ECLI:NL:RBROT:2016:6191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
507044 / HA RK 16-652
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en beperking van toekomstige wrakingsverzoeken in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 augustus 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had eerder, op 11 juli 2016, een beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, waarbij haar bezwaar tegen een besluit van 15 november 2006 kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Tijdens de behandeling van deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter, mr. L.A.C. van Nifterick, verzocht. Dit verzoek werd op 22 juli 2016 door de wrakingskamer afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens meerdere keren de wraking van de rechter aangevraagd, waarbij zij stelde dat de rechter niet rechtmatig had gehandeld door het onderzoek te sluiten zonder haar de gelegenheid te geven te repliceren.

De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om het onderzoek te sluiten niet onbegrijpelijk was, gezien de uitputtende mondelinge behandeling die had plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte dat wraking slechts kan worden toegewezen bij uitzonderlijke omstandigheden die wijzen op partijdigheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid en dat de wrakingsverzoeken ongegrond waren. Bovendien werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze procedure niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door verzoekster.

De rechtbank heeft de verzoeken tot wraking afgewezen en de beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 507044 / HA RK 16-652
Beslissing van 10 augustus 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde],
strekkende tot wraking van:
mr. L.A.C. van Nifterick, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 11 juli 2016 is door de rechter behandeld het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: de gemeente) van 2 februari 2016, houdende kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de gemeente van 15 november 2006. Die procedure draagt als kenmerk ROT 16/1610.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
Bij beschikking van 22 juli 2016 heeft de wrakingskamer in deze rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen.
Bij brieven van de griffier van 25 juli 2016 – gerectificeerd bij brieven van 26 juli 2016 – is aan verzoekster en aan de gemeente meegedeeld dat de rechtbank het onderzoek in de beroepsprocedure sluit en binnen zes weken na verzending van die brief uitspraak zal doen.
Bij brief van 28 juli 2016 heeft de gemachtigde van verzoekster andermaal de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoekster, haar gemachtigde, de rechter, alsmede mr. E. Nijhof, de gemachtigde van de gemeente zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt en heeft per e-mail van 28 juli 2016 meegedeeld dat zij niet berust in de wraking, dat zij verhinderd is ter zitting van de wrakingskamer te verschijnen en dat zij geen bezwaar heeft tegen behandeling van het wrakingsverzoek buiten haar aanwezigheid.
Ter zitting van 3 augustus 2016, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, is verschenen: de gemachtigde van verzoekster, bijgestaan door mevrouw [naam] als notuliste.
De rechter en mr. E. Nijhof zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
De gemachtigde van verzoekster heeft het standpunt van verzoekster nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • de brief van de gemachtigde van de gemeente, gedateerd 1 augustus 2016;
  • het faxbericht van verzoekster, gedateerd 2 augustus 2016;
  • het (in twee gedeelten ingezonden) faxbericht van verzoekster, gedateerd 3 augustus 2016.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende doen aanvoeren - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
De brief van 25 juli 2016 is niet rechtmatig ondertekend, want het is niet aan de griffier om een dergelijk essentieel besluit als het sluiten van het onderzoek te nemen. Zoals het nu voorligt kan er geen sprake zijn van sluiten van het onderzoek.
2.1.2.
De rechter heeft het onderzoek in de procedure van verzoekster tegen de gemeente gesloten terwijl volgens de Procesregeling bestuursrecht minimaal de mogelijkheid moet worden geboden van repliceren en dupliceren. Zoals het nu voorligt heeft zelfs dupliceren op het verweerschrift van de gemeente van 4 juli 2016 nog niet plaatsgevonden.
2.1.3.
Verzoekster heeft het recht de zaak aan te houden totdat de gemeente voldoet aan Hoofdstuk 1 van de Algemene wet bestuursrecht door de tekenbevoegdheid rechtmatig te maken. Het gaat om de aanstelling van een zeer beperkt aantal nieuwe medewerkers, waaronder verzoekster, als ambtenaar bij het Openbaar Lichaam Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden.
2.1.4.
