Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4]
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2016.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een moeder, haar echtgenoot en hun twee minderjarige kinderen, een contactverbod tegen de (schoon)ouders van de moeder. De eisers stelden dat de relatie met de gedaagden, die de ouders van de moeder zijn, ernstig verstoord was en dat dit negatieve gevolgen had voor de kinderen, met name voor de oudste, die gediagnosticeerd was met ADHD. De eisers vorderden dat gedaagden hen gedurende een periode van vijf jaar op geen enkele manier mochten benaderen, met een dwangsom als sanctie bij overtreding. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet voldoende was onderbouwd. Er ontbraken concrete incidenten en feiten die de vordering konden rechtvaardigen. De rechtbank merkte op dat een contactverbod een ernstige inbreuk vormt op de vrijheid van meningsuiting en het recht op vrije verplaatsing. De rechtbank concludeerde dat er geen deugdelijke grondslag was voor de vordering en wees deze af. Tevens werden de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 1.192,- werden begroot.