behandelt deze afrekeningen in haar administratie als inkoopfacturen, NVO tracht de betaling te verrichten aan de Onderaannemer binnen vijfenveertig (45) dagen na creditering/afrekening.
16.6
Betaling is pas verschuldigd, wanneer NVO correcte en in overeenstemming met artikel 16.1 zijden bescheiden/documenten heeft ontvangen.
16.7
De vervoerder accepteert de door NVO opgestelde afrekeningen en behandelt deze in zijn administratie als verkoopfacturen.
16.8
De vervoerder zendt NVO over de door hem uitgevoerde transporten geen factuur.
16.9
De vervoerder controleert bij ontvangst de afrekening op juistheid en volledigheid. Reclamaties dienen binnen 3 maanden na de transportdatum plaats te vinden.
16.1
NVO stelt weekstaten en orderbonnen kosteloos beschikbaar.
16.11
De verplichting van NVO tot betaling van enige uitgevoerde Dienst eindigt één jaar na de uitvoering van die Dienst, tenzij NVO binnen deze periode van één jaar een correcte bescheiden/documenten van de Onderaannemer heeft ontvangen.
[..]
23. Wijzigingen
Deze bijlage is een momentopname gedateerd 26-6-2008 en is onderhevig aan wijzigingen (bijvoorbeeld het parkeer/overnachtingsbeleid van TNT). Aanvullingen/wijzigingen van de werkwijzen zullen, net als in het verleden, met de vervoerder worden gecommuniceerd. Wanneer bij de vervoerder enige onduidelijkheid bestaat over de actuele werkwijze, dient de vervoerder contact op te nemen met de directie van NVO Transport BV.”
Bij brief van 19 december 2010 (productie 9 van Westra) deelde NVO onder meer het volgende mee aan “NVO leden [..]” waaronder Westra:
“H.H. Transportondernemers,
Middels dit schrijven willen wij u informeren omtrent de in gebruik name van een nieuw TMS pakket (
Transport
Management
Systeem) door NVO Transport BV per 1 januari 2011.
Bovenstaande zal op kantoor leiden tot grote aanpassingen in de huidige werkwijzen, ook voor u als transportondernemer zullen er aantal zaken gewijzigd worden, onderstaande een eerste opsomming van de aanpassingen en de voor u relevante veranderingen:
De transportorders zullen door onze planning rechtstreeks vanuit het TMS pakket aan uw auto worden verzonden op de Tomtom als order (niet zo als nu nog gebruikelijk als tekst bericht) [..].
Iedere rit welke een auto uitvoert krijgt een ritnummer (staat vermeldt in de transportopdracht welke naar de auto wordt verzonden), tevens wordt er een ordernummer meegezonden [..].
Het is van belang dat de chauffeur vanaf 1 januari 2011 zowel het ritnummer als ook het ordernummer op de betreffende CMR vermeldt, hiermee wordt voor u en ons de naspeurbaarheid en de controle op de rekeningen/afrekeningen een stuk eenvoudiger.
Uw afrekeningen zullen er vanaf 1 januari 2011 eenvoudiger uitzien, u krijgt iedere rit bestaande uit één of meer orders separaat per kenteken overzichtelijk afgerekend. Op de afrekening krijgt u meteen het netto tarief afgerekend [..]”.
Op een afrekening van NVO aan Westra van 8 april 2011 (productie 10 van Westra) staat onder meer het volgende:
“AFREKENING
Creditnota nr. [nummer] Datum [datum]
Crediteurnr 594241 Uw btw nr NL008717291B01
Datum Referentie Omschrijving Bedrag
Ritnr : 8522 Trailer : OH86ZH WES567 Koeltrailer
11-3-2011 9475/1 BP-PP-14 30 pallet Helsingborg (SE) – Melle (DE) € 456,00
11-3-2011 9475/1 BS-BJ-77 30 pallet Helsingborg (SE) – Melle (DE)
BTW
19% (exclusief) over € 456,00 € 86,64
€ 456,00
Ritnr : 9734 Trailer : OH48NG WES565 Koeltrailer
24-3-2011 11847/1 BP-PP-14 20 pallet (80 x 120) Breda (NL) - Helsingborg (SE) € 911,76
24-3-2011 11847/2 BP-PP-14 10 blokpallet Ridderkerk (NL) - Helsingborg (SE) € 900,17
BTW
19% (exclusief) over € 1.811,93 € 344,26
€ 1.811,93
[..]”.
Op de overige in het geding gebrachte afrekeningen van NVO aan Westra (producties 14 en 15 van Westra) staan soortgelijke vermeldingen.
3.2.3.
NVO neemt niet het standpunt in dat zij niet is gebonden aan de Bijlage.