De rol van de rechter is om de toepassing van Hoofdstuk 1 van de Algemene wet bestuursrecht te handhaven. In die rol heeft zij gefaald. De rechter kan het veranderingsproces niet zelf tot stand brengen – dat doet de genoemde wet zelf, deze wet stuurt – en dat kan slechts indien de zaak van verzoekster wordt aangehouden totdat alle door verzoekster omschreven verzuimen door de gemeente zijn hersteld. Verzoekster zal elke volgende rechter, die de zaak met dit doel niet wil aanhouden, eveneens wraken.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Ter zitting van 11 juli 2016 heeft de rechter – na een mondelinge behandeling van de zaak van verzoekster van circa 55 minuten, waarbij de gemachtigde van verzoekster uitvoerig aan het woord was geweest – meegedeeld dat zij in het kader van de tijd ging afronden, dat zij de zaak niet aanstonds zou gaan aanhouden en een nieuwe zittingsdatum zou bepalen, alsmede dat zij het onderzoek ter zitting ging sluiten en er nog eens goed over ging nadenken.
3.5
Nadat het daaropvolgende wrakingsverzoek van verzoekster door de wrakingskamer was afgewezen, heeft de rechter de zaak weer ter hand genomen en zijn de hiervoor reeds genoemde brieven van de griffier van 25 juli 2016 aan de procespartijen toegezonden.
Aan die brieven kleeft niet een gebrek als door verzoekster is omschreven. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de bestuursrechter beslist over de sluiting van het onderzoek, maar zowel in de Algemene wet bestuursrecht als ook in de Procesregeling bestuursrecht zijn geen bepalingen opgenomen op grond waarvan die beslissing vervolgens ook door middel van een door de rechter ondertekende beslissing aan partijen wordt meegedeeld. In dit geval heeft de rechter besloten het onderzoek te sluiten en die beslissing is door de griffier middels de hiervoor genoemde brieven aan partijen medegedeeld. Die wijze van mededelen vormt niet een aanwijzing voor partijdigheid van de rechter of van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van de rechter.
3.6
Deze beslissing van de rechter is ook verder niet onbegrijpelijk. Immers, de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting op 11 juli 2016 was naar het oordeel van de rechter – zoals zij aan het einde van die behandeling te kennen gaf – uitputtend geweest en zij maakte aanstalten die behandeling af te ronden en het onderzoek te sluiten. Gelet hierop heeft de rechter nadat het wrakingsverzoek van 11 juli 2016 was afgewezen kunnen besluiten het onderzoek te sluiten.
3.7.
Verzoekster heeft tevens aangevoerd dat haar tenminste de gelegenheid had moeten worden gegeven om te dupliceren. Nog daargelaten de vraag of verzoekster ten aanzien van die grond ontvankelijk is in het verzoek, aangezien zij die grond had moeten aanvoeren in het kader van het wrakingsverzoek van 11 juli 2016, nu op grond van artikel 8:16, eerste lid van de Awb het wrakingsverzoek gedaan dient te worden zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden, oordeelt de rechtbank ook overigens dat van een recht op repliek nadat het onderzoek ter terechtzitting reeds is aangevangen, niet blijkt uit de wet of de hiervoor genoemde Procesregeling.
3.8
Van een persoonlijk falen van de rechter door het niet toepassen dan wel handhaven van de Algemene wet bestuursrecht is niet gebleken; in ieder geval kan die conclusie niet worden gedragen door de enkele omstandigheid dat de rechter het onderzoek heeft gesloten en daarmee heeft besloten niet tot aanhouding van de zaak en bepaling van een nieuwe zittingsdatum over te gaan.
3.9
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.1
Verzoekster heeft ter zitting van 3 augustus 2016 bij monde van haar gemachtigde meegedeeld dat zij elke volgende rechter, die niet bereid is de behandeling van haar zaak aan te houden en de gemeente op te dragen de door haar omschreven verzuimen in overleg met verzoekster te herstellen, te zullen wraken. Nu verzoekster de behandelend rechter reeds tweemaal op deze grond heeft gewraakt en aankondigt dit steeds opnieuw te zullen doen indien aan haar processuele wensen geen gevolg wordt gegeven, maakt verzoekster gebruik van het middel van wraking op een wijze waarvoor dat niet is bedoeld. Vanwege dit misbruik zal thans tevens worden beslist dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking van de behandelend rechter in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. L.A.C. van Nifterick;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de onderhavige procedure niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. P.C. Santema en
mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 augustus 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster en haar gemachtigde
- mr. L.A.C. van Nifterick
- mr. E. Nijhof