Op 10 augustus 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had eerder, op 11 juli 2016, een beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, waarbij haar bezwaar tegen een besluit van 15 november 2006 kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Tijdens de behandeling van deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter, mr. L.A.C. van Nifterick, verzocht. Dit verzoek werd op 22 juli 2016 door de wrakingskamer afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens meerdere keren de wraking van de rechter aangevraagd, waarbij zij stelde dat de rechter niet rechtmatig had gehandeld door het onderzoek te sluiten zonder haar de gelegenheid te geven te repliceren.
De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om het onderzoek te sluiten niet onbegrijpelijk was, gezien de uitputtende mondelinge behandeling die had plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte dat wraking slechts kan worden toegewezen bij uitzonderlijke omstandigheden die wijzen op partijdigheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid en dat de wrakingsverzoeken ongegrond waren. Bovendien werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze procedure niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door verzoekster.
De rechtbank heeft de verzoeken tot wraking afgewezen en de beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters ter openbare zitting.