ECLI:NL:RBROT:2016:5916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
501117 / HA RK 16-354
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.B. Sodenkamp. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M. Munsterman, de teamvoorzitter en rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, bestuur team 2. De verzoekster had in haar wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechter de schijn van niet-onpartijdigheid had gewekt door in een brief van 3 mei 2016 te mededelen dat er geen nadere stukken bij de verweerder zouden worden opgevraagd en dat dit pas ter zitting van 7 juni 2016 zou worden beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter niet onbegrijpelijk was en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid waren. De vrees van de verzoekster voor vooringenomenheid werd niet objectief gerechtvaardigd geacht. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/501117 / HA RK 16-354
Beslissing van 31 mei 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. H.B. Sodenkamp,
strekkende tot wraking van:
mr. M. Munsterman, teamvoorzitter en rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, bestuur team 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechtbank, afdeling publiek, bestuur team 2, is aanhangig het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] d.d. 27 november 2015, inhoudende een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen een trajectplan in het kader van Aan het werk Spoor 1. Deze procedure draagt als kenmerk ROT AWB 15/7652.
Bij faxbericht van 5 mei 2016 (09.22 uur) heeft de gemachtigde van verzoekster in het aanvullende beroepschrift de wraking van de rechtbank en de behandelende rechter verzocht.
Nu de zaak nog niet is toebedeeld aan een rechter, wordt het wrakingsverzoek geacht te zijn gericht tegen de teamvoorzitter van de afdeling publiek, bestuur team 2.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het dossier in de bodemprocedure met kenmerk ROT AWB 15/7652;
- het schriftelijke wrakingsverzoek.
Verzoekster en haar gemachtigde alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor die zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 18 mei 2016 alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoekster is van mening dat de rechter door haar schrijven van 3 mei 2016 waarin is medegedeeld dat het onderliggende dossier integraal niet zal worden opgevraagd, maar eerst op de zitting van 7 juni 2016 bezien zal worden of het opvragen van nadere stukken nodig is, de schijn van niet-onpartijdigheid heeft opgewekt.
2.2
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens brief van 3 mei 2016 is - namens de rechter - aan verzoekster medegedeeld dat naar aanleiding van haar schrijven van 21 maart 2016 en 14 april 2016 geen nadere stukken bij verweerder zullen worden opgevraagd en dat de rechter ter zitting van 7 juni 2016 zal bezien of het opvragen van nadere stukken nodig is. Deze beslissing is niet zodanig onbegrijpelijk dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kan worden ontleend. Een eventueel daaromtrent bestaande vrees aan de zijde van verzoekster is niet objectief gerechtvaardigd.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. M. Munsterman.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 mei 2016 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-