Tussen partijen is niet in geschil dat NVO die brief van 19 december 2010 en die afrekeningen aan Westra heeft gestuurd. Evenmin is in geschil dat NVO aan Westra overeenkomstig die afrekeningen, maar onder aftrek van door NVO aan Westra gefactureerde bedragen, heeft betaald.
3.2.4.
Bij deze stand vaan zaken moet het oordeel zijn dat Westra als vervoerder, daarbij vertegenwoordigd door de Coöperatie, met NVO als opdrachtgever (afzender) een in de Bijlage vastgelegde raamovereenkomst heeft gesloten tot het in opdracht van NVO uitvoeren door Westra van transporten en dat NVO op basis van die raamovereenkomst transporten aan Westra heeft opgedragen en via haar afrekensysteem met Westra heeft afgerekend. In ieder geval heeft Westra zodanige contractuele verhouding uit de genoemde verklaringen en gedragingen van NVO mogen afleiden.
NVO heeft geen bescheiden in het geding gebracht die op een raamovereenkomst, dan wel op vervoerovereenkomsten tussen Westra en de Coöperatie duiden.
De rechtbank verwerpt dan ook het betoog dat niet NVO, maar de Coöperatie als de opdrachtgever van Westra moet worden aangemerkt.
3.3.
Uit het bepaalde in artikel 23 van de Bijlage volgt dat eventuele wijzigingen in de contractuele relatie tussen NVO en de leden van de Coöperatie, zoals Westra, door NVO aan die leden zullen worden medegedeeld. De brief van NVO aan de leden van de Coöperatie van 19 december 2010 spoort daarmee.
Gesteld noch gebleken is dat, afgezien van de bij de brief van 19 december 2010 medegedeelde wijzigingen, tussen NVO en Westra wijzigingen van de bepalingen van de Bijlage zijn overeengekomen.
3.4.
Op het vorenstaande en op de regel dat (slechts) de contractspartijen in staat zijn om een tussen hen bestaande overeenkomst te wijzigen, stuit af het verweer van NVO dat ingevolge binnen de Coöperatie genomen besluiten wijzigingen op de (raam)vervoerovereenkomst(en) tot stand zijn gekomen zonder dat daarbij specifiek naar (bepalingen van) de Bijlage is verwezen, dat NVO op die wijzigingen jegens Westra beroep kan doen en dat Westra daaraan jegens NVO gebonden is. Weliswaar is de opzet van de in de Bijlage vastgelegde raamovereenkomst binnen het kader van de Coöperatie tot stand gekomen (zoals de Coöperatie de leden, waaronder Westra, bij de raamovereenkomst vertegenwoordigde), maar die omstandigheid is onvoldoende om afbreuk te doen aan de zelfstandigheid van de raamovereenkomst en de gebondenheid van NVO en Westra daaraan.
3.5.
Derhalve diende tussen NVO en Westra overeenkomstig de Bijlage en de wijziging daarop van 19 december 2010 te worden afgerekend.
Dat bekent dat door NVO, naast haar provisie van 4%, door haar betaalde kosten voor tolgelden (brobizz), ferryovertochten, bootfacturen en tolgelden (hierna: ferrykosten e.d.) aan Westra mochten worden doorbelast (artikel 16.3 en 16.4 van de Bijlage).
Om deze reden kan de onder A gevorderde verklaring voor recht niet worden gegeven.
Waar het om doorbelasten gaat, diende NVO de bewijzen van haar betalingen van de in artikel 16.3 en 16.4 van de Bijlage bedoelde kosten desgevraagd aan Westra te verschaffen. Niet in de Bijlage c.q. de brief van 19 december 2010 vermelde kostenposten, zoals de kosten van opslag of overslag, mocht NVO niet aan Westra doorbelasten.
3.6.
Ook zijn NVO en Westra gebonden aan het bepaalde in artikel 16.9 van de Bijlage, dat op Westra de verplichting legt om binnen drie maanden bij NVO te reclameren over onjuistheden in de afrekeningen. Deze regeling vormt een uitwerking van de algemene regel van artikel 6:89 BW dat een schuldeiser zijn recht verliest indien hij niet binnen bekwame tijd bij de schuldenaar protesteert.
3.6.1.
NVO doet een beroep op die bepaling en stelt dat Westra die klachttermijn niet in acht heeft genomen.
3.6.2.
Westra betwist dat zij niet tijdig heeft geprotesteerd. Zij voert aan dat zij uit de afrekeningen van NVO niet kon vaststellen dat NVO naast de in de Bijlage toegelaten kosten ook andere kosten in mindering bracht, zoals kosten voor overslag of opslag, zodat de klachttermijn ten aanzien daarvan niet heeft kunnen gaan lopen. Bovendien heeft Westra bij haar producties 10 tot en met 17 e-mailberichten overgelegd waarin zij over de desbetreffende afrekeningen protesteert, onder meer over kosten van overslag.
3.6.3.
Het beroep van NVO op de rechtsgevolgen van de vervaltermijn van artikel 16.9 van de Bijlage is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien en voor zover dat beroep betrekking heeft op door NVO in mindering gebrachte kosten welke niet in de afrekeningen of de facturen van NVO zijn gespecificeerd. Tussen NVO en Westra was, immers, in de Bijlage overeengekomen dat NVO voor de administratieve afwikkeling van de transporten zou zorgdragen en dat Westra geen facturen aan NVO zou sturen (artikel 16.8 Bijlage), zodat NVO volledige rekening en verantwoording van de transporten aan Westra diende te verschaffen.
3.6.4.
NVO stelt dat Westra op de hoogte was dat NVO ferrykosten e.d. en kosten wegens overslag en opslag in mindering bracht op de vergoedingen.
3.6.5.
De ferrykosten e.d. bracht NVO door middel van facturen aan Westra in rekening. Dat blijkt ook uit de producties 5 en 6 van Westra. Westra diende die facturen, als onderdeel van de afrekeningen, binnen drie maanden te bestuderen en daarover waar nodig navraag te doen of te protesteren. Indien Westra van de in rekening gebrachte ferrykosten e.d. onderbouwende bescheiden van NVO verlangde, diende zij daarom binnen drie maanden te vragen. Gesteld noch gebleken is dat Westra zo tijdig over de ferrykosten e.d. heeft geprotesteerd. Door niet tijdig te reclameren is het recht van Westra ingevolge artikel 16.9 van de Bijlage wat dat betreft vervallen.
Daarom komt het gedeelte van de vordering dat ferrykosten e.d. betreft niet voor toewijzing in aanmerking.
3.6.6.
In geen van de in het geding gebrachte afrekeningen (producties 10, 14 en 15 van Westra) wordt een post voor overslag of opslag in mindering gebracht op de aan Westra toekomende vergoedingen, evenmin in enige in het geding gebrachte factuur.
Getuige de desbetreffende klachten van Westra bracht NVO bij die afrekeningen wel dergelijke kosten in mindering. Kennelijk heeft Westra wel begrepen dat NVO dergelijke kosten in mindering bracht, getuige haar producties 10 tot en met 17, maar die omstandigheid alleen brengt niet mee dat Westra geacht moet worden alle door NVO in mindering gebrachte kosten van opslag of overslag te hebben herkend.
Daarom gaat het beroep van NVO op de vervaltermijn van artikel 16.9 van de Bijlage niet op ten aanzien van de klachten van Westra over het (stilzwijgend) in mindering brengen van kosten van opslag en overslag.
3.7.
NVO doet voorts een beroep op verjaring van de vorderingen van Westra, stellende dat de termijn van artikel 16.11 van de Bijlage was verstreken voordat Westra haar vordering deed gelden.
Dat betoog treft geen doel, omdat het is gebaseerd op een onjuiste lezing van artikel 16.11 van de Bijlage. In dat artikel wordt, immers, niet meer of anders bepaald dan dat Westra binnen één jaar na het desbetreffende transport de bescheiden, dan wel documenten aan NVO diende voor te leggen ter onderbouwing van haar aanspraak op een vergoeding als bedoeld in artikel 16.6 van de Bijlage. Iets dergelijks speelt niet in deze zaak.
3.8.
Westra heeft na het ter comparitie tussen partijen overeengekomen onderzoek gespecificeerd dat NVO een bedrag van € 82.975,38 aan (niet in de afrekeningen of facturen van NVO gespecificeerde) kosten wegens opslag of overslag in mindering heeft gebracht op de aan Westra toekomende vergoedingen. NVO heeft dat bedrag en de specificatie daarvan niet (inhoudelijk) betwist.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat NVO het bedrag van € 82.975,38 ten onrechte niet aan Westra heeft betaald. Dat bedrag komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
3.9.
Over het bedrag van € 82.975,38 is NVO de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de datum waarop die vordering in rechte geldend is gemaakt, 30 maart 2016.
3.10.
Waar het in deze zaak gaat om ten onrechte door NVO ingehouden bedragen, passeert de rechtbank het verweer met betrekking tot de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis.
3.11.
De rechtbank zal NVO als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen.
De aan de zijde van Westra tot deze uitspraak gevallen kosten zal de rechtbank begroten op:
  • dagvaarding € 77,84
  • griffierecht € 613,00
  • salaris advocaat € 4.023,00(4,5 punten in Liquidatietarief IV)
totaal € 4.713,84.

4.De beslissing

De rechtbank,
4.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen de hoofdsom van € 82.975,38 (tweeëntachtigduizend en negenhonderdvijfenzeventig 38/100 euro) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente te berekenen vanaf 30 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten;
begroot de aan de zijde van eiseres tot deze uitspraak gevallen proceskosten op € 4.713,84 (vierduizend en zevenhonderddertien 84/100 euro);
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016.
1